Onze Lieve Heer heeft heilige maar soms ook wat vreemde kostgangers. Neem nou Hugo, geboren in het Franse Chateauneuf. Hugo wilde dolgraag een vroom leven leiden, maar dan wel op zijn eigen manier. Hij gaf niets om de rangen en standen binnen de kerkelijke hiërarchie. En hij zag maar al te vaak priesters en bisschoppen die misschien ooit tot hun ambt waren geroepen, maar sindsdien het luisteren waren verleerd omdat ze zelf veel te graag aan het woord waren. Hugo hoefde niet zo nodig. Hij wilde proberen een goed mens te zijn op zijn eigen manier. Het vervelende was alleen: dàt maakte hem juist zo geschikt voor de kerk. Hij kreeg al jong een benoeming als bestuurslid van de kathedraal van Valence.
Het was gewoon zielig om te zien: Hugo wilde koste wat het kost voorkomen dat hij carrière zou maken in de kerk van Valence. Hij was van nature zo bescheiden en bedeesd dat hij zichzelf aanleerde om te stotteren om op die manier zijn welbespraaktheid te verbergen. Ook deed hij er alles aan om zijn geleerdheid te maskeren met af en toe een domme opmerking. Het maakte hem alleen maar populairder, en op de synode van bisschoppen werd hij tot bisschop van Grenoble gekozen. Hij was precies de man die ze nodig hadden om daar de priesters, met hun corrupte en weelderige levensstijl, terug te roepen naar een ingetogener leven.
Hugo, nog maar 28, moet de hele weg naar Rome nee hebben zitten schudden. Maar ja, de Paus spreek je niet tegen, en voor hij het wist was hij tot bisschop gewijd.
In Grenoble stonden ze niet te juichen toen Hugo daar eenmaal bisschop was geworden. Als je niet beter weet dat je als priester best wat kerkschatten mag verkopen of steekpenningen aan mag nemen om mooie juwelen te kunnen kopen voor je vrouw, dan zit je niet te wachten op een man die je wel eens zal voordoen hoe je een voorbeeldig leven leidt. De tegenwerking was groot, en Hugo was te aimabel om de strenge schoolmeester uit te hangen. Zelden heeft een paus zoveel ontslagbrieven ontvangen als in die dagen – rond 1080 – van Hugo. Maar het antwoord was steeds simpelweg ‘nee’, ook toen Hugo wanhopig zijn bisschoppelijk paleis uit was gevlucht naar een klooster. Het machtswoord van de paus luidde domweg: ‘terug!’ Hij was precies de man die het bisdom nodig had, ook al vond hij zelf héél erg van niet. Dertig jaar lang duurde het voor de priesters in Grenoble eieren voor hun geld kozen. Blijkbaar was het de enige manier om af te komen van de man die gedachten kon lezen. Een priester kon zich nog zo vroom voordoen, de bisschop kon hem precies te vertellen aan welke zondige zaken hij ondertussen zat te denken. Toen Hugo van Grenoble eindelijk toestemming kreeg om ontslag te nemen ging er een zucht van verlichting door het diocees. Maar de grootste opluchting was het voor Hugo zelf: hij was 50 jaar lang bisschop tegen wil en dank geweest. De laatste jaren van zijn leven mocht hij slijten in het klooster van zijn vriend Bruno, die zich als kluizenaar, samen met zes volgelingen, had teruggetrokken in het rivierdal Grande Chartreuse en daar de Orde van Kartuizers had gesticht.