Wie Parijs zegt denkt aan een stad vol lichtjes waar het uitgaansleven nooit stopt. Een romantische stad waar je je portret laat schilderen op Montmartre, zonder erbij na te denken dat dit de heuvel van de martelaren is, waar Saint Denis onthoofd is. Net zo min als er iemand is die bij Saint Germain Des Pres aan iets anders denkt dan aan theaters en sjieke restaurants als Lipp, waar Verlaine, Hemingway, Mitterand en Chirac gegeten hebben. Je moet je tijdens zo’n avondje-uit wel heel stierlijk vervelen wil je erover na gaan denken wie het ook weer was die deze wijk zijn naam gegeven heeft. Saint Germain dus, of, om het op z’n hollands te zeggen: Germanus. Een uitgaansleven was er nog niet in zijn dagen, alleen maar weilanden waarin koeien graasden. Parijs was nog niet veel meer dan een bescheiden stadje rond twee eilanden in de Seine.
In 554 wordt Germanus de eerste bisschop van Parijs en het duurt niet lang of hij krijgt het aan de stok met de Frankische koning Charibert, die weliswaar een kleinzoon is van koning Clovis, maar niet bepaald diens vroomheid heeft geërfd. Charibert blinkt vooral uit in het leiden van een liederlijk losbandig leven, zo erg dat Germanus zich genoodzaakt ziet de koning in de kerkelijke ban te doen. Dat had hem zeker de kop kunnen kosten, ware het niet dat Charibert niet lang daarna overlijdt. Rustiger wordt het er niet op als de drie broers van Charibert elkaar de troon betwisten. Tijdens een periode van broederoorlog is Germanus eigenlijk de enige in de stad die de orde en het gezag kan handhaven. Hij doet dat door de straat op te gaan en wonderen te verrichten. Uitslaande branden blust hij met een zwaai van de wijwaterkwast en zieken geneest hij door hen de zegen te geven. Al gauw wordt hij als een heilige vereerd in de stad. Want juist in een tijd van oorlog, armoede en pest-epidemieën willen de Parijzenaars maar al te graag in wonderen geloven. Tenslotte: waar wonderen zijn, daar is ook de belofte van een hiernamaals, een redding uit hun ellendige tranendal in de stad die dan verre van Lichtstad is.
In 576 overlijdt Germain, uitgeput door lange dagen van intense hulpverlening, gesloopt door de zorgen. Lang zullen de Parijzenaars hem op handen dragen, tot de Franse Revolutie uitbreekt, zijn graf wordt opengebroken en zijn 12 eeuwen oude botten op straat gesmeten.
En nu zit ik in Brasserie Lipp, en zij bekijkt de menukaart. “Heb jij trouwens wel eens gehoord van Saint Germain,” vraag ik haar. “Nee,” zegt ze. Dan legt ze de kaart neer en voegt er glimlachend aan toe: “Maar ik ga helemaal op jou af. Als jij denkt dat dat lekker is, dan bestellen we dat toch?”