Als God werkelijk bestaat dan is hij zó groot dat we zijn navel aanzien voor ’t oneindig heelal. Zo groot dat hij ons menselijk bevattingsvermogen te boven gaat. Voor de agnosten is deze constatering een reden om zich maar helemaal geen mening aan te matigen over het eventueel bestaan van zo’n Opperwezen. De katholieke gelovige heeft er iets anders op gevonden: hij gelooft in de onbereikbare God via een tussenpersoon. Via allerlei heiligen die ons zijn voorgegaan in een voorbeeldig leven, via Jezus, de Zoon van God, maar het allerliefst via diens moeder Maria. Een beetje volgens het principe van het liedje ‘Even Aan Mijn Moeder Vragen’. Het is heel menselijk. Hebben we niet allemaal in onze kindertijd, als we iets aan onze vader wilden vragen, dat taktisch gespeeld via de band met onze begrijpende moeder?
Maria dus, op 10 maart geboren in Jeruzalem uit vader Eli en moeder Anna. Een vroom meisje, dat in Nazareth woont samen met haar verloofde Jozef. Vroom, en dan al verloofd op je 13e? Ja zeker, in het Israël van het jaar nul geldt 13 als de geslachtsrijpe leeftijd en wordt al te lang wachten met trouwen als pure tijdverspilling gezien.
Volgens het bijbelverhaal heeft Maria van de aartsengel Gabriël in een droom te horen gekregen dat ze op een nogal ongebruikelijke manier in verwachting zal raken van een zoon, die ze Jezus moet noemen, dat Redder betekent. Als het eenmaal zover is kunnen we ons de reactie van Jozef voorstellen. Hij gelooft er geen moer van. Hij heeft wel betere smoezen gehoord van vrouwen die vreemd zijn gegaan. Maar ook Jozef krijgt in een droom bezoek van een engel, en kan daarna niet anders dan dit wonderlijke verhaal geloven.
Op weg naar Bethlehem, waar de Romeinen een volkstelling houden, bevalt een 15-jarige Maria ’s nachts in een grot waar herders schuilen tegen de regen. Het verhaal van de geboorte van de Verlosser gaat als een lopend vuurtje door de stad. Iedereen wil het maar al te graag geloven, want Israël wordt in die tijd bezet door de Romeinen, en alle Joden snakken naar de Rebellenleider, die hen beloofd is, en die hen zeker zal bevrijden.
Als deze Jezus Christus niet de politieke leider blijkt te zijn die men had verwacht, maar een softie die het pacifisme predikt, keert zijn eigen volk zich tegen hem, en wordt hij gekruisigd op Golgotha.
Van Maria als Heilige Maagd weten we van alles, al was het maar uit de tientallen verhalen van kinderen aan wie ze op plaatsen als Fatima en Lourdes zou zijn verschenen. Van Maria de aardse moeder weten we eigenlijk maar weinig, behalve dat ze het moeilijk moet hebben gehad met een zoon, die al op vroege leeftijd te onthecht was om haar echt als moeder te zien. Verloochende hij haar niet toen hij eens tegen vrienden zei: “Zij mijn moeder? God is mijn vader en moeder tegelijk.” En hoe moet het voor de moeder gevoeld hebben om aan de voet van het kruis te staan op Golgotha en je zoon te horen zeggen dat je voortaan een zekere Johannes maar als zoon moet beschouwen? Daar staat tegenover dat het ook Maria was die getuige was van de Opstanding van haar zoon, en op die manier het rotsvaste geloof van een moeder in haar zoon bekroond zag.
Zeker na Golgotha is het leven van Maria in nevelen gehuld. Leefde ze verder in Jeruzalem of misschien in Efeze? Werd ze gearresteerd tijdens evangelisaties met Johannes of stierf ze een natuurlijke dood?
Het lijkt minder belangrijk. Sterker nog: niemand lijkt zich een voorstelling te kunnen maken van het oude vrouwtje dat de aardse moeder Maria toch moet zijn geworden.