Route 5 – Adolf Hitler 1

cover1

De jongeman naast Rheinhold Hanisch wordt bijna gek van enthousiasme. Samen wonen ze in het tehuis voor daklozen, maar ze hebben een handeltje in prentbriefkaarten opgezet, en konden zich vanavond een avondje bioscoop wel veroorloven. Ze zijn naar Der Tunnel geweest, en zo gaat het met hem altijd: hij vindt iets verschrikkelijk of hij is zó enthousiast dat hij er dagenlang niet meer over op kan houden. Het is altijd Alles Of Niets. En vanavond, terwijl ze door de straten van Wenen lopen, is het heel erg Alles. Hij heeft in de film een begenadigd spreker een toespraak zien houden…één enkele toespraak die een massa arbeiders tot opstand brengt.

De dagen erna blijft hij erover doorgaan. Over de macht van de toespraak. Tot Rheinhold Hanisch in opstand komt en vraagt of hij alsjeblieft zijn mond zou willen houden.

De jongeman met de vurige ogen kijkt intens beledigd en doet er dan mokkend het zwijgen toe.

Dan nog wel. Er zal een tijd komen dat niemand Adolf Hitler de mond nog kan snoeren.

Eigenlijk heette hij Schicklgruber, maar het is een geluk voor Adolf Hitler geweest dat zijn vader z’n achternaam veranderd heeft. Het zou een potsierlijke klank hebben gehad, als de legerscharen de arm hadden moeten heffen en daarbij hadden geroepen: Heil Schicklgruber!

Voor Adolf zelf was dat nog niet genoeg. Hij liet zich door intimi Wolf noemen. Zijn auto’s bouwde hij in Wolfsburg en zijn hoofdkwartier heette Wolfsschanze. Alleen: Hitler hàd geen intimi. Hij was een armzalig schepsel dat geen enkele vriend had, geen noemenswaardig privé-leven, geen mogelijkheid om met mensen te communiceren. De vrouwen die hij verleidde kwamen een voor een tot de conclusie dat deze man niets wilde geven, alleen maar afstand wilde, als iemand die iets te verbergen heeft. Op een afstandje liet hij ze verhongeren, de eenzame wolf, vervuld van alleen zichzelf. En een voor een dreef hij ze tot zelfmoord: Maria Reiter, Angelika Raubal, Eva Braun…

Was het omdat het enige contact met zijn vader ooit de pakken slaag waren die hij kreeg? Omdat hij alleen maar lagere school had? Tweemaal was afgewezen voor de kunstacademie? Het in het leger niet verder had gebracht dan korporaal? Hoe het ook zij…je moet als jongeman al aardig verknipt zijn geraakt als je aan je memoires begint te schrijven en die Mein Kampf noemt.

Het was een boek dat iedereen in de kast had staan in Duitsland, toen Hitler via allerlei slimme intriges aan de macht kwam. Iedereen had het dus wel kunnen weten. Want het stond er letterlijk in: levensruimte zoeken in het Oosten en…de Joden allemaal vernietigen. Maar het was zo’n mislukte bestseller die iedereen in de kast zette, maar die niemand las. Het was namelijk een ontzettend slecht geschreven en saai boek…persoonlijke klaagzang van een mislukte zeur.

Ze hadden het kunnen weten, toen ze achter de dwerg aanholden die haat predikte. Ze liepen achter een bekrompen burgermannetje aan, dat de wereld niet begreep zolang hij hem niet naar zijn hand had gezet. Wiens ontwikkeling al in een vroeg stadium stil was komen staan, en die niets kon met tegenspraak of andere meningen. Daarom zien we hem zo vaak op foto’s met kinderen en met honden, en sprak hij het liefst met secretaresses en chauffeurs. Daar hoef je namelijk geen constructieve gesprekken mee te voeren. Daarom wilde hij elke dag hetzelfde aan, daarom wilde hij elke dag hetzelfde eten, daarom vertelde hij zijn hofhouding altijd weer dezelfde verhalen. Daarom wilde hij de wereld herscheppen tot een wereld die hij in zijn bekrompenheid kon begrijpen. Waren de andere landen tegen zijn idee van Lebensraum? Dan zou hij ze onderwerpen! Woonde een volk ergens waar hij ze niet wilde hebben? Dan zou hij ze verplaatsen. Waren de rassen anders dan hij ze zich voorstelde? Dan zou hij ze vernietigen, uitselecteren, wegfokken en opkweken tot alles zo was als hij het zich had voorgesteld.

In 1944 wist Hitler dat hij de oorlog allang verloren had. De enige reden dat hij zijn soldaten liet doorvechten was om achter de linies zijn werk in Auschwitz af te kunnen maken. Als een drammerig kind, dat koste wat het kost zijn zin wil hebben. De laatste Joden die de gaskamers in werden gevoerd konden de tanks van de bevrijders al horen!

Soms maakt het noodlot een macabere grap door ons één mens te sturen wiens leven zo’n groteske mislukking wordt dat hij ons allemaal meesleept in zijn persoonlijk drama. Na meer dan 50 jaar duizelt het ons nog, en is de naam Adolf Hitler er nog altijd een waarover we liever zwijgen. Zoals de Duitsers zwegen, en zoals ook wij gezwegen hebben, terwijl het allemaal gebeurde. Toch zullen we het grootste drama aller tijden nooit begrijpen als we blijven doen alsof hij nooit heeft bestaan…

Daarom, deze en volgende week in Route 5: de man voor wie in het hiernamaals een aparte plek is gereserveerd, niet omdat hij bizonder is, maar omdat niemand naast hem wil zitten: Adolf Hitler.

Ook tijdens zijn leven is Adolf Hitler geen jongeman die vrienden maakt. Daarvoor is de schuchtere Oostenrijker uit het provincieplaatsje Linz te veel een Einzelgänger. Adolf is, ook als hij naar Wenen is verhuisd om daar kunstschilder te worden, iemand bij wie zijn hospita nooit voetstappen zal horen op de trap. Een egocentrische dromer is hij, niet in staat zich aan iemand te geven in vriendschap of liefde; een iele en bleke slungel die in zijn eigen fantasie-wereldje leeft. Een wereld waarin alleen plaats is voor mensen en gedachten die hij kan begrijpen. Het is een bedeesdheid die plotseling kan omslaan in een woede-aanval, als de zaken niet lopen zoals hij ze bedacht had. Bijvoorbeeld als hij een lot heeft gekocht en de hoofdprijs in zijn fantasieën al heeft gewonnen. Hij gaat zelfs al enthousiast kijken naaar een droomvilla aan de Donau, waar hij zijn oog op heeft laten vallen. Zijn verdriet en razernij, als hij niets gewonnen blijkt te hebben, zijn niet alleen angstaanjagend in felheid, ook lachwekkend: want Adolf houdt lange tirades over de corruptie die heerst bij de Loterij en bij de gehele Oostenrijkse staat.

Het is een karaktertrek die hij van zijn vader moet hebben geërfd. Want ook Alois Hitler, een keurige Chef van de Douanedienst, is thuis gevreesd om zijn woede-uitbarstingen. De man tiranniseert zijn gezin en slaat zowel Adolf’s moeder als hemzelf regelmatig. De zachtaardige Klara kan haar zoon niet lijfelijk in bescherming nemen tegen de tiran die haar man is…maar dat compenseert ze door hem met extra veel liefde te omringen. Als ze komt te overlijden huilt Adolf Hitler bittere tranen; zijn moeder was de enige van wie hij ooit heeft gehouden, en dat zal de rest van zijn leven zo blijven. Er zullen geen vrouwen meer in zijn leven komen die de vergelijking met zijn moeder kunnen doorstaan, en aan wie hij zal durven laten zien wie hij werkelijk is. Hij zal de Maria’s, de Angelika’s en de Eva’s zoveel mogelijk op afstand houden, bang als hij is voor de vrouwelijke hang naar intimiteit.

Adolf Hitler loopt over straat in Wenen, de stad waar hij kunstschilder zal worden. Vaak is hij met zijn schetsboek in de stad te vinden, en dan schildert hij gebouwen…het liefst monumentale gebouwen. Als ze er niet staan, dan zet hij ze er gewoon neer, de monumentale gebouwen waarin hij zijn eigen anonieme nietigheid onderdak kan geven. Ooit, zo fantaseert hij, zal hij in Linz, waar hij vandaan komt, zulke gebouwen neerzetten, als hij het via de kunstacademie tot architect heeft geschopt. Hij zal van Linz de stad maken zoals hij hem in gedachten heeft. Zoals hij in zijn kleinburgerlijke halsstarrigheid ooit van alles datgene zal maken wat hij wil zien, simpelweg door weg te snijden wat hij niet wil zien.

Bijvoorbeeld: de Mickaelerplatz, 1911. De jeugdige kunstschilder Hitler geeft het plein volledig weer, op één gebouw na, een herenmodezaak ontworpen door de moderne architect Adolf Loos. Hitler zet er doodleuk een 18e eeuws huis voor in de plaats. Enkele jaren later zal diezelfde Hitler in militaire dienst gaan en gestationeerd worden in België. Bij een bezoek aan de Nederlandse stad Rotterdam schildert hij een mooi doorkijkje door een straatje met de Laurenskerk erachter. In dit geval hoeft hij op het schilderij niets weg te laten. Vele jaren later zal hij het origineel wegbombarderen!

Maar zover is het nog niet. Voorlopig is hij een aankomend kunstenaar die door Wenen wandelt, samen met de enige jeugdvriend die hij ooit gehad heeft, August Kubicek. Hij heeft August ontmoet in het theater, waar Adolf graag naartoe gaat om er weg te zwijmelen bij de heroïsche opera’s van Richard Wagner. Hitler heeft niet genoeg geld om riant te kunnen zitten, maar hij neemt graag genoegen met een goedkope staanplaats. Als hij zichzelf onderdompelt in de mythische Oudgermaanse wereld van Lohengrin of de Nibelungen is hij zo in extase dat hij toch niet weet of hij zit of staat. Hij woont op die momenten in het land dat zijn ideale land is. Hij hoeft het niet te delen met de door hem gehate buitenlanders die buiten het Operagebouw op straat lopen in het Rassen-Babylonië zoals hij Wenen vaak noemt. Na elke opvoering kan hij uren tegen August aanpraten, over het genie Wagner, en de grootsheid van het Germaanse Rijk dat ooit bestaan moet hebben. August zelf zegt niet veel. Hij is geen prater, dus luistert hij naar de eindeloze verhalen van zijn metgezel. Af en toe vult hij iets aan, maar Hitler hoort het niet eens. Hij is tezeer vervuld van zijn eigen gedachten.

Na een paar maanden begint het August Kubicek, die met Adolf Hitler op kamers woont, op te vallen dat Adolf ’s morgens in bed blijft liggen als August naar het conservatorium gaat, en dat hij er ’s middags nooit is, en wat rondzwalkt in de stad. Hoeft Adolf nooit te studeren? Heeft hij geen colleges op de Kunstacademie? Dan komt het hoge woord eruit, snerpend, in een verschrikkelijke aanval van razernij: “De Academie? Allemaal ouwe versteende staatsdienaren, bureaucraten, boerenpummels. Ze zouden die hele academie moeten opblazen.”

Adolf Hitler is afgewezen op de academie. En zoals altijd is het de schuld van alle anderen. Dat hij misschien niet genoeg talent heeft komt niet in hem op. Hij was er vast van overtuigd dat hij door de selectie zou komen. Hij heeft zich er vantevoren niet druk over gemaakt, zich niet voorbereid op het toelatingsgesprek, slenterde liever wat door de stad dan dat hij aan het werk ging om voldoende schetsen te kunnen laten zien.

En ook nu tuimelt de jonge kunstenaar Adolf Hitler weer in een tomeloze diepte. Als het geld dat zijn tante hem meegaf naar Wenen op is, kan hij zijn kamer niet meer betalen, en raakt aan lager wal. Het fatje, dat in een blauwe mantel, met een modieuze gleufhoed en de wandelstok met ivoren knop erop door Wenen wandelde, wordt een zwerver die ’s nachts in een opvangtehuis slaapt en overdag in vodden naar monumentale gebouwen loopt te staren…tot ze bijna uit het zicht zijn verdwenen…

Twee jaar lang zwerft Adolf Hitler als een paria door Wenen, op versleten schoenen, opgevuld met kranten, sterk vermagerd, gekleed in vodden. En zoals het ooit een Joodse arts was die zijn geliefde moeder met een jodoform-injectie liet inslapen toen haar sterfbed te pijnlijk werd, zo zijn het ook nu ironisch genoeg Joodse lijstenmakers en stoffeerders die de sloeber Hitler op het laatste moment uit de definitieve anonimiteit trekken. Zij zijn het namelijk die prentjes van de gesjeesde kunstschilder kopen en hem in feite uit het moeras van de grote stad trekken. Samen met een lotgenoot uit het armenhuis begint Hitler een handeltje in prentbriefkaarten, die ze in cafés aan de man brengen…tot hij zijn dagelijks verblijf kan betalen in een logement voor mannen. Een tehuis waar ambtenaren, academici, officieren tijdelijk een kamer kunnen huren als het leven even tegenzit, en waar nu ook de kunstenaar Adolf Hitler zijn intrek neemt. Elke dag is hij te vinden in de leeskamer, waar hij zijn eigen stoel heeft. En waar nieuwe gasten niet zelden wordt toegesist: “Niet daar. Daar zit herr Hitler.”

Herr Hitler wordt door de andere gasten al gauw bekeken als een zonderling. Want je ziet hem zelden met iemand praten…is het norsheid of verlegenheid? Hoewel… er wordt in de leeskamer ook vaak gediscussieerd door de mannen, en dan breekt er altijd wel een moment aan dat de altijd in een boek of in eigen gedachten verzonken Adolf Hitler een flard opvangt van een betoog, en plotseling opspringt omdat hij zich niet meer in kan houden, daarbij woest zijn pen of penseel op tafel smijtend. Er volgt dan een betoog, vurig van verontwaardiging, op schrille toon. In sommige gevallen onderbreekt hij zichzelf, met een wegwerpend gebaar, alsof hij de mening van de anderen eigenlijk te onbenullig vindt om er nog energie in te steken.

In het mannenhuis kennen ze zijn meningen intussen allemaal. Ze weten dat ze hem het kwaadst kunnen maken met discussies over jezuieten en rooien. Soms proberen ze hem doelbewust op de kast te krijgen, die strikte bloedserieuze Oostenrijker. En het lukt altijd: want als Adolf Hitler twee eigenschappen ten enenmale mist, dan zijn dat wel gevoel voor humor en het vermogen om te relativeren. Kom niet aan de muziek van Wagner, aan de bouwwerken van Semper of aan het beleid van de populistische burgemeester Lueger…zeg niet dat de Katholieken of Communisten ook zo hun goeie kanten hebben…tenzij je bereid bent de rest van de avond naar de vlammende betogen te luisteren van een fanatiekeling die maar één mening kent: de zijne!

Als Adolf Hitler in 1913 van Wenen naar het Beierse München verhuist ontvlucht hij daarmee niet alleen zijn miezerige bestaandje in een multiculturele stad die hij verafschuwt…hij ontvlucht er ook de oproep voor de Oostenrijkse dienstplicht mee. Niet dat hij niet wil vechten…later zal hij zich enthousiast aanmelden voor het Duitse leger…hij wil alleen niet vechten voor Oostenrijk. Hij is zo vervult van zijn Germaanse fantasieën dat hij zich meer Duitser dan Oostenrijker voelt, en wat hem betreft zou zijn vaderland zo snel mogelijk moeten opgaan in een groot en almachtig moederland, het Groot-Duitse Rijk.

In München kijkt hij zijn ogen uit. Hier staan ze, de monumentale gebouwen waarvan hij altijd heeft gedroomd…hier klinkt de grootsheid van Wagner in elk park en aan elke avenue…dit is de stad van de Wittelbachs en van de grote keizer Ludwig de Eerste. Het is tekenend voor het bekrompen burgermannetje dat Adolf Hitler is: voor de tweede maal in zijn leven is Hitler ergens neergestreken waar het op dat moment bruist van de vernieuwingen. München staat op dat moment in het teken van moderne schilders als Kandinsky en Paul Klee. Als kopstukken van Der Blaue Reiter brengen zij met hun expressionisme een revolutie in de schilderkunst teweeg. Maar de mislukte kunstenaar en schilder van stadsgezichtjes uit Wenen ziet het niet eens. Het past simpelweg niet in de wereld die hij kan begrijpen en dus gaat de hele avantgarde aan hem voorbij.

En ook hier, ondanks zijn enthousiasme voor het monumentale verleden van de stad, vervalt Adolf Hitler weer in het oude stramien van zijn geesteloze bestaan. Pas ’s middags komt hij zijn bed uit op zijn kamer aan de Schleissheimer Strasze…Zijn hospita, kleermakersvrouw Poppe, herinnert zich een uiterst beleefde maar ook uiterst gereserveerde man, die nooit bezoek kreeg en soms een week lang zijn kamer niet af kwam.

Pas op 2 augustus 1914 neemt Adolf Hitler een besluit: temidden van een juichende massa op de Odeonplatz staat hij mee te juichen, en mee te roepen: Oorlog! Eindelijk oorlog! De stad is in euforie, want de oorlog zal in het verdeelde en verscheurde Duitsland eindelijk de langverwachte eenheid brengen. Een eenheid die ver te zoeken was in een land waar een Duitser het altijd over Pruisen of Beieren had, als hij van zijn Heimat sprak, nooit over Duitsland. Een land waarin diverse linkse en rechtse partijen elkaar bestreden op leven en dood. Na de moord op de Oostenrijkse kroonprins Franz Ferdinand door een Servische Partizaan sloeg de oorlogskoorts in Europa toe. In Duitsland roept Keizer Wilhelm: “Er zijn geen partijen meer, er zijn alleen nog Duitsers.” En ook jongeren en intellectuelen zien in de naderende oorlog een langverwacht medicijn tegen de niet-aflatende spanningen en crises in hun land.”

Een uitzinnige massa viert op de Odeonplatz in München dat het oorlog wordt. En temidden van hen staat een mislukte kunstschilder, en hij juicht mee. Want hij hoort de muziek van Wagner, hij ziet het mythische Germaanse Rijk ineens levensgroot voor zich.

Hitler meldt zich aan bij het leger, en mag gaan vechten in Vlaanderen. In de jaren die komen heeft de miezerige eenling uit Wenen eindelijk een thuis gevonden. Hij zal later beschrijven dat hij de gelukkigste jaren van zijn leven doorbracht bij zijn garnizoen. Des te groter is de ontgoocheling als Duitsland de oorlog verliest. Hitler ligt in het ziekenhuis, tijdelijk blind geworden door een aanval met mosterdgas, en hoort de anderen praten over de vernederingen die Duitsland als verliezer moet ondergaan…de gebieden die worden weggeroofd, de ontstellende bedragen die zullen moeten worden betaald. Voor het eerst na de dood van zijn moeder huilt Adolf Hitler. Nachtenlang. Hij is zijn thuis kwijt, hij is zijn land kwijt…hij is zijn droom kwijt.

Adolf Hitler weet dat de oorlog is afgelopen…maar hij smeekt zijn kapitein of hij gewoon in het leger mag blijven. “Het lot van Duitsland liet hem koud. Hij was gewoon een uitgeputte zwerfhond die een baas zoekt,” zal kapitein Karl Mayr later over hem zeggen. Hitler mag in het leger blijven, wordt opgeleid tot Informant. Hij krijgt tevens een opleiding Spreken In Het Openbaar. Later zal hij het geleerde in de praktijk brengen, en in de bierkelders van München zijn vurige redevoeringen houden, waarnaar iedereen als gehypnotiseerd zal luisteren. Eerst alleen de cafébezoekers…later heel Duitsland. Eindelijk heeft Hitler een talent in zichzelf ontdekt. Hij kan spreken, op zo’n manier dat alle anderen wel móeten luisteren. Het zal de mislukte schilder uit Oostenrijk in staat stellen zijn ideëen en idealen tot verschrikkelijke werkelijkheid te maken.

 

Share This

1 comment

  1. JP

    Route 5 – Adolf Hitler 1, het is jammer dat dit verhaal niet in zn geheel is te beluisteren!

Laat een antwoord achter aan JP Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *