Het is misschien wel de populairste filmreeks aller tijden: Angelique, Markiezin der Engelen. De dame van adel, die door de sloppenwijken van Parijs trekt om armen en zieken te helpen. In datzelfde Parijs vond de Britse Diana haar einde, en hoewel zij ’s nachts niet daadwerkelijk door sloppenwijken sloop om armen en zieken te helpen, zij werd meteen na haar dodelijke ongeluk heilig verklaard door de media.
Er heeft echter in Parijs ècht een vrouw rondgelopen in de achterbuurten, terwijl ze eigenlijk thee behoorde te drinken aan het hof van Lodewijk de Dertiende. Haar naam is Louise Le Gras, vanwege haar geboorteplaats ook wel Louise de Marillac genoemd. Aan het hof kreeg de koning steeds meer macht, dankzij de sluwe politieke manoeuvres van kardinaal Richelieu, en kon steeds grotere feesten geven. Maar de vrouw van secretaris Antoine le Gras zag achter al die glitter dat de Parijse bevolking in de sloppenwijken steeds armer werd, en wegrotte door de meest afschuwelijke besmettelijke ziektes. Louise kon het niet aanzien. Toen had ze natuurlijk tussen twee slokjes thee door even naar een lakei kunnen lopen en vinnig kunnen bevelen: doe er iets aan, maar nee – Louise trok zelf de achterbuurten in, om mensen te helpen waar ze dat kan. Ook slaagt ze erin om met een sluwheid die ze misschien wel van Richelieu afkeek, steeds hele ladingen geld via duistere tussenpersonen van het hof naar de sloppenwijken te sluizen. Het spreekt voor zich dat ze door haar afwijkende gedrag aan het Hof in opspraak raakt, maar…haar man Antoine blijft haar loyaal verdedigen tegen elke aanval. Tot die na 12 jaar huwelijk komt te overlijden en Louise haar toevlucht zoekt bij de zielzorger Vincentius a Paulo, een man alom bekend staat als de apostel van de naastenliefde en die blaakt van energie en initiatieven. “Ik ben er klaar voor, zeg maar wat ik moet doen,” roept Louise en Vincentius zal haar leren kennen als een vrouw die vooral anders is. Zo anders dan de aristocratische vrouwen die best ook wat aan liefdadigheid willen doen, maar flauw vallen als ze een echte arme zien. Louise valt niet flauw, ze verzorgt wonden en praat met mensen, omhelst de melaatsen. Vincentius en Louise richtten allerlei liefdadigheidsverenigingen voor vrouwen op. In 1633 trekt Louise samen met vier eenvoudige meisjes van het platteland in een woning in Parijs, waar ze worden getraind in het dienstwerk aan de armen. Steeds meer vrouwen sluiten zich aan. Voor de kerk is het een nieuw fenomeen: vrouwen die niet het klooster ingaan om daar de rest van hun leven te bidden, maar integendeel: die elke dag de straat op gaan om mensen te helpen. De Dochters van Liefde gaan ze heten en deze onverschrokken nonnen zullen overal te vinden zijn waar ellende is: op de schepen bij galeislaven, op de slagvelden, in de gevangenissen…vandaag de dag zijn ze nog steeds te vinden, overal waar illegalen en drugsverslaafden zijn. Het begon allemaal bij Louise de Marillac, die in 1660 overleed, op 15 maart, de datum van vandaag.