Weet je het nog? Het ging er heel vaak over op verjaardagen. Altijd als het onderwerp van gesprek op vakanties terecht kwam dan was er wel een oom die plechtig verklaarde ontsnapt te zijn aan de levende hel. En dan had hij het niet over een verschrikkelijk vuur of ijzige koude…neen, dan stak hij zijn wijsvinger in de lucht en sprak plechtig: en toen reden wij…de Boulevard Peripherique op. En daarna volgt een vurige beschrijving van een gigantische rotonde van radeloosheid, de rondweg van zinloze blikschade. De Boulevard Peripherique was zoiets als het leger: je kwam er als een man weer af, en als je er niet geweest was kon je er niet over meepraten. Ik ben er geweest, ik hèb mijn moeder met drie kaarten op schoot de Porte de Lyon zien missen. Maar de schampschoten voorin de auto verbleken natuurlijk bij het oproer dat 3 jaar geleden uitbrak in de voorsteden langs die Peripherique, de bonlieus. Het bleken allesbehalve goeie plekken te zijn, die grauwe voorsteden waar de jongeren zich lopen te vervelen en de ene auto na de andere in brand steken. Maar buiten de Peripherique en de ring van grauwe flatgebouwen is er nog een buitenste ring om Parijs: een landelijke rondweg, die zich op een veilige afstand van 30 tot 50 kilometer om de hoofdstad heenslingert, een route langs filmstadjes, vorstelijke paleizen en schildershoeven. Een route die je voortdurend versteld zal doen staan dat er, zo dicht bij de hoofdstad, zoveel landleven te beleven valt. Dit is het Ile de France, een onontdekt gebied voor Nederlanders, die er doorheen razen op weg naar het Zuiden, of liever kiezen voor de boulevards, brasseries en boutiques van Parijs.
Hoe je er komt? Een kwestie van de Peage nemen tussen Lille en Parijs, en deze iets te vroeg verlaten, bij de afslag Senlis. Er gaat een wereld van weelderige romantiek voor je open die je in de Lichtstad niet zult vinden. Bijvoorbeeld in Auvers-sur-Oise, een landelijk dorpje aan de rivier de Oise waar ooit, in de Auberge Ravoux, onze eigen Vincent van Gogh een kamer had.