Je hebt van die heiligen…daar hoor je klaroenstoten bij, hoorngeschal, als die de hemel binnentreden dan maken ze daarvan een spektakel waarbij vergeleken de opening van de Olympische Spelen kinderspel zijn. Je hebt ook heiligen waarbij je muziek hoort die vooral in de stiltes klinkt. Muziek die in een hoekje zit te wachten tot iemand haar wil horen. De muziek van een herdersjongen die Pascalis Baylon heet.
Hij werd geboren op Eerste Pinksterdag 1540 en overleed 52 Pinksterdagen later. Wat Pascal betreft zouden we het hierbij mogen laten. Want meer dan een eenvoudige herdersjongen uit de Spaanse landstreek Aragon was hij niet, en hij zou het altijd blijven. Leergierig was hij wel, zo wilde hij graag leren lezen en schrijven. Maar boeken groeien nu eenmaal niet aan de olijfbomen in Aragon, dus vroeg hij aan de zeldzame voorbijgangers nooit iets anders dan: kunt u mij vertellen hoe je die klank schrijft, en die en die?
Pascal Baylon had op de uitgestrekte velden genoeg tijd om na te denken, en op een dag besloot hij dat hij geen herder meer wilde zijn, maar schaap. Dat hij niet meer wilde hoeden maar gehoed worden. Nou, zo’n vreemd verhaal hadden ze bij het klooster, waar hij aanklopte, nog nooit gehoord. Wat moesten ze met zo’n uit de klei getrokken sukkel die trots meldde dat hij drie hele woorden kon schrijven?
Pas bij een Franciscaner klooster kon Pascal terecht. Hij mocht als lekenbroeder bij de poort staan. Dan zouden ze daarna wel verder zien. Maar Pascal had zijn plaats gevonden. Hij hoefde niet verder te zien. En toen men eenmaal inzag hoe intelligent deze herdersjongen annex portier eigenlijk was, en hem een priesteropleiding aanbood, wees hij het aanbod in alle bescheidenheid af. Overdag als gelijke om te mogen gaan met mensen aan de poort, en dan ’s avonds het voorrecht te hebben te bidden bij het Heilig Sacrament…kon het mooier? Hij hoefde niet geleerd te worden en carrière te maken…hij wilde alleen maar…die rechtstreekse lijn met God!
Het grappige is…mensen als Pascal worden soms tijdens hun leven al als een heilige gezien. Maar altijd door de mensen, niet binnen maar buiten de poort, die het met eigen ogen hebben gezien: hoe hij op zijn eenvoudige manier troostte, soep uitdeelde, hoe niemand ongezien langs kon lopen. Misschien waren de broeders binnen de kloostermuren toch teveel bezig met rangen en reglementen om te kunnen zien wat ze buiten wel zagen. De simpele mens, ontdaan van alle versierselen, die niet in een majestueuze gestalte naar boven reikt, maar in al zijn kleinheid mens wil zijn. Geen herder, maar een schaap dat gehoed wil worden, en uiteindelijk het luidste klinkt in de stilste muziek.