In een tijd dat jongeren in de driezitter naar SBS-films liggen te staren, en alleen in beweging komen als het prepaid nokiaatje zijn doordringende beltonen laat horen is het een hele troost om te weten dat er ooit een tijd is geweest waarin Lodewijk leefde. Eigenlijk heette hij Luigi, want hij woonde in Italië en op zijn 7e al zó vroom dat hij zijn leven geheel aan God besloot te wijden. Kom daar tegenwoordig nog maar eens om, in een tijd dat God vooral een afkorting lijkt van Good Old Days.
De vader van Luigi, de markies van Castiglione, heeft grootse plannen met zijn zoon. Hij zendt hem als page naar Italiaanse vorstenhoven en later zelfs naar Philips de 2e in Spanje. Maar ja, Luigi heeft op zijn 9e al plechtig kuisheid gezworen, en het gevolg daarvan is dat hij geen enkele vrouw in het gezicht durft te kijken, zelfs de blikken van zijn eigen moeder stelselmatig ontwijkt. Hij loopt altijd maar voorovergebogen om niets van de wereld en zijn verlokkingen te kunnen zien, en prevelt dan binnensmonds zijn gebedjes. Wat moet je met zo’n jongen aan het luxe en praalzieke hof van een vorst?
Nou, echt een verrassing is het niet: Luigi wil priester worden. En hij zal dan voortaan Aloysius heten. Inmiddels is hij zalig verklaard en dus goed terecht gekomen, maar denkend aan het leven van Luigi zou je je postuum alsnog zorgen over hem gaan maken. Want als je zo bang bent voor de wereld dat je obsessief naar de grond gaat lopen kijken…als je zo kuis bent dat je zelfs je eigen moeder niet aan durft te kijken…ben je dan juist niet doorlopend met sex bezig? Zelf beweerde Aloysius altijd dat hij nog nooit een ‘aanvechting des vlezes’ had gekend. Maar waarom stond hij er dan op zijn schoenen en kousen ergens in een donker hoekje uit te trekken omdat hij aanstoot zou kunnen geven als hij een blote voet liet zien?
Aloysius treedt als 17-jarige in bij de Jezuieten en is daar een toonvoorbeeld van heiligheid. Altijd is hij maar bezig zichzelf te geselen, altijd biedt hij aan gestraft te worden voor de overtredingen die anderen maken, en tussendoor dat eeuwige naar de grond turen. Na maanden in het klooster te hebben verbleven weet hij nog niet hoe het eruit ziet. Uiteindelijk wordt hij gedwongen met een hoge stijve kraag rond te gaan lopen, zodat de arme stumper wel móet kijken. Het is een dunne lijn, die loopt tussen heiligheid en ziekelijkheid!
Op zijn 23e zal de dood Luigi al komen halen. Hij heeft bij het verplegen van melaatsen een infectie opgelopen die hem noodlottig zal worden. Zijn eigen moeder is bij de begrafenis en spreekt daar de wijze woorden: “Doe allemaal goed je best, maar word toch liever maar geen heilige!”