Ooc las de wijse heere,
Hoe dat eene weerelt weere
Hier onder dese eerde.
Ende alst hier dach werde,
Dat daer dan nacht zye.
Hi las dat hemele waren drie.
Van visschen hi ghescreven vant
Hoe dat een wout ende een lant Ghewassen stont up zine zwaerde.
De wind waait over het strand van Terschelling en in de verte strijkt de lichtkolom van de Brandaris over het schemerige water. Daar, op die ondoorgrondelijke zee, moet hij ooit gevaren, de man naar wie deze vuurtoren vernoemd is, Brandaan. Een bonk van een kerel moet het geweest zijn, de abt die geboren werd in 484 in het Ierse Kerry, een geweldenaar, die het ene klooster na het andere laat verrijzen in Ierland, en dan de zee op wil. Want hij heeft in een oud boek allerlei verhalen van overzee gelezen die hij niet kan geloven en met eigen ogen wil zien. En zo ontstaat het fantastische verhaal van Brandaan, het verhaal van de wonderlijke zeereis, de katholieke Odyssee.
Negen jaren duurt de reis over de wereldzeëen, en samen met zijn 80 medebroeders valt Brandaan van de ene verbazing in de andere. Vissen die zo groot zijn dat er eilanden op hun rug groeien…duivels met varkenskoppen die hen met gloeiende steenbrokken bombarderen…bergen van vuur…ze hebben zelfs een ontmoeting met de verrader Judas die hen smeekt hem te verlossen van zijn helse pijnen… Uiteindelijk zou de tocht hen moeten brengen bij het Eiland van Gelukzaligheid, want dat is natuurlijk de bedoeling van het verhaal. De zee reis is symbolisch voor de levensweg die we af moeten leggen. Maar hoe meer Brandaan van de wereld ziet, hoe meer hij ervan doordrongen raakt dat God’s schepping en God-zelf niet te doorgronden zijn. Hij keert terug met zijn schip naar Ierland, en kort nadat hij de laatste bladzijde in zijn logboek heeft volgeschreven, overlijdt hij.
De reis van Sint-Brandaan zal door de eeuwen heen doorverteld blijven worden, niet zozeer uit vrome overwegingen, maar vooral omdat het een verzameling sterke verhalen bevat waarmee je een gure winteravond goed door kunt komen. De verhalen waaien ook over naar het continent. In de 12e eeuw ontstaat er een geschreven versie in het Duitse Rijnland. Later zal het Nederlandse schrijvers als Bertus Aafjes en Willem Wilmink inspireren, en schrijft Paul Biegel zijn eigen Brandaan Mythe met het bekroonde boek Anderland.