Camembert…sinds de grenzen van de Nederlandse keuken zijn opengegaan kennen we het allemaal. Het zijn ronde schimmelkaasjes uit Normandië die we niet, net als de Fransman, ‘s middags op het brood eten, maar toch zeker ‘s avonds bij een glaasje wijn. De allerlekkerste camembert komt uit het zuiveldorpje Isigny-sur-Mer, maar je moet er wel een waaghals voor zijn, want het wordt gemaakt van rauwe melk, en kan dus gevaarlijke bactieriën bevatten. De meest verkochte camembert is van Président. Een en masse gemaakte fabriekskaas waar ze in Normandië hun neus voor ophalen. Toen deze multinational in het dorpje Camembert dan ook een museum bouwde brak er een ware Camembert-oorlog uit in Normandië. “Ze mengen hun melk aan met water,” zegt burgemeester Gaubert. En een meisje uit de plaatselijke camembert-winkel moet ook al niets van de kaasmultinational Président hebben. “Hun camembert komt niet eens hier vandaan!” De strijd tussen ambachtelijk vakmanschap en grootschalige produktie heeft van het lieflijke dorp Camembert een slagveld gemaakt waar een kaasoorlog wordt uitgevochten. De burgemeester heeft zelfs al een maand voorwaardelijke gevangenisstraf gekregen omdat hij de heren van Président met een mes bedreigd heeft. Gelukkig was het wel een onschuldig kaasmesje.
PEAGE
Vakantie via de Peage naar Parijs. Je kent dat wel, dat jakkerige gevoel als je eerst die brede grijze streep door België moet afleggen. Bij Antwerpen langs de vuilbruine Arenavormige sporthal met dat groene dak en die reclame van Belga erop. Door de Kennedytunnel en dan het begin van het eerste afzien: zijn we al bijna in Kortrijk? Je ziet de eerste typisch Belgische afslagen: De Pinte, Kruishoutem, Harelbeke. Vergeet trouwens niet even te tanken in België want de benzine is er goedkoper dan in Nederland en Frankrijk. En pak niet te snel de borden Parijs…houd voorlopig even Parijs aan, anders wordt je over de A17 via Tournai omgeleid. Houd de A22 naar Lille aan, dat scheelt ongeveer 25 kilometer! Vlak voor Lille rijd je rakelings langs het stadje Wattrelos – inderdaad, waar Napoleon zijn Waterloo vond!
Je rijdt dus langs Lille. Je gaat voorbij aan wat absoluut de mooiste stad van Noord-Frankrijk is. Een stad met prachtige Renaissance-gebouwen en een oergezellig authenthiek stadsplein met daarachter een wirwar van ouderwetse winkelstraten. Andere keer – nu hebben we haast want we willen naar Parijs! Nou ja, we willen làngs Parijs, naar het zonnige Zuiden.
En daar is hij dan, even achter Lille, de Péage. Frankrijk heeft namelijk de wegenbouw uitbesteed aan particuliere maatschappijen. Het aanleggen van 1 kilometer Autoroute kost 6 miljoen euro. In bergachtig terrein kan dat zelfs oplopen tot 20 miljoen euro per kilometer weg. En dat geld moet dus opgebracht worden door de automobilisten die de Peage gebruiken.
Een paar tips: als je in Frankrijk gaat tanken hou er dan rekening mee dat de benzine veel duurder is langs de Péages. Veel goedkoper is het om even de snelweg af te gaan en bij een Centre Commercial te tanken, bij een supermarché Auchan of LeClerc. Dan kun je meteen even lunchen bij een authentiek restaurant en alvast even de sfeer van landelijk Frankrijk opsnuiven. Ook veel goedkoper dan bij de wegrestaurants van L’Arche, waar je veel betaald voor niet al te best eten.
Nog één ding: ga vooral niet proberen het record Lille – Parijs te vestigen. Vergeet niet: op je ticket van de Péage staat precies aangegeven hoe laat je de Péage bent opgegaan, en aan het einde van de snelweg staan vaak gendarmes die best eens geïnteresseerd zouden kunnen zijn in jouw recordtijd! Mocht je zo nodig snelheid moeten maken, hou dan onderweg even een pauze. Dat drukt in ieder geval je gemiddelde (en dus ook het bedrag van de boete dat je moet betalen).
PERIPHERIQUE
Twee uur Péage. En dan is het Grote Moment aangebroken. Je mag je in het hysterische gewoel van de Parijse Peripherique storten. Een rondweg waarop heel wat auto’s, maar nog veel meer huwelijken zijn gestrand. “Het is geen fiets,” riep mijn vader altijd als mijn moeder naast hem luchtigjes suggereerde om van baan 4 naar baan 1 te verhuizen, omdat de Porte de Lyon nu toch niet lang meer op zich zou laten wachten. Ik zat vol stil ontzag op de achterbank kennis te maken met alle emoties die het leven ineens rijk is op deze gigantische rotonde van radeloosheid: angst, woede, plotselinge paniek, felle discussies over de verzekeringspolis…
De Boulevard Peripherique is zoiets als het leger: je komt er als een man weer af, en als je er niet geweest was kon je er niet over meepraten. Ik ben er geweest, ik heb mijn moeder met drie kaarten op schoot de Porte de Lyon zien missen. Ik heb gezien hoe we pas na Parijs kennis maakten met landelijk Frankrijk. Na vele uren autorijden, om 3 uur ‘s middags, verdampt eindelijk het angstzweet en maakt plaats voor dat gevoel van vrijheid…jawel, het is gelukt…we zijn op vakantie!
BOCAGE-LANDSCHAP
Voor ons, in de bus van Route du Soleil, is de vakantie al bij de Belgisch-Franse grens begonnen. Want op weg naar Arras, aan de westkust, zitten we al meteen in dat heerlijke Noordfranse landschap, dat lieflijke bocage-landschap dat als een lappendeken over de heuvels ligt uitgespreid. De landerijen en appelboomgaarden worden door hagen en struiken gescheiden. Hier komt de fameuze appelbrandewijn vandaan, de calvados, en de licht-mousserende cider. Hier vind je de vakwerkhuizen en de kathedralen van Rouaan, Caen en Evreux. En aan de kust, bij de steile krijtrotsen, vind je druk bezochte badplaatsen als Honfleur, maar ook volmaakt pretentieloze vissersdorpjes als Piriac-sur-Mer. In Middeleeuwse steden als Vitré verwacht je ieder moment een ridder te paard tegen te komen en wie er de tijd voor wil nemen kan de Route des Abbayes volgen door de Seine-Vallei, langs de prachtige abdijen en kerkruïnes.
JAN: Willen wij de tijd nemen voor de prachtige abdijen en kerkruïnes, meneer Van Bruggen?
Nee hoor Jan, wij gaan straks wel even stoppen in Caen, maar voorlopig rijden we door. We kunnen natuurlijk wel een bezoek brengen aan een kathedraal via de muziek van Notre Dame de Paris…
JAN: Ben ik voor, meneer Van Bruggen. Gaat ons erg veel tijd schelen!04
NORMANDIË
We gaan nu twee landstreken binnenrijden waarvan de oorsprong in de naam terug te vinden is. Straks komen we in Bretagne, dat eigenlijk Brittanië op zijn Frans is…daar wonen dan ook dezelfde Kelten als je in Wales en Schotland vindt. Maar eerst komen we in Normandië, en dat dankt zijn naam aan de Noormannen die er in 900 zijn neergestreken.
Het zijn Vikingen die uit Noorwegen zijn verbannen. Ze krijgen van de Frankische koning Karel een stuk land aan de zee toegewezen, waar ze zich snel aanpassen, en van roofzuchtige piraten tot brave boeren worden. Ze willen nooit meer weg, want de plaatselijke gerechten smaken heel wat beter dan wat ze in het Hoge Noorden gewend waren. Zonder al te veel tegenstand bekeren ze zich ook allemaal tot het Christendom, waarom zouden ze ook niet…als ze maar als God in Frankrijk mogen blijven leven! De kazen die zij gaan maken kennen we tegenwoordig allemaal: het zijn de wereldberoemde Brie en Camembert. Hun dappere leider heet Rollo, en een achterkleinzoon van hem, Willem de Veroveraar, zal 150 jaar later de Engelse troon bestijgen.
FANTASIE
Platina, kom eens even naast me zitten, dan gaan we in gedachten alvast naar dat dorpje van Asterix en Obelix.
PLATINA: Oh wacht even, dan pak ik even mijn tasje.
Nee joh, in gedachten zei ik toch?
PLATINA: Ja, maar ik pak mijn tasje ook alleen maar in gedachten.
O sorry, ik onderschatte heel even je gevoel voor fantasie.
PLATINA: Nooit doen Peter…nooit doen. Vrouwen hebben van nature een ruime fantasie, al was het maar…om met mannen om te kunnen gaan!
CAMEMBERT
Camembert…sinds de grenzen van de Nederlandse keuken zijn opengegaan kennen we het allemaal. Het zijn ronde schimmelkaasjes uit Normandië die we niet, net als de Fransman, ‘s middags op het brood eten, maar toch zeker ‘s avonds bij een glaasje wijn.
De Camembert werd uitgevonden door Marie Harel, een meisje uit Crouttes geboren in 1761. Tijdens de Franse Revolutie bood Marie onderdak aan een voortvluchtig priester die die curieus genoeg uit Brie kwam en haar leerde hoe ze de kwaliteit van haar Camembert kon verhogen. Later zouden haar dochters in de voetsporen van hun moeder treden en de beroemde kaas in een fabriek gaan produceren. Het was een zekere meneer Ridel die op het idee kwam om de ronde kaasjes te verpakken in houten doosjes. Op die manier bleef de kaas langer goed tijdens het vervoer.
De lekkerste camembert komt uit het zuiveldorpje Isigny-sur-Mer, maar je moet er wel een waaghals voor zijn, want het wordt gemaakt van rauwe melk, en kan dus gevaarlijke bactieriën bevatten. De meest verkochte camembert is van Président. Een en masse gemaakte fabriekskaas waar ze in Normandië hun neus voor ophalen. Toen deze multinational in het dorpje Camembert dan ook een museum bouwde brak er een ware Camembert-oorlog uit in Normandië. “Ze mengen hun melk aan met water,” zegt burgemeester Gaubert. En een meisje uit de plaatselijke camembert-winkel moet ook al niets van de kaasmultinational Président hebben. “Hun camembert komt niet eens hier vandaan!” De strijd tussen ambachtelijk vakmanschap en grootschalige produktie heeft van het lieflijke dorp Camembert een slagveld gemaakt waar een kaasoorlog wordt uitgevochten. De burgemeester heeft zelfs al een maand voorwaardelijke gevangenisstraf gekregen omdat hij de heren van Président met een mes bedreigd heeft. Gelukkig was het wel een onschuldig kaasmesje.
SASSETOT-LE-MAUXCONDUIT
Op weg naar Caen komen we langs drie kustplaatsjes, Saint-Valery-en-Caux, Sassetot-le-Mauxconduit en Criquetot-l’Esneval. Wat zit jij nou op dat bloknootje te krabbelen, Platina?
PLATINA: Ik schrijf mee.
Je schrijft mee?
PLATINA: Ja, ik heb vorig jaar zoveel gemist, dat ik nu alles ga meeschrijven. Wat was die eerste kustplaats?
Dat was eh…Saint-Valery-en-Caux.
PLATINA: Hoe spel je dat?
S-a-i-n-t-V-a-l-e-r-y-e-n-C-a-u-x…en dan krijg je Sassetot-le-Mauxconduit, dat spel je S-a-s-s-e-t-o-t-l-e-M-a-u-x-c-o-n-d-u-i-t…en dan dus…Criquetot-l’Esneval, dat schrijf je….C-r-i-q-u-e-t-o-t….
PLATINA: Zullen we anders toch maar over Parijs rijden?
GUY DE MAUPASSANT
Maar wat ik eigenlijk net wilde vertellen…hier vlakbij is de beroemde Franse schrijver Guy de Maupassant opgegroeid.
PLATINA: Guy de Maupas…
Laten we zeggen Guy. Hij bracht zijn kindertijd door in Entretat, dat ligt hier vlakbij aan de kust. Guy kende als geen ander het plattelandsleven hier en hij heeft er wel 300 korte verhalen over geschreven. Vaak zal hij hier op de krijtrotsen hebben gestaan en in de duizelingwekkende diepte hebben gekeken. Misschien dat dat hem inspireerde tot het verhaal “De Vak van de Herder”. Ze hebben hier in Normandië altijd hutjes op wielen gehad, een houten hutje met een dakje erop, en dat reed op twee wielen. De herders spanden dan een paard of pony voor dat hutje en trokken zo van de ene heide naar de andere. Nou was er een herdersjongen, die vreselijk verliefd was op een meisje uit Entretat, en zij op hem…en toen er een vreselijk noodweer uitbrak gingen ze schuilen in zo’n hutje op wielen. Jammer genoeg probeerde ook de dorpspastoor, een streng en ouderwets man, een schuilplaats te vinden, en zo betrapte hij het verliefde stel in het hutje. Woedend maakte hij het voertuig los van de boom waar het aan gebonden stond, en duwde het naar de krijtrotsen waar het karretje, met het vrijende paartje erin, naar beneden stortte en te pletter sloeg op de rotsen.
Dat is met recht, wat de Engelsen noemen…Falling In Love!
MARKT VAN CAEN
Wij slenteren nu over een van de mooiste boerenmarkten van de wereld, de markt van Caen. Vandaag staan er wat ciderverkopers op de markt, en marktkooplui, die hun bloedworst en hun tripes a la mode de Caen verkopen vanuit hun vrachtwagens…als je echt boodschappen wilt doen samen met de huisvrouwen van Caen dan moet je hier eigenlijk op vrijdagmorgen komen, als de boerenmarkt wordt gehouden op de Place Saint-Sauveur. Het is een markt die rechtstreeks teruggaat tot de Middeleeuwen, en die werkelijk alle rijkdommen bevat van de Normandische gastronomie. Vis en schelpdieren van de kust bij Nacre, kaas en zuivel van het platteland rond Caen.
Op vrijdagochtend vroeg brengen de vissersvrouwen de opbrengst van de netten en fuiken van hun echtgenoten van de avond tevoren naar de markt. Als u wilt weten of de jacobsschelpen vers zijn zal de verkoper u aanraden uw vinger tussen de twee schelphelften te steken. Probeer het maar. De schelp zal zich met een opmerkelijke kracht om uw vinger sluiten! Ook de zuivel is op deze markt van uitzonderlijke kwaliteit. Boerenboter en een schitterende creme fraiche, dik en smeuig. En niemand kijkt raar op als een klant de vinger in een kuip boter steekt om even de proef op de som te nemen.
Wie wil er teurgoule? Dat is rijst die langdurig met melk is gekookt in de oven. Je kunt het hier als snack in een bakje kopen, en opeten terwijl je verder loopt over deze geweldige markt.
OOK BLOND
PLATINA: Maakt niet uit. ‘t Is m’n moeder…die is ook blond!
Ja inderdaad. Ik ben hier. Aan de andere kant van de lijn zeg maar. Hoewel, dat zeg ik nou wel, maar eigenlijk zit jij aan de andere kant van de lijn.
Maar ‘t is hier mooi hoor. We lopen nu over de markt. Allemaal kraampjes bij mekaar ja… En dan kun je allerlei kaas kopen…
Platina, we moeten de bus weer in….
PLATINA: Ja, als je kaas wil kopen, anders hoeft het niet. Je mag ook zo een beetje over de markt wandelen natuurlijk, zbnder dat je wat koopt. En ik wilde wel kaas kopen, maar toen dacht ik: laat ik het toch maar niet doen, met die warme bus…dat gaat zo stinken…
Jongens…we gaan naar Bretagne…
MONT SAINT-MICHEL
JAN: Dames en heren, Jan de Boer hier. Als u allemaal naar rechts kijkt dan ziet u een stad op een berg in zee. Dat heet de Mont Saint Michel en in de volgende stad kunt u ansichtkaarten kopen waarop u deze attractie op uw gemak van dichtbij kunt bekijken.
Dit is nou al de 192e keer dat jij deze reis doet he Jan?
JAN: Ja, en ze willen altijd die berg op. Lopend!
Weet ik goed gemaakt Jan – jij rijdt lekker door richting Saint Malo, en dan vertel ik iets over de Mont Saint Michel.
JAN: Als dat zou kunnen…heel graag.
Mensen?
PLATINA: Lieve mensen, even luisteren. Mooi verhaaltje om te luisteren!
Wat u daar ziet, die berg die als een pyramide uit zee verrijst, dat is de beroemde Mont St.Michel. JAN: Is het geen prachtig gezicht?
In de 8e eeuw liet een bisschop daar op de top van de berg een kapel bouwen, nadat de engel Michaël hem in een droom was verschenen. De berg lag toen nog gewoon in een bos op het vasteland, maar na een aardbeving en een vloedgolf kwam een deel van de kust onder water te staan, alleen de berg met de kapel stak er bovenuit.
JAN: Hoe is ‘t mogelijk he?
Ja, en toen kwamen de invallen van de Noormannen, ook hier aan de Franse kust. Veel mensen vluchtten naar het eiland, en zo ontstond er een stadje, met een dikke ommuring. Van de 13e tot de 16e eeuw bouwde men aan een prachtige abdijkerk. Drie eeuwen lang, zult u zeggen?
JAN: Drie eeuwen lang?
Ja Jan…maar je moet bedenken dat ze de grote blokken graniet voor de kerk op vlotten moesten aanvoeren van het vasteland naar het eiland, en hoe ze ze toen naar boven hebben weten te hijsen, dat snappen we nu nog niet.
JAN: Je kan er met je verstand gewoon niet bij, mensen! En het is me toch een mooie kerk geworden.
Niet overdrijven Jan, want dan willen ze ‘m zien! Mont St.Michel heeft heel wat oorlogen doorstaan. Het bleek een onneembare vesting. Het is om diezelfde reden een tijdlang een gevangenis geweest. Maar sinds ze er in 1879 een twee kilometer lange dijk naartoe hebben gelegd is het eiland ‘s winters voor de monniken en ‘s zomers voor de toeristen die ongeveer file lopen in de smalle middeleeuwse straatjes met souvenirwinkeltjes. Je moet trouwens wel uitkijken als je je auto daar op de dijk parkeert. Want als je dan pas terugkomt met vloed kan het heel goed gebeuren dat je hele auto onder water is verdwenen. Dat zal ons niet gebeuren want wij rijden verder Bretagne in, op zoek naar het dorpje van Asterix en Obelix.
PLATINA: Zo…wie wil er een hapje of een drankje? Dat zal je maar gebeuren he, dat je ineens met je auto onder water staat. Nog een geluk dat die lidmaatschapskaarten van de ANWB van plastic zijn tegenwoordig…
Ja maar als ze dan bij de wegenwachtcentrale vragen waar je staat…da’s toch wel moeilijk. Bij de derde golf links, ongeveer waar de monniken langs de waterkant staan te zingen dat we ‘t vooral niet op moeten geven!
RECEPT STRACIATELLA DU SOLEIL
We zijn met de Route du Soleil een tocht aan het maken door Bretagne. Da’s grappig, we reden net langs een onooglijk restaurantje, de Tete d’Or, en je zou het niet zeggen, maar daar is een gerecht ontstaan dat nu beroemd is in de hele wereld. De ouwe mevrouw Poulard had namelijk de gewoonte om niet te moeilijk te doen over het eten. Als ze weer eens gasten had die snel iets op tafel wilde hebben, dan liep ze naar de keuken, gooide een klont boter in de pan, een paar eieren en roeren maar! Simpeler kan het eigenlijk niet, maar toch werd haar recept wereldberoemd als…de omelet!
Krijg je trouwens honger van, van zo’n verhaal. Platina, jij had een heel makkelijk recept toch?
PLATINA: Ja, Stracciatelli du Soleil.
Dat hebben we bedacht omdat we deze zomer door Frankrijk en Italië reizen.
PLATINA: Kun je in een kwartiertje maken, en het lijkt of je uren in de keuken hebt gestaan.
Wat hebben we nodig?
PLATINA: Stracciatelli, diepvries spinazie, spekjes, champignons en een pakje kruidenkaas. De champignons in plakjes en spekjes in blokjes eerst bakken, dan de kruidenkaas en spinazie erbij gooien in een hapjespan…en de stracciatelli koken. Klaar!
WAAR ZIJN WE HIER?
Hoe heet ‘t nou hier? We staan hier in een dorpje dat heet…ja, hoe zeg je dat? Het heet Trédrezploulix-Plouvenez-Moudrec…toen ze het plaatsnaambordje wilden neerzetten moesten ze d’r speciaal een bocht voor aanleggen in de weg. Maar nou wilde Platina persé weten hoe je die naam uitspreekt dus toen zijn we samen even een eettent binnengelopen die je overal hebt, dus ook hier, om even aan de jongen achter de counter te vragen: waar zijn we hier en hoe spreek je dat uit. Die jongen keek of hij water zag branden. Pardon? Waar zijn we hier en hoe spreek je dat uit? Hij glimlachte, ging er eens goed voor staan en zei toen heel langzaam: Bur-ger-King!
D-DAY
Wie het verleden niet eert is zijn toekomst niet weerd. Wij staan letterlijk op de plek waar D-day heeft plaats gevonden! Loop maar eens mee, deze oude bunker in. Een vies smerig donker hol. Hier zat je dan als Duitse jongen, en ver achter je, in de heuvels van Beieren, zat je Führer de hele dag boterkoekjes te eten in zijn Wolfschanze, en te dromen van zijn 1000-jarig rijk. Vier jaar heeft het geduurd en je wrrt dat het over is. Je weet alleen nog niet hoe je aan je einde zal komen. Je tuurt over de Atlantische Kust. 80 dagen is Londen gebombardeerd, maar het heeft zich niet gewonnen gegeven. En na de aanval op Pearl Harbour zijn ook de Amerikanen een tegenstander geworden, en de Australiërs. Zullen ze bij Calais aan land komen, waar de overtocht het kortst is? Aan de overkant, bij Dover, zijn duizenden tanks en vrachtwagens gesignaleerd. Jij kunt niet weten dat het een truc is, om jullie te misleiden. Dat het opblaasbare tanks zijn, van rubber! Etalagemateriaal! Nee, ze zullen niet landen bij Calais, maar wel, op die 6e juni 1944, tussen Caen en Cherbourg? s Nachts gebeurt het: eerst is de lucht vol vliegtuigen. Dan zweeft er een confetti van parachtisten naar beneden.
De deur in het vliegtuig gaat open. Een zwart gat. De paratroopers lopen erheen om te springen. Het zijn geen mensen meer maar precisiemachines! De sprong! En dan wordt de nacht levend, met rode en gele vuurflitsen. Terwijl ik er doorheen val bid ik. Het is geen mooi maar wel een oprecht gebed: God, geef me het lef om dit te doen!
Nadat 24.000 parachitisten achter de Duitse linies in Saint Mere-Eglise zijn geland, nadert op 6 juni 1944 de grootste oorlogsvloot aller tijden de Normandische kust. 6000 Engelse, Amerikaanse en Canadese schepen kunnen elk moment landen op stukken kust die de codenamen Utah, Omaha, Gold, Juno en Sword hebben gekregen. Dat de Duitsers hen absoluut nog niet verwachten moge blijken uit het feit dat bevelhebber Rommel terug is gereden naar Berlijn om daar de verjaardag van zijn vrouw te vieren. Op het moment dat hij het glas echte Franse champagne heft staan zijn soldaten oog in oog met 70.000 Geallieerden. Als Hitler op 7 juni het nieuws van de invasie hoort is hij verrukt: het is hem niet gelukt naar Engeland te varen, maar nu komen ze naar hem. En zijn legers, in een lang lint van forten langs de Atlantische kust, zullen hen met open armen en spervuur ontvangen!
Als ik ‘s ochtends bij het eerste daglicht door de sleuf van mijn bunker kijk zie ik een strand waarop het krioelt van de soldaten. Aan de platte helmen zie ik dat het Engelsen zijn. De transportschepen zijn niet te tellen. Uit hun open muilen komen tanks rollen, steeds meer en meer, en ze kwamen over de kustweg recht op ons af!
13 weken zullen de hevige gevechten in de heuvels en dorpjes van Normandië duren. Dan krijgt Europa eindelijk zijn vrijheid terug. Wel ten koste van een half miljoen Duitse soldaten en een nog groter aantal Geallieerden. Het zal nog een half jaar duren voor alle Duitsers zijn teruggedreven en Hitler zelfmoord pleegt in zijn bunker. Een week later capituleert Duitsland. Generaal Eisenhower overziet de ruïne die Normandië heet en zal later schrijven: “Je kon letterlijk honderden meters lopen en op niets anders stappen dan dood en ontbindend vlees.”
DE TOERIST
Er was ooit een tijd dat er nog geen snelwegen bestonden. Dorpjes werden verbonden door provinciale eenbaanswegen en landstraten. Asfalt bestond nog niet, hooguit een zeldzame betonnen macadam-weg, genoemd naar de Schotse uitvinder McAdam. In een tijd dat iedereen nog langzaam leefde was de eerste automobiel een bezienswaardigheid. Achter het stuur zat de coureur, met zachte leren helm en motorbril. Koeien sprongen verschrikt opzij, en in sommige dorpen werden deze eerste toeristen met steentjes bekogeld. In een oogwenk stoof het grijze metalen gevaarte voorbij, en werd een stipje achter stofwolken en rookpluimen aan de horizon. We gaan een eeuw terug, naar 1911, en toeren mee door Frankrijk met een van de eerste automobilisten, Cyriel Buysse. Een Vlaams schrijver die als een van de eersten een auto bezat aan het begin van de 20ste eeuw, en zijn reizen door het Frankrijk van 1913 beschrijft in zijn reisverhaal ‘Per Auto’.
Men moet Normandië bezoeken in de lente, als de appelbomen bloeien. Zacht golft en deint de eindeloze blonde weg, over heuvels en door dalen.Het zonlicht is als een doorschijnend gouden weefsel, de witte en roze blaadjes vallen als miljoenen vlinderwiekjes in het smaragdgroene gras. Daarachter liggen korenvelden, urenlang korenvelden. Het is blauwachtig groen met wilde weelderige bloemen. De klaprozen zijn als bloedvlekken zo rood. Het is een mooi gezicht een frisse lentebries over die oneindige velden te zien strijken. En in die zee van blonde golven, als stille eilandjes: de dorpjes en de oude steden. Abbeville, Rouen, Lisieux, Falaise… Oud, mooi, grijs, met kerken van gotisch kantwerk en wonderlijke geveltjes, die op elkaar gedrongen staan en in de smalle straatjes voorover hellen in kinderlijke nieuwsgierigheid.
Zo komt men aan de kust. Het water van het Kanaal is van het teerste heldergroen en rolt en slaat over een krissend bed van keien tegen de witte rotsen aan. Tot dicht aan het water zijn die nog groen van weilanden en korenakkers. Er staan mooie oude kerkjes op die groene hoogten, omringd door kleine kerkhofjes, waar de zeebries door de klagend-schommelende cypressen waait.
Wat een schril contrast met de lege luxe in beroemde badplaatsen als Dieppe en Trouville. Dat frivool heen en weer geslenter in modieuze toiletten over de plankieren langs het strand. Er zijn alweer enige extra-treinen uit Parijs aangekomen, en dus zijn de spanrokjes er, de jupe-culotte, de reuzenhoeden en de geblankette wangen. Pas op! Opzij! Daar komt iets aan dat sensatie verwekt! In het wit, geheel en al in ‘t wit, dooschijnend wit, nauwsluitend, spannend wit, het rokje nauwelijks een vuist onder de knieën. In de rechterhand een dichte witkanten parasol, en links, laaghangend aan een paarlenketting, het wit-glinsterend tasje. ‘t Is om te huilen van lelijkheid en disgratie. De wansmaak op zijn toppunt, iets om in later eeuwen niet te kunnen geloven dat het ooit bestaan heeft.
Kom, laat ons vluchten! Ginds in de verte, in het poeierend goud van de zon over het water, drijven ontelbare schuitjes naar ergens, een voor ons onzichtbare haven toe. Hoor, er klinkt een klok bij een wit kerkje, en in stilte lopen er mensen heen: vissers, vissersvrouwen in hun zwarte klederdracht. Achter het wufte gekakel roept het kerkje met een oud zwak stemmetje zijn kinderen. Het is er nog wel, het ongeschonden leven aan de Normandische kust, maar hoe lang nog?
PLATINA’S EIGEN HOEKJE
Allereerst wil ik al die mensen bedanken die mij mailtjes hebben gestuurd. Bedankt ook voor alle huwelijksaanzoeken, maar dat zal niet gaan want ik ben namelijk helemaal niet getrouwd. Ook die meneer uit Haarlem die zijn email-adres met me wilde uitwisselen moet ik teleurstellen. Het is hier prachtig in Normandië en we nemen zoveel mogelijk provinciale wegen zodat je echt het gevoel hebt dat je in Frankrijk bent – wat dus ook zo is! Af en toe kun je dat natuurlijk ook overdrijven, zoals toen we over een klein landweggetje reden dat dood bleek te lopen. Je snapt, onze buschauffeur Jan heeft van voren naar achteren lopen vloeken in de bus, want nou moest ie dat hele eind achteruit terugrijden! Ze maken hier ontzettend veel kaas, alleen jammer dat er bijna niets van verkocht wordt. Alle kaas in de winkels ligt te beschimmelen. Zielig voor die boeren.
Je moet trouwens erg oppassen met de drank in Normandië. Cider en Calvados, ik haal die twee steeds door elkaar. Was nou Calvados de licht mousserende appelwijn en cider dat zwaardere spul? Nou ja, ik heb me een paar keer lelijk vergist, en dan zie ik allerlei grappige dingen. Zoals pas, toen zag ik een heleboel kleine grijze dwergjes met lantaarntjes de weg oversteken. Ik zeg nog tegen Jan: kijk uit, overrijd die kaboutertjes niet. Toen ik een paar keer zoiets gezien had vroeg Jan me of ik niet liever achterin wilde gaan zitten, want er begonnen passagiers te klagen dat ze ineens op een heel andere stoel zaten nadat Jan zo’n noodstop had gemaakt. Maar ik lieg het niet. Ik zag ze echt. En heb ook kikkers gezien met kroontjes en honden die haasje-over speelden met de schapen. Omdat niemand me wil geloven heb ik er een foto van gemaakt. Kijk zelf maar!
Zo, heb ik toch een mooi stukje getypt en geen een taalfout erin. Nou alleen even aan Peter gaan vragen op welk knopje ik moet drukken om het op te slaan.