Stel: je bent jarig en er staat een heilige voor de deur. Zou je open doen? Want een heilige, veilig ver weg begraven in de geschiedenis, vereren, da’s tot daar aan toe, maar een stuk of vijf heiligen rond de salontafel, da’s een ander verhaal. Je kunt Bernardus van Siëna geen zoutjes voorzetten want hij is aan ’t versterven…en als je Catharina van Bolgna zoekt…die is net een heel luidruchtig visioen aan ’t hebben in de gang. En dan zijn dan nog de gangmakers…de andere heiligen zitten strak voor zich uit te mompelen in hun ruwkatoenen pijen. Het lijkt er toch een beetje op dat er in voorbeeldige levens geen plaats is voor een gezellig avondje. Heilig worden is een serieuze aangelegenheid; er kan geen lachje af.
Wel natuurlijk als je Pipo de Goede wordt genoemd, en gezegend bent met een rijk gevoel voor humor. Philippus Neri is zijn eigenlijke naam, en hij komt uit Florence, waar hij in 1515 geboren is als zoon van een notaris. Philippus wil eigenlijk zijn leven doorbrengen in eenzaamheid, in een hutje in de Italiaanse bergen, maar God heeft andere plannen met hem: hij zal in de jungle van Rome gaan werken als apostel van het volk. Op zich is dat humor: je wilt alleen zijn maar iets in je karakter trekt mensen aan. Heel Rome van paus tot paardenkoopman wil raad van je, wil bij je biechten, en eist je aandacht op. Ook God – tijdens de mis moet Philippus zich af en toe aan het altaar vastklampen om niet in extase de lucht in te zweven. Eenmaal komt zo’n begin van een extase zo ongelegen dat hij een wildvreemde man aan zijn baard trekt om zich vervolgens met een grapje te verexcuseren. Op straat wordt hij door iedereen herkend. Misschien wel omdat hij maar aan één kant van zijn gezicht een baard laat groeien: een grapje om zijn eigen ijdelheid de kop in te drukken. Als Anna Borromeo, de schoondochter van de onderkoning van Sicilië, eens op straat voor hem neerknielt om zijn zegen te vragen, doet hij dat welwillend, maar kan het niet nalaten haar kapsel eens flink door de war te maken, met de woorden: “Ach, laat het een troost zijn dat echte schoonheid van binnen zit.”
Behalve een grappenmaker is Philippus Neri ook een vader voor alle armen in Rome. Hij verkoopt alles wat hij heeft om ze te kunnen helpen en sticht in 1548 een vereniging waarvan de leden bij zieke mensen gingen waken. Zijn agenda is overvol: ziekenzalen en schoolklasjes bezoeken, processies, zwemwedstrijden in de Tiber, gevangenisbezoek, mensen aan werk helpen, tehuizen bouwen voor pelgrims en voor kansarme kinderen…soms dagen van 10 uur biechthoren…als hij het even niet meer aan kon dan vluchtte Philippus voor een paar uur een catacombe in, en kwam er dan met een brede smile weer uit.
Als hij op zijn 80e overlijdt, blijft het nog lang onrustig in de stad. En enkele eeuwen zullen de Romeinen nog anekdotes blijven vertellen over de heilige die tegelijkertijd een levensgenieter was…
Tot op de dag van vandaag hangt er in Rome een half afgeschilderd portret van hem. Halverwege stond Philippus Neri namelijk op en zei: bij nader inzien moesten we de mensheid die lelijke kop van mij maar besparen!