Je hebt mensen die leiden een deugdzaam leven. Een leven van A naar B via een kaarsrechte lijn, zonder ook maar éénmaal af te dwalen van het gebaande pad. Een foutloos parcours, alleen zullen ze, eenmaal aanbeland in de hemel, weinig te vertellen hebben. Want ze zijn gegaan zoals ze gekomen waren, een onbeschreven blad.
Zo niet Johannes uit het Portugese stadje Montemor. Vanaf het moment dat hij geboren werd, op 8 maart 1495, was zijn leven een duizelingwekkende achtbaan van gebeurtenissen. Om te beginnen is Johannes een naam die hij pas veel later in zijn leven zal aannemen. Hoe hij eigenlijk heette weten we niet, want al op zijn achtste loopt hij van huis weg en begint een leven van avonturen en omzwervingen. Hij hoedt schapen, verhuurt zich als dagloner, vecht als soldaat tegen de Turken, is zeeman, werkt als slavenopziener in Marokko…kortom: een bont en bruisend leven. Hij had zich eigenlijk voorgenomen om het na zijn 40ste wat rustiger aan te gaan doen, en wat meer te gaan bidden en bezinnen, maar ach: dan komt er weer een aanbod van een Portugees gezin om hen te vergezellen op een maandenlange zeereis, en…dan kruipt het bloed toch waar het niet gaan kan. Jaren later vinden we onze Portugese avonturier terug in Zuid-Spanje, waar hij als marskramer heiligenprenten en vrome lectuur verkoopt, tot hij in Granada een eigen winkeltje kan beginnen.
En dan komt de ommekeer, tijdens het luisteren naar een donderpreek van Johannes van Avila. Geen ommekeer in stilte, bespiegelend en bezinnend…da’s meer voor de mensen van de kaarsrechte lijn. Nee, bij dit wervelende leven in een achtbaan hoort een omslag die gepaard gaat met donder en bliksem, explosies… Als hij zich realiseert dat hij zich nooit om zijn eigen zielenheil heeft bekommerd, klapt er een oorverdovende kreet uit zijn mond, gooit hij zichzelf in de modder, loopt brullend als een stervend beest door de straten van Granada, en eindigt in het gekkenhuis! Weer bij zinnen gekomen neemt hij de naam Johannes de Deus aan, naar Johannes de Doper, en gooit het roer radicaal om. Zijn leven bestaat voortaan uit het verzorgen van geesteszieken, en…handige prater als hij is, bedelt hij een heel eigen ziekenhuis bij elkaar. En in dat ziekenhuis gaat hij geesteszieke mensen verplegen op een manier die ongehoord is in die dagen. Hij sluit ze niet op in eenzame cellen, maar, maar doet alle moeite om hen te genezen met medicijnen die hij zich nog herinnert van zijn wereldreizen, medicijnen uit de Balkan en Afrika. “Zij zijn ziek, niet bezeten”, zei hij. En hij is de eerste die met de krankzinnigen probeert te praten, hoe gebrekkig ook, om zo de oorzaak van hun verwarring te achterhalen. Zijn inzet is totaal, tot Johannes op 55-jarige leeftijd de geest geeft. En opstijgt naar de hemel waar al die rechtlijningen waarschijnlijk eeuwig zullen moeten luisteren naar verhalen waaraan geen einde lijkt te komen!