Mensen zeggen vaak: hoe kan er een God bestaan als hij alle oorlog en ziekte in de wereld zomaar toestaat? Ja, dat is dus diezelfde God die zijn eigen zoon aan het kruis laat sterven, die de arme zieke Job laat zitten op z’n mestvaalt…en die in de 14e eeuw ook tamelijk onbarmhartig heeft toegeslagen in Schiedam. Het ruikt nog niet naar jeneverstokerijen aan het Schie als daar op 18 maart 1380 een meisje wordt geboren bij Pieternel en Peter Janszoon, een nachtwaker. De blonde Lidwina is zó oogverblindend mooi dat de jongens zich verdringen op de stoep. Dan zijn ze wel aan het verkeerde adres; ze zouden beter naar de Sint Janskerk kunnen gaan, waar Lidwina meestal ligt te bidden bij een Madonnabeeld. Lidwina weet dat ze mooi is, en ze is het er niet mee eens. Hoe vaak heeft ze haar vader niet horen verzuchten dat God niet in mooie gezonde lichamen woont, omdat die vaak zo vol zijn van aardse verlangens dat er voor hem geen plaats meer is?
En dan komt het: er is hoop voor Lidwina. Ze bidt om verminkingen en God zal haar gebeden verhoren…meer dan haar lief is. Het gebeurt in de strenge winter van 1395, dat het Schie is dichtgevroren en Lidwina, die samen met vriendinnen aan het schaatsen is, ten val komt en een rib breekt. Een op zich onnozele verminking, die echter zal leiden tot 38 jaar afgrijselijk lijden. Op de gebroken rib ontstaat een abces, dat naar binnen openbreekt. In de eerste drie jaar scharrelt ze nog met een stokje rond, maar vanaf 1398 komt ze in bed te liggen en tot haar dood, 35 jaar later zullen haar voeten de grond niet meer raken. Eten kan ze niet binnenhouden, ze leeft op de hostie die een priester haar dagelijks komt brengen. In haar lichaam vallen grote gaten waaruit pinkdikke wormen komen kruipen…als men haar wil verleggen moet men haar armen aan het lichaam binden omdat ze er anders af zouden vallen…als een dokter haar onderzoekt haalt hij hele stukken verrotte darmen uit haar lichaam, die op een rekje gedroogd worden om ze daarna alvast te begraven.
Bent u daar nog? De pastoor van Schiedam in ieder geval niet meer. Hij kon de stank op het kamertje niet meer verdragen. Zijn opvolger wordt door een doodzieke maar nog zeer aanwezige Lidwina op zijn nummer gezet als hij haar in plaats van een hostie een gewoon stuk brood wil toedienen. “Dacht u dat ik het verschil niet zou proeven,” bijt ze hem woedend toe. Als hij uit wraak het praatje rond gaat strooien dat Lidwina een heks is, moet hij zich voor de samengestroomde volkswoede opsluiten in zijn eigen sacristie. Nijdig voorspelt het meisje dat hij de pest zal krijgen, en die laat nog geen jaar op zich wachten.
Bent u daar nog? Lidwina zelf nog wel, tot haar grote spijt. Hoe vaak heeft ze niet gebeden of ze snel dood mag? Uiteindelijk gaat het bidden over in berusten: blijkbaar moet zij lijden niet alleen lijden voor haar eigen zonden, maar ook voor die van anderen. Uit extra boetedoening laat ze haar bed vervangen door een strozak en ligt de laatste jaren gewoon op de planken vloer.
‘n Onvoorstelbaar lijden van 38 jaar, waarin de geest groeit in plaats van verpletterd te worden. Op 14 april 1433 sterft ze zonder dat er iemand aan haar bed staat.