Er is markt op het rechthoekige dorpsplein van Wijk bij Duurstede. Vrouwen staan aandachtig in peren te knijpen en bekijken de uitgestalde bananen. Oude mannen sjokken over het plaveisel van ronde keien, staan dan stil om met een bekende te praten op het terras van dorpscafé De Engel. Zelfs de lentezon kan een glimlach boven dit vredige tafereel niet onderdrukken.
Ik eet van mijn salade en drink witte wijn. Het heeft me in een wat rozige stemming gebracht. Wat een genot om in een stadje te vertoeven waar de terreur van de winkelpassages níet heeft toegeslagen. Geen grijze plavuizen van kiezelsteen, geen bloembakken onder de obligate uithangborden van Blokker, Hema en Free Record Shop links en rechts. Wijk is een stadje dat alle kenmerken van een oudhollands dorp heeft weten te behouden. Op het goeie moment is de tijd hier stil blijven staan.
En toch…er is maar een beetje fantasie voor nodig, om je voor te stellen hoe de vredige rust in één klap verstoord zou kunnen worden. Hoe er mannen uit de straten komen rennen die naar de omwalling leiden, waarachter de Rijn stroomt, hoe ze schreeuwen met paniek in hun ogen: “De Drakkars komen er weer aan. Vlucht zo snel je kunt voor de razernij van de Noormannen.”
Wijk bij Duurstede, het vredige stadje dat in 2000 zijn 700-jarig bestaan vierde, en waar nu, op woensdagmiddag, de marktkraampjes weer worden afgebroken, ontstond ooit als een wijk bij Dorestad, de fameuze nederzetting aan de oever van Kromme Rijn en Lek. Dorestad is in de rampjaren tussen 834 en 837 zo ongeveer de Europoort van de Middeleeuwen. Het is het handelscentrum dat steden als Keulen en Hamburg met de Noordzee verbindt. En daarnaast is het strategisch gelegen op de scheidslijn tussen Noord en Zuid, tussen het land van de Friezen en van de Franken. De machtige Karel de Grote is een halve eeuw geleden overleden, en zijn grote Frankische Rijk is onder zijn zonen in verval geraakt en in drie delen opgesplitst bij het Verdrag van Verdun. Een eeuw geleden zijn de Arabieren bij Poitiers nog teruggedreven, maar nu komt de dreiging uit het Noorden. Plotseling doemen ze op uit de mist, de snelle Drakar-schepen van de Vikingen. En daarna is het doem-scenario steeds hetzelfde: in één flitsende charge komen de Noorderlingen aan wal, hakken met hun bijlen op alles en iedereen in tot geen levende ziel het meer kan navertellen. En even snel als ze kwamen zijn ze ook weer vertrokken, een geplunderde en platgebrande stad achterlatend.
Het is eerder gebeurd in York en Lindisfarne, een klooster aan de kust van Oost-Engeland, in Ierland, de mannen met de gevleugelde helmen zijn gezien aan de kusten van Friesland…ze hebben Hamburg is de as gelegd, en na Dorestad zullen ze vanuit Gent Oost-Vlaanderen onveilig maken, Parijs plunderen en tot in Spanje hun sporen nalaten.
Dorestad verliest niet alleen zijn status als handelscentrum door de plunderingen van de Noormannen. De loop van de Kromme Rijn verplaatst zich steeds meer naar het Oosten, zodat de stad steeds moeilijker bereikbaar wordt. Uiteindelijk trekt iedereen eruit weg en worden Deventer en Tiel bloeiende hanzesteden. Tot ook Tiel het slachtoffer wordt van de hebzucht van de Vikingen. In 1006 verschijnen de drakenschepen daar in de haven. Zonder enige tegenstand te ontmoeten kunnen ze de koopmansnederzetting plunderen en platbranden. De volgende dag echter heeft de prefect van Tiel een leger op de been weten te brengen die de Deense rovers het land uitjagen en verhinderen dat ze dieper het land binnendringen.
“Heer, bewaar ons voor de razernij der Noormannen.” In juni 793 komen zij uit het koude en vijandige Noorden – de lange zwarte schepen met hoge gebogen stevens, met rood-witte zeilen die op het eiland Lindisfarne nog nooit gezien zijn. De schepen zijn het strand opgeschoven en een horde ruige mannen van enorm postuur heeft het klooster bestormd, brullend en zwaaiend met hun zwaarden. Voor de monniken, die hun dagen doorbrengen met zang en gebed, komt de aanval als een donderslag bij heldere hemel. Hoe konden ze ooit bevroeden dat de duistere oceaan zulke monsters kon uitspuwen?
Waren het echt zulke wildemannen? Het spreekt voor zich dat ze in de annalen zo worden beschreven, want het waren monniken die geschiedenis schreven, en het waren tenslotte heidenen die uit het Noorden kwamen. Maar aan de andere kant: de Vikiningen hebben niet alleen geplunderd en gebrandschat, ze hebben ook steden gebouwd, zoals Dyflim (het latere Dublin), Domburg en Gent. Ze hebben, als ze eenmaal uitgeraasd waren, de bewoners van de Lage Landen ook geleerd hoe je schepen bouwt. In het naar hen genoemde Normandië settleden ze zich als brave boeren en bekeerden zich tot het Christendom. En als wij niets met deze woestelingen te maken wilden hebben, hoe kan het dan dat we bijna al onze dagen van de week zijn gaan vernoemen naar de Goden van de Vikingen? Woensdag naar hun oppergod Wodan, donderdag (bij de Engelsen Thursday) naar hun dondergod Donar of Thor en vrijdag naar hun godin van de vruchtbaarheid Freya?
Natuurlijk, de Vikingen die Dorestad met een flitsende visite vereerden waren woeste barbaren, die vanwege misdaden uit het hoge Noorden verbannen waren. Maar ze kwamen wel uit streken, waar men, net als in het juist terziele gegane Romeinse Rijk democratie kende in de vorm van een Volksraad. En het waren wel diezelfde Noormannen die onder leiding van Leif Eriksson het continent Amerika zouden ontdekken, ruim 5 eeuwen voor Columbus er voet aan wal zette.
Honderd jaar voor Christus is het al begonnen. In Oostenrijk wordt een garnizoen Romeinse soldaten in een woud dat zich tot achter in de Alpen uitstrekt overvallen door een bende schreeuwende, met speren zwaaiende krijgers. Wie zij zijn en waar ze vandaan komen is een raadsel. Ze zijn lang en fors gebouwd, hebben blond haar en felle blauwe ogen, dragen diersymbolen op hun helmen en werpen zich met ware doodsverachting in de strijd. De komende jaren zal het zooitje ongeregeld behoorlijk huishouden in Gallië, de ene Romeinse divisie na de andere verpletteren daarna de Po-vlakte joelend binnentrekken. Tot Rome in paniek een groot leger op dit vreemde volk afstuurt en hen verpletterend verslaat. Het zijn, in weerwil van de Asterix & Obelix-strips, niet de Galliërs geweest die als eerste volk Romeinen onder de voet liepen, maar Noormannen, de latere Normandiërs. Zoals het de Zweedse Gothen zouden zijn die met succes de Romeinse macht in het Westen braken. Zoals het de Deense bewoners van het eiland Bornholm (ooit Burgundarholm geheten) waren die de moderne Franse provincie Bourgogne stichtten! Zoals het eveneens Denen waren, afkomstig van het schiereiland Vendsussel, die als Vandalen naar het Zuiden trokken en in Spanje hun naam gaven aan de provincie Vandalusië (later Andalusië). De Lombarden, van de streek net onder Jutland, vestigden zich in Noord-Italië, waar men nu nog hun blonde afstammelingen kan zien lopen in de straten van Verona en Milaan. En ook de Franken tenslotte, die aan de oorsprong stonden van Frankrijk, Duitsland, Nederland, België en Zwitserland, waren oorspronkelijk een los verbond van Noordelijke stammen die op de vlucht sloegen voor honger en kou, en zich zuidelijker langs de Rijn vestigden. Geen wonder dat de Gothische monnik Jordanes over Scandinavië sprak als de wieg der volken en de moederschoot van naties.
Hoewel de Noormannen een hoekig runenschrift hadden, waarmee ze letters in stenen beitelden, en later op Ijsland hun sagen en legenden zouden bewaren in de Edda, was lezen en schrijven niet een dagelijkse bezigheid. En we moeten dus onze toevlucht zoeken tot Romeinse geschiedschrijvers als we iets meer over hen willen weten. Tacitus beschreef in zijn boek De Germania hun heilige wouden en was vooral verbaasd over hun drinkgelagen die dag en nacht doorgingen. Het voortdurende feestvieren van de Noorderlingen was hun manier om zaken te bespreken, vetes bij te leggen en huwelijken tussen deze en gene te regelen. Ook beschrijft hij hoe ze er de voorkeur aan geven om ’s nachts te vechten, en heel sluw hun lichamen en schilden zwart te verven, om zo dodelijke paniek te zaaien bij hun tegenstanders. Ook Julius Caesar beschrijft de mensen die hij Germanen noemt. Hij is vooral gefascineerd door de eland, een groot soort geit dat nooit gaat liggen om te rusten, maar dat staande doet, leunend tegen bomen. Jagers zouden de elanden vangen door de bomen om te zagen. Een koddige beschrijving van een veldheer die ervan overtuigd is dat de beschaving ophoudt aan de grenzen van zijn Romeinse rijk.
Eén ding is zeker: het leven van een Noorman is zwaar. In het koude hoge Noorden leeft hij niet, hij óverleeft. In de Duitse stad Sleeswijk zijn ze terug te vinden, de schedels en skeletten die heel wat verraden over het leven van Vikingen. We zien een onderkaak waarbij het kaakbeen volledig is weggevreten door een rotte kies. De man moet jarenlang helse pijnen hebben geleden. We zien de vergroeide wervelkolom van een Viking die kruipend door het leven moet zijn gegaan. Een ellendig lot in de harde wereld van de Vikingen. Tuberculose, de witte pest, eist veel slachtoffers, en wie door de vochtige kou een longontsteking oploopt is ten dode opgeschreven. De helft van de kinderen haalt de 14 jaar niet. Alleen de allersterksten overleven in de wereld van regen, sneeuw en gortepap.
Op de Vikingboerderij worden haver, gerst, rogge en kool verbouwd als aanvulling op de visvangst. Er worden ganzen, koeien, geiten, schapen en varkens gehouden. Op het erf staat een groot gebouw, dat onderdak biedt aan soms wel tien mensen, onder wie twee of drie slaven. Binnen staan houten banken langs de muren, met de middelste plaats verhoogd tot een soort troon. Daar zit de patriarch, de eigenaar van de boerderij, omringd door zoons en volgelingen. Een dorp bestaat uit een groep boerderijen, waarvan de bewoners onderling familie zijn. Deze families sluiten verbonden met families uit andere dorpen, en zo ontstaan de clans die gemeenschappelijk vissen en jagen, met een eigen hoofdman, die zijn koninkrijkje uitbreidt door andere dorpen te overvallen. De rijkdom en eer van een familie is het hoogste goed. En ieder moment kan die familie-eer worden aangetast, door de grootte van een bruidsschat, de diefstal van een schaap of de vermeende rechten op een aangespoelde walvis. Bloedige vetes zijn het gevolg, compleet met de bijbehorende duels, hinderlagen en brandstichtingen die doorgaan tot de volledige clan is uitgemoord. Noormannen zijn niet bang voor de dood; als ze sneuvelen roept de god Thor hen tot zich om in het Walhalla samen met hem te gaan strijden. Daartoe zendt hij zijn Walküren uit, dienstmaagden die de gesneuvelde krijger begeleiden naar het Walhalla om hem daar een feestmaal te bereiden. Later zouden deze sagen componisten als Wagner en jammer genoeg ook iele donkerharige dictatoren als Hitler inspireren tot pogingen om het oude glorieuze rijk van de blonde oergermanen in ere te herstellen.
Viking betekent ‘baai’ of ‘inham’. De Noormannen meten zichzelf deze geuzennaam aan, die eigenlijk een werkwoord is. Op Viking gaan of vikingen wil zoveel zeggen als: op rooftocht gaan, plotseling een inham indraaien en een stad plunderen. Met de op deze manier verkregen buit ontstaan er rijke handelsnederzettingen aan de Scandinavische kusten. Steden als Hedeby en Birka, wereldsteden die niet onder hoefden te doen voor Byzantium of Bagdad. Voor bezoekers, die van verre kwamen, moeten de drukke marktpleinen en het geroezemoes in vele talen even indrukwekkend zijn geweest als de rijke uitgestalde koopwaar. Naast vis, textiel en arabisch goud werden er ook slaven verhandeld, buitgemaakte mensen van Slavische oorsprong die de slavernij hun naam gaven. Ook tot diep in Rusland zetten de Noormannen handelscentra op, zoals Bulgar en Kiev. Ibn Fadlan, de secretaris van de Kalief van Bagdad, die op zakenreis, beschrijft de lange fiere gestalte van de vikingen die hij in de modderige straten van Bulgar ziet. “Nooit zag ik zulke gave fysieke exemplaren,” schrijft hij, “hoog als dadelpalmen, blond en blozend.” Maar tegelijkertijd gruwt hij van hun hygiëne. “Ze ontberen alle zeden bij het ontlasten of urineren…en wassen na de maaltijd hun handen niet. En als ze zich al wassen dan doen ze dat op stuitende wijze. Iedere morgen brengt een slavin haar meester een bekken met water waarmee hij zijn handen, gezicht en haren afspoelt. Tot slot snuit hij zijn neus en spuugt hij in het water. Wanneer hij klaar is,” vervolgt Ibn Fadlan vol walging, “brengt de slavin het bekken naar een volgende, die hetzelfde doet; men ziet hierin blijkbaar een blijk van kameraadschap.”
De Viking mag dan brullend als een losgeslagen idioot het gevecht inrennen, hij is geen wilde die geen wetten kent. Integendeel: de Viking heeft zich te voegen naar strenge overgeleverde wetten, die hij uit zijn hoofd geleerd heeft. Wie van een misdaad beschuldigd wordt staat terecht voor een hof van rechters die zijn gelijke in rang zijn. De beklaagde kan getuigen oproepen die zijn onschuld en goede reputatie moeten bevestigen. Daarna kan het komen tot een godsgericht, op woensdag, de dag van Wodan. De beschuldigde moet twee afschuwelijke tellen een handjevol gloeiend hete stenen vasthouden; de zaterdag erop komen de rechters weer bijeen om zijn hand te bekijken. Hun beslissing hangt ervan af of zijn wond schoon is gebleven of is gaan zweren. De straf varieert van schadeloosstelling tot vogelvrijverklaring. In dat laatste geval weet een banneling dat hem maar één uitweg open blijft: zich inschepen en maken dat hij wegkomt.
Hoe vreemd het ook mag klinken in een wereld van woestelingen: er staan behoorlijk hoge straffen op het onfatsoenlijk aanraken van een vrouw – 110 gram zilver voor het aanraken van de pols of enkel, 75 gram voor de elleboog. Wie een vrouw tussen haar dijen grijpt –de greep van de dwaas- wordt daarentegen vrijgesproken. Wanneer het eenmaal zover is gekomen wordt er vanuit gegaan dat de vrouw er niet bepaald bezwaar tegen heeft gemaakt.
Omdat de gemeenschappen in het Noorden polygaam zijn hebben de meeste Noormannen hordes kinderen. En als dan ook rond 800 de winters nog eens korter en zachter worden, en er daardoor minder baby’s sterven, is er in Scandinavië al gauw zo’n bevolkingsoverschot dat men wel op zoek móet gaan naar andere streken. Door de warmere winters met een grote visvangst krijgen de Noormannen ook steeds eiwitrijker voedsel te eten – geen wonder dat de Vikingen zo groot en sterk zijn, en door hun tegenstanders beschreven worden als blonde reuzen.
Binnen enkele jaren dringen de Vikingen door in een wereld die amper iets wist van hun bestaan. Niets kan hen tegenhouden. Via IJsland en Groenland dringen ze door tot in Newfoundland, het land dat ze Vinland noemen, dat Wijnland betekent, en waarvan ze elkaar verhalen hebben verteld dat de boter er van de grashalmen druipt, en de dauwdruppels naar
honing smaken.
Leif Eriksson, de zoon van Erik de Rode, is de eerste die voet aan wal zet in het beloofde land, ruim 5 eeuwen voor Columbus. In de stad Alexandria, in Minnesota, prijkt een gigantisch beeld van een Viking langs de hoofdstraat. Op het schild van de krijger valt te lezen: Alexandria, geboorteplaats van Amerika. En overal kun je ze krijgen, de Vikingburger, de Viking donut en de Viking-cola. In het museum is zelfs een originele Vikingsteen met runen-inscriptie te bezichtigen.
De Vikingen zijn even onbedwingbaar als een natuurverschijnsel. In de 9e en 10e eeuw zien we een enorme expansie van het Vikingenrijk, dat zich al snel uitstrekt van de Noorse fjorden tot de rots van Gibraltar. De wereld ligt open dankzij hun schepen, waarmee ze het ene continent na het andere kunnen bereiken, zonder maandenlange gevaarlijke tochten over land. Het schip is de sleutel tot het succes van de Vikingen.
Het Vikingschip is een wonder van techniek. Wie de eiken planken van dichtbij bekijkt kan zich misschien voorstellen hoe het eraan toeging op zo’n oude scheepswerf. Timmerlieden sloegen wiggen in een pasgevelde boomstam, om die in de lengte te splijten. Zo kregen ze ideale huidplanken die zowel nat als droog vormvast bleven. De planken werden met een bijl gladgeschaafd om ze goed op elkaar te laten aansluiten. Dan werden ze vastgeklonken in elkaar overlappende rijen, de zogenaamde overnaadse bouw. De romp werd waterdicht gemaakt met in teer gedrenkte wollen koorden. Met schepen die 20 kilometer per uur konden varen hadden de Vikingen de snelste schepen van hun tijd.
Met een soort van sjoelstenen waarin een zonnewijzer in gekerfd, hebben de Vikingen ook als eerste een zonnekompas. Daardoor durven zij zich in een tijd dat geen zeeman zich uit de kust waagt op volle zee te wagen, en varen ze recht op hun doel af.
Naar Lindisfarne, waar de goudschatten opgetast liggen en naar de handelsaders Hamburg en Dorestad. De Rijn vormt de weg naar een enorme schatkamer. “Nooit eerder heerste er zo’n angst in het land. Dit soort landingen van overzeer hadden we nooit voor mogelijk gehouden,” aldus een kroniekschrijver uit die tijd. De Vikingen mogen dan brute woestelingen worden genoemd, maar blijkbaar weten ze in het verre Scandinavië precies in welke delen van Europa het grote geld te halen valt. De Drakenschepen verschijnen aan de monding van de Seine. Rouaan wordt geplunderd. En daarna trekken de 700 Drakkarschepen koers naar Parijs, in die dagen niet meer dan een ommuurde vesting op een eiland in de Seine, het Ile de Cite. Als de Parigi op 24 november 885 over de vestingmuren kijken zien ze geen rivier meer, alleen maar een dreigend woud van masten. Ditmaal vindt er geen plotselinge bestorming van de stad plaats; de Vikingen, die hun vrouwen en kinderen bij zich aan boord hebben, willen blijkbaar alleen maar een vrije doortocht, om zich in het rijke grazige achterland van Frankrijk te kunnen vestigen. Maar de Parigi verzetten zich manmoedig en na een jaar belegering kiest de Frankische koning Karel de Eenvoudige ervoor de Noormannen een deel van zijn land aan de kust af te staan. De Noormannen, die verbannen zijn uit hun eigen land, vestigen zich in de streek die Normandië gaat heten. Ze passen zich snel aan. Hun dappere leider Rollo wordt een Franse hertog, zijn strijdbare krijgers worden brave boeren. Ze eten de plaatselijke gerechten, beter voedsel dan ze ooit hebben gehad, en drinken wijn uit Frankische glazen. Zonder verdere plichtplegingen bekeren ze zich tot het Christendom. Ze nemen plaatselijke gewoontes over en krijgen politieke invloed. Een achter-achterkleinzoon van Rollo zal 150 jaar later als Willem de Veroveraar de Engelse troon bestijgen.
Ironisch genoeg begint de ondergang van de Vikingen op het moment dat hun beschaving tot bloei komt. Want de woeste strijders zijn neergestreken in gebieden die heel wat meer te bieden hebben dan hun eigen koude en harde vaderland in het noorden. De woeste krijgers worden brave boeren en koopmannen. De bijlen en zwaarden worden omgesmolten tot sieraden, en in een Europa dat steeds meer wordt opgedeeld in landen leiden sommige Vikingen een aangepast bestaan in Normandië, York of Andalusië. Anderen gaan elkaar te lijf, omdat het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Omdat ze komen uit streken waar de eer en macht van families door de eeuwen heen gewroken is. Voor de finale slag om de macht over Engeland treffen Deense en Normandische Vikingen elkaar aan de Zuid-engelse kust, in de Slag bij Hastings, op 14 oktober 1066, waar Harold wordt verslagen door Willem de Veroveraar. De gruwelijke details zijn realistisch afgebeeld op het 70 meter lange doek dat te bezichtigen is in het Franse Bayeux. Geschokt beschrijven chroniqueurs hoe alle edelen en de sterke mannen van een generatie bij het bloedbad omkomen.
Het beschaafde en christelijke Europa kan na drie eeuwen terreur opgelucht ademhalen. Op slag vergeten is dat de Vikingen staten hebben gesticht met een nieuwe, praktische en realistische inrichting, zoals Normandië en Rusland, dat ze eilanden als Farör, IJsland en Shetland hebben bevolkt en handelsroutes hebben ontdekt. Het enige wat overblijft in de boeken van de monniken is de legende van de woeste krijger die uit zee opduikt en steden plundert.
De fles witte wijn is leeg op het terras in Wijk bij Duurstede. Er zijn geen mannen in paniek het marktplein opgerend omdat de Vikingen komen. Wel word ik uit mijn overpeinzingen opgeschrikt door een moderner manier waarop de Noormannen de wereld tegenwoordig aan het veroveren zijn: mijn Scandinavische Eriksson rinkelt me toe. “Hallo. Ja sorry, ik zit net even midden in een uitzending….