Van sommige heiligen is het maar helemaal de vraag of ze wel bestaan hebben. Neem nou Cunera. Ze wordt vereerd, tegen de klippen op, bijvoorbeeld in het Utrechtse Rhenen, waar nog altijd de Gotische Cunera-toren prijkt. En in het Brabantse Heeswijk, waar de Cunera-bedevaart in 1970 werd afgeschaft, maar toch vandaag weer pelgrims zullen verschijnen.
Het is ook maar de vraag of we hier eigenlijk niet met een hardnekkig volksverhaal te maken hebben. Het verhaal, dat in 337 elfduizend maagden onder leiding van de heilige Ursula op weg gaan naar Rome, maar bij Keulen worden overvallen door een horde Hunnen. Cunera ontsnapto aan het bloedbad, als een ridder (men zegt: de Friese koning Radboud) haar uit het gewoel wegrukt, zeer tegen de zin van Cunera overigens die met haar vriendinnen de marteldood wil sterven. En zo komt ze dan terecht bij een familielid van de ridder, in de buurt van Rhenen, waar ze als dienstmeisje gaat werken. Cunera valt al gauw op, want ze werkt hard en het is met name de heer des huizes niet ontgaan hoe mooi ze is. Steeds vaker gaat hij huiselijke aangelegenheden met haar bespreken, en steeds vaker kan hij het niet nalaten tegen zijn eigen vrouw te zeggen dat ze toch maar geluk hebben gehad met zo’n hulp in de huishouding. Die wordt zo jaloers dat ze het juiste moment afwacht, Cunera naar de stal lokt, en haar daar wurgt met een doek. In alle haast wordt het meisje begraven, maar alles komt uit als de paarden ’s avonds weigeren de stal in te gaan en er boven het graf ook nog eens een mysterieuze vlam blijkt te zweven.
Cunera, of Kniertje op z’n Hollands…heeft ze ooit bestaan? We zullen het nooit weten. En d’r is niemand die even wil gaan informeren bij de hemelpoort.