Het is een strijd geweest die haar dieptepunt vond in de kortstondige maar hevige koorts die beeldenstorm heette. De strijd om de vraag: mag je Jezus Christus en de heiligen afbeelden. Het protest van de beeldenhaters bestond erin dat zij vonden van niet. Het goddelijke kan en mag je niet afbeelden. Maar, zeiden de katholieken, de hele essentie van de komst van de Verlosser is nou juist dat hij, om ons te kunnen redden, mens is geweest onder de mensen. Tenslotte betekent de naam Christus weliswaar ‘het goddelijke’ maar de naam Jezus ‘de mens’. En waarom zou je een mens niet mogen afbeelden?
De beeldenstrijd zou 120 jaar duren. Hij zou vele levens verbitteren en ontelbare beelden tot gruis verpulveren. En toch: Luther en Calvijn moesten nog geboren worden. Deze strijd tussen beeldenhaters en beeldenaanbidders speelde zich af in de 8e eeuw in het Byzantijnse Oosten. Johannes van Damascus was een vurig pleitbezorger voor de beelden en het recht om heiligen af te beelden. Zijn vader was minister van Financiën geweest bij de Kalief en Johannes volgde hem in die functie van schatmeester op. Beide waren christenen en dat was mogelijk omdat de tolerantie van andersdenkenden onder de mohammedanen van die tijd bizonder groot was. Toch raakte Johannes uit de gratie bij de kalief, omdat hij ervan verdacht werd geld te hebben gestolen. De straf daarvoor was het afhakken van de rechterhand, en dat gebeurde. Het verhaal wil dat Johannes die nacht intens tot Maria bad en de volgende ochtend wakker werd met een opnieuw aangegroeide rechterhand.
Het leven van Johannes zou nooit meer hetzelfde zijn. Hij ging het klooster in, en begon te schrijven. Dikke boeken over de schepping, over God, over de eucharistie, engelen, duivels…hij schreef zelfs een roman: Barlaan en Josaphat. Hij schreef met de graagte van een geobsedeerde…alsof hij het wonder van de teruggekregen rechterhand ten volle wilde benutten.
Na zijn dood, in 754, is Johannes van Damascus eeuwenlang vereerd als een heilige door de Oosterse kerk. Pas 11 eeuwen later sloot Rome zich bij deze verering aan, toen paus Leo de Dertiende hem uitriep tot kerkleraar van de westerse katholieke kerk.