“Filémon, het is Paulus die u schrijft. Ik ben een oud man, mijn vriend, en bovendien gevangen genomen om mijn geloof. Mijn verzoek geldt het kind dat ik hier in de gevangenis voor de Heer heb gewonnen, Onesimus. Ik stuur hem u terug met hem heel mijn liefde. Graag had ik hem hier gehouden om voor mij te zorgen in mijn gevangenschap. Maar ik wil niets doen zonder uw toestemming. Ik hoop dat u hem terugneemt als de christenbroeder die hij ook voor mij is geworden.”
Wat is er gebeurd? De apostel Paulus is in Rome gearresteerd, even na het jaar 60, en in de gevangenis gegooid. Daar leert hij Onesimus kennen, een slaaf die is weggelopen bij zijn meester Filemon, bang als hij was voor de straf die hij zou krijgen nadat hij iets had gestolen. Het toeval wil dat Paulus bevriend is met Filemon, de bisschop van Kolosse. Daarom stuurt hij de slaaf, die door hem bekeerd is tot het christendom, terug naar zijn meester, en vraagt hem Onesimus voortaan als vrij man te willen behandelen.
Het probleem was trouwens iets ingewikkelder dan het lijkt. Volgens het Romeinse recht mag een weggelopen slaaf een vrijplaats zoeken bij een altaar. Dat kan ook het huisaltaar van een familie zijn. En het hoofd van die familie heeft de plicht die slaaf te beschermen tegen de wraakgevoelens van zijn vroegere meester. Die vroegere meester is dus een vriend van Paulus.
Dat verklaart misschien ook zijn losse toon. Over het geld dat Onesimus heeft gestolen, schrijft hij luchtigjes: “Zet dat maar op mijn rekening.” En verder raadt hij Filemon aan vast een logeerkamer voor hem klaar te maken, voor als hij op bezoek komt om te kijken hoe het met de verloren zoon Onesimus is. Mocht Filemon nog het plan hebben om de teruggekeerde slaaf de zoutmijnen in te sturen, dan kan hij elk moment Paulus op de stoep verwachten, die komt informeren hoe het met hun beider christenbroeder is! Je ziet Paulus gewoon zitten schrijven in de Romeinse gevangenis, en Onesimus leest over zijn schouder mee, en zegt af en toe: “Kunt u dat er ook nog bij zetten, voor alle zekerheid?”
Hoe zou het afgelopen zijn? Het antwoord op die vraag vinden we in een brief die 50 jaar later geschreven is, door een zekere Ignatius van Antiochie, een christen op weg naar zijn executie in Rome. Die schrijft een brief aan Onesimus, die inmiddels van slaaf tot bisschop is geworden. De bisschop van Efeze. Ook in Macedonie zal Onesimus mensen tot het christelijke geloof bekeren, tot hij gevangen wordt genomen door de Romeinen en in gestenigd in Rome.