Als je Christen was in het Rome van de Tweede Eeuw, dan kwam vroeg of laat de dag dat je naar de Arena mocht. Zeker onder keizer Septimus Severus, die deze religie in 202 onwettig had verklaard, onder druk van de Romeinse burgers. Want de Romeinen waren de Amerikanen van de Oude Tijd. Voor hen was Rome het absolute middelpunt van de wereld, een stad om trots op te zijn. Ze voelden zich aangetast in hun absolute superioriteitsgevoel door die allochtonen van overzee, die ook nog eens het lef hadden om te verkondigen dat hun God in z’n eentje beter was dan al hun goden bij elkaar.
De Christenen werden buiten de wet verklaard en vervolgd, ook in Carthago, de stad waar patriciërsdochter Perpetua en haar slavin Felicitas elkaar hadden gevonden in hun christelijk geloof. Perpetua was 22 en had een zoontje dat ze nog voedde en Felicitas was in verwachting. Samen met drie mannen werden ze gevangen gezet, en ze zouden zeker gemarteld en gedood worden. Zodra hun leraar, priester Saturus, dit hoorde, voegde hij zich vrijwillig bij hen in het gevang, ook al wist hij dat ook hij dit met de dood zou moeten bekopen.
Bij verhalen over martelaars kun je je afvragen of al die verschrikkingen wel echt gebeurd zijn. Bij Perpetua is dit geen vraag: zij noteerde nauwgezet alles wat er gebeurde, en haar notities werden later teruggevonden.
Zo beschrijft ze hoe ze een droom heeft en de priester op een gouden ladder naar de hemel ziet klimmen. Maar rondom zijn voeten ziet ze bijlen en lansen…ze twijfelt er niet aan dat haar een verschrikkelijke dood wacht.
In de gevangenis ontrold zich een klassiek menselijke drama, want op een dag wordt haar vader binnengelaten, om haar te smeken haar geloof af te zweren ter wille van haar zoontje. “Doe het desnoods alleen maar in schijn…ga voor je gezin zorgen,” smeekt hij haar. We kunnen ons voorstellen hoe dat gesprek gegaan moet zijn, hoe Perpetua heeft gehuild maar bij haar geloof is gebleven.
Tijdens een volksfeest wordt het groepje voor de wilde dieren gegooid. Omstanders hebben gezien hoe de dieren de twee vrouwen spaarden, misschien wel omdat ze geen honger meer hadden na de drie mannen te hebben verslonden. Daarna worden Perpetua en Felicitas alsnog de keel doorgesneden.