Als Lou Reed me voorstelt aan een zekere René die hem chauffeert omdat Lou zelf geen rijbewijs heeft, zegt hij: “Dit is Peter. Hij is een idioot, maar wel een okay idioot.”
“Net als hij,” zeg ik lachend, terugwijzend op Lou.
Later zie ik Lou terug. “Laten we één ding afspreken…”begint hij zachtjes, “ik mag jou weliswaar een klootzak of een idioot noemen, maar dat betekent nog niet dat jij dat bij mij óók kunt doen. Je moet goed begrijpen: ik ben hypergevoelig en als je ruzie met me wilt hebben dan hoef je daar maar héél weinig moeite voor te doen. Ik zeg dat even tegen je omdat je – dat weet ik- niet bang voor me bent. Dat vind ik op zich geweldig, en dat is ook de reden dat ik ernaar uit heb gekeken dat je zou komen. Maar als je niet over enkele minuten met ruzie dit land uit wilt racen, dan moet je me wel een klein beetje ontzien.” Dat laatste heeft hij bijna smekend gezegd.
Het is stil. Ik sta op en steek hem een doosje in cadeaupapier toe. Hij schrikt en durft het eerst niet aan te pakken. Dan overwint hij zijn angst en pakt het gretig uit. Het is een kraakdoos, de kleinste synthesizer die er bestaat.
“Voor jou,” zeg ik alleen maar.
(binnenkort in ‘Logeren Bij Lou’)