Route 747 – Portugal

coverfront

Wie wil zien hoe de Eiffeltoren eruit zou zien als je hem op zijn kant legt en er een brug van bouwt…moet naar Porto gaan. Maar liefst twee bruggen zijn er in de 19e eeuw gebouwd over de Douro gelegd door Gustave Eiffel. Op de natuurstenen muur zit een jongen, zijn voet nonachalant op de treeplank van zijn scooter. Zij kijkt naar de Douro en hij kijkt naar haar. Dit is dè plek voor verliefde stelletjes, hier op de heuvel, want achter de muur ligt de peilloze diepte met beneden de prachtige Douro met schepen getooid met de zeilen van Porto-merken, daaroverheen de indrukwekkende ijzeren Eiffelbrug, en langs de kade zie je de eindeloze rij lampjes van de bars en cafés langs de kade. Daar kan geen maanlicht tegenop.

Inderdaad, ik kan me niet herinneren ooit eerder zoiets moois te hebben gezien. Geen wonder dat ze in Portugal een speciale naam hebben voor deze uitkijkpunten: Miradouro’s. Later is er trouwens een derde brug gebouwd over de Douro, niet door Gustave Eiffel, want die was in 1923 overleden. Het werd een gewone betonnen brug. Of Eiffel zich heeft omgedraaid in zijn graf weten we niet; wel dat er op het moment dat er in 1963 het 80 meter lange middenstuk werd geplaatst toevallig een Duits vrachtschip over de Douro voer. Een schip dat hier nooit eerder was geweest. De naam van het schip: de Eiffel!

Porto heette nog Cale toen de Romeinen er met hun garnizoen binnentrokken. Bij dit dorpje bouwden de Romeinen een haven die ze Porto Cale noemden. Rond 716 is Potucale door de Moren met de grond gelijk gemaakt, en het zal er nutteloos blijven liggen tot in de 15e eeuw. Dan is het de belangrijkste en drukste haven van het land geworden, met export naar Vlaanderen, Frankrijk, Engeland en het Middellandse Zeegebied. Portucale is zo belangrijk geworden dat het hele land ernaar genoemd zal worden, Portugal. Een land dat al in 1139 wordt gesticht, ruim 350 jaar eerder dan Spanje. En dat in zijn bloeiperiode in datzelfde Spanje zijn grote rivaal zal vinden op het gebied van ontdekkingsreizen en koloniseringen. 60 jaar lang, in de periode die wij kennen als de Tachtigjarige Oorlog, is het land zelfs overheerst geweest door de Spanjaarden. En als je je hier als toerist verstaanbaar wilt maken, en denkt een goede beurt te maken met een mondje Spaans, dan sla je de plank behoorlijk mis. Portugezen verstaan namelijk geen Spaans…tot je benadrukt dat je geen Spanjaard bent. Dan gaat het ineens een stuk beter. Wat dat betreft is het met Portugal en het grote buurland Spanje precies zo als met Nederland en de Oosterburen.

Wie geen Spaans spreekt en het dus in het Engels probeert, zal merken dat de Portugezen ook dáár niet echt enthousiast van worden. Dat komt vooral door de Engelse porthandelaren die zich hier vestigden, de Portugeze boeren als slaaf behandelden en zich gedroegen of de stad van hen was. Die handel met de Engelsen gaat terug tot de 17e eeuw, toen Engeland in oorlog was met Frankrijk, en wijn kocht in Portugal en Spanje. Het is geen toeval dat Atlantische havensteden als Jerez de la Frontera en Porto die typische drankjes hebben voortgebracht die zulke Engelse namen hebben: sherry en port, verbasteringen van Jerez en Porto. De lompe Engelse wijnhandelaren namen niet de moeite om zich te verdiepen in de Portugese taal en lieten er geen twijfel over bestaan dat ze hun handelspartners nogal achterlijk vonden.

Dat neemt niet weg dat het dus wel de Engelsen waren die de beroemde drank van Porto hebben ontdekt. Bij toeval eigenlijk, want ze lengden de Douro-wijn aan met brandewijn omdat het anders zou kunnen bederven tijdens de zeereis naar huis. Door die overdosis alcohol gaan de bacterieën dood die normaal gesproken fructose-suikers omzetten in alcohol en zo van druivensap wijn maken. Omdat dit gistingproces niet plaatsvond, en de fructose bewaard bleef, kreeg je een sterke zoete wijn, die in Engeland goed in de smaak viel. In Porto zelf lopen ze er overigens niet echt mee weg. Port vinden ze een vrouwendrankje en vraag er vooral niet om sherry, want dan gaat de barman heel lang wegblijven en komt even later trots terug uit de kelder, waar hij ergens nog een fles kersenlikeur onder de spinraggen heeft gevonden!

Wie van Porto naar Lissabon reist komt van een stad waar de haast zichtbaar is in de straten terecht in een hoofdstad waar de traagheid en Alentejaanse loomheid tot levensstijl verheven is. Hier, aan de Noordoever van de Taag, ligt de stad die ooit bekend stond als Alis Ubbo, dat lieflijke bocht in de weg betekent. En toen er eenmaal de stad Lisboa uit was gegroeid moet haar schoonheid spreekwoordelijk zijn geweest. Met de hulp van Engelse, Duitse en Vlaamse kruisvaarders werd het Middeleeuwse Lissabon heroverd op de Moren. Eigenlijk hadden de kruisvaarders er niet zo’n zin in, want ze wilden naar Jeruzalem, maar ze deden mee na de belofte te hebben gekregen dat ze de stad, eenmaal veroverd, drie dagen lang mochten plunderen. Daarna pas waren de ridders bereid hun christenplicht te doen. De Moorse stadsbewoners die wilden blijven kregen hun eigen wijk, Mouraria. Net als de Joodse handelaars hun eigen wijk hadden, het huidige Alfama. Toen al waren zij verplicht een gele muts te dragen, zoals de Moren herkenbaar moesten zijn aan een rood insigne op hun jas, en de publieke vrouwen aan scharlaken franje op hun linkerschouder en een muts van dezelfde kleur.

Met de ontdekkingsreizen van Vasco di Gama zal Lissabon 40 jaar lang de rijkste stad ter wereld zijn. Het kan niet op. Overal verrijzen weelderige paleizen, kerken en monumenten, belegd met zilver uit Mexico en goud uit Brazilië. De immense welvaart trekt de straatarme bevolking van het platteland aan, die de verhalen hebben gehoord van paradijs Lissibona, en de visioenen hebben gezien van pracht en praal. Hun realiteit is dat ze opeengepakt zullen wonen in krottenwijken, waar in de 15e eeuw enkele pest-epidemieën heersen. Het zal nog lang duren voor de eerste rioleringen worden aangelegd en bij wet wordt bepaald dat bewoners op etages eerst ‘water’ moeten roepen voor ze hun nachtspiegels op goed geluk uit het raam houden en omdraaien.

In 1755 treft Lissabon de grootste ramp uit haar geschiedenis, als de Grote Aardbeving de stad bijna in zijn geheel verwoest. De eerste schok wordt gevoeld op 1 november om half tien ’s ochtends. Een paar minuten later, na een heviger schok, ligt de halve stad al in puin. Meer dan twintig kerken storten in en verpletteren de menigte, die er Allerheiligen aan het vieren is. Een derde aardschok wordt gevolgd door branden die zich snel verspreiden. Een uur later overspoelen hoge golven van de Taag de stad. Er vallen 15.000 slachtoffers te betreuren. Vanaf de kansels in andere Europese steden vragen predikanten zich af of deze ramp misschien een straf van God was, voor een stad die haar rijkdom te danken had aan rooftochten in de kolonies, die gevreesd was om zijn Inquisitie en vermaard om zijn bijgeloof en afgoderij….

Eeuwenoud middel om een ontrouwe echtgenoot te genezen: de vrouw moet op haar linkerborst een linnen zakje dragen met stukes bot van een hond, een kat en een overledene. Daarbij drie blaadjes wijnruit, drie takjes rozemarijn en een teentje verse knoflook. Ze moet drie weken geen bad nemen, daarna om middernacht water uit de bron halen, zich daarmee wassen, met dat water soep koken of koffie zetten, en dat aan de man geven. Hij zal haar nooit meer ontrouw zijn…

Terwijl de predikers moraliseerden reageerde een minister, Markies de Pombal, veel praktischer. “Begraaf de doden en voedt de levenden.” Hij liet een nieuw stadsplan maken voor de binnenstad Baixa. Een modern plan met een overzichtelijk carrévormig netwerk van straten, waarin elk beroep zijn deel kreeg. Edelsmeden, meubelmakers, beeldvergulders…al die beroepen vind je tegenwoordig nog terug in de namen van straten in Baixa. Fado-zangers zul je er niet bij vinden, want die begonnen pas anderhalve eeuw geleden hun gevoelens van weltschmerz op muziek te zetten, in de van oorsprong Joodse wijk Alfama.

Saudade wordt het genoemd, dat gevoel van bodemloze triestheid dat achter de glimlach van elke Portugees lijkt schuil te gaan. En de muziek die eruit voortkwam, anderhalve eeuw geleden, heet Fado, dat lot betekent. Het is het onuitwisbare besef van vrouwen op de kade van Lissabon of Porto, dat hun mannen misschien niet zullen terugkeren van hun zeereis, het besef dat de ooit zo rijke wereldmacht Portugal nu een van de armste landen van Europa is, het besef dat er aan het einde van de symfonie van het leven altijd de stilte van de dood wacht. Het is dezelfde dramatiek die ook terug te vinden is in de Argentijnse tango en dezelfde aanklacht die negerslaven ertoe brachten hun blues te zingen. Op de plantages van Angola en Brazilië waar de Portugezen heren en meesters de veroorzakers waren van al die bluesgevoelens. Op zich dus ironisch, dat uit deze muziek de Portugese Fado zou ontstaan!

Het kan zomaar gebeuren. Een jongen loopt met vrienden een bar in Lissabon binnen, pakt de guitarra van de muur die daar speciaal voor gasten is opgehangen, en zingt de Fado. Wie niet het geluk heeft zo’n spontane Portugese serenade mee te maken, kan altijd terecht in de speciale fado-restaurants, die overal te vinden zijn. In de universiteitsstad Coïmbra, waar de Fado wat studentikoos en geconstrueerd klinkt, of in Lissabon, waar in de wijk Alfama de wat melancholieker fado klinkt. Alfama is trouwens op elk moment van de dag een fascinerende wijk. Laat in de middag, als de bewoners in hun deuropeningen verschijnen en de kleine taverna’s beginnen vol te lopen, komt de wijk tot leven. Het beste kun je boven beginnen, want de Alfama heeft nogal wat steile straten en trappen. Wie honger heeft gekregen van een dwaaltocht door het doolhof van steegjes vindt altijd wel een restaurantje ergens op een binnenplaats, bijvoorbeeld het Lautosco in de Beco de Azinhal. Hou er wel rekening mee dat het brood, de olijven en gezouten bonen, die standaard op tafel staan, wel terug te vinden zijn op de rekening als men er iets van eet. Veel Nederlanders, die deze gewoonte niet kennen, voelen zich achteraf bedrogen.

Wie echter bedrog wil zien moet naar de haven gaan, waar een 30 meter hoog standbeeld te vinden is van Koning Pedro de Vierde. Het standbeeld is imposant maar ook heel erg tweedehands. Want eigenlijk was het de beeltenis van de jonge Oostenrijkse prins Maximiliaan, die tot Keizer van Mexico was bevorderd door enkele Europese staten, die niet meer wisten wat ze met dat rebellistische land van de Zapata’s in Zuid-Amerika aan moesten. Het beeld van Maximiliaan stond bij de douane van Portugal te wachten op verscheping naar Mexico, toen het bericht binnenkwam dat Maximiliaan zojuist was gefusilleerd. En dat ze absoluut geen behoefte hadden aan zijn standbeeld. De Portugese autoriteiten bedachten zich geen moment, kochten het beeld tegen een zacht prijsje op, lieten de baard van hun eigen koning Pedro eraan vastmetselen en konden het daarna opvallend snel, in 1870, laten onthullen. Niemand die ooit het verschil heeft gezien!

Share This

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *