Tegenwoordig hoor je het vaker: “Nee dank je, ik eet geen vlees.” Maar voor het allereerst klonk die zin in het Frans-Zwitserse Jura-gebergte. Hoewel, hardop zal Roamnus de zin niet uitgesproken hebben, want hij leefde moederziel alleen in de bossen van het gebergte. Europa aanbad nog de natuurgoden van de Franken en Germanen, Willibrord, Bonifatius en de christelijke koning Clovis moesten nog geboren worden. Op een dag ergens in de 5e eeuw besloot Romanus zich terug te trekken uit de heidense wereld en als de dieren te gaan leven, met de dieren. Het enige bezit dat hij bij zich had was wat gereedschap een een boek over heiligen die hem waren voorgegaan in het kluizenaarschap. En daar zat Romanus onder een sparreboom en bracht zijn dagen biddend door. Tegenwoordig zouden we hem zeker zonderling hebben gevonden, want hij praatte met de dieren en leek daarna te luisteren naar hun antwoord.
Romanus blijft niet lang alleen. Na enkele jaren hoort hij voor het eerst weer voetstappen van mensen in het verlaten woud. Het is Lupicinus, die heeft besloten het voorbeeld van zijn oudere broer te volgen. En na Lupicinus volgen er meer: allemaal mensen die zich bij de groep aansluiten omdat ze kluizenaar willen worden. Ik kan me voorstellen dat Romanus op een avond die hele groep rond de sparrenboom heeft overzien en heeft bedacht: ergens klopt er hier iets niet!
Dan besluiten de twee broers kloosters gaan bouwen, samen met de nog steeds groeiende schare volgelingen. Eerst in Condat, dan in Lauconne en La Baume. Kloosters waar de monniken geen vlees eten, alleen melk drinken als ze ziek zijn, gekleed gaan in dierenhuiden, en lopen op uit houten klompen.
Volgens de legende deed Romanus meer dan praten met dieren en kloosters bouwen. Zo ontmoet hij twee lepra-lijders op weg naar Sankt-Moritz, nu een ski-oord, toen een bedevaartsoord van de heilige Mauritius. Het zijn melaatsen waar mensen met een grote boog omheen lopen. Hun rottend vlees roept alleen maar angst en afkeer op, want in de Middeleeuwen is men er nog vast van overtuigd dat melaatsheid de straf is voor begane zonden, en dat het de duivel zelf is, die deze menselijke lichamen aanvreet. En wat doet Romanus? Hij loopt recht op de twee mannen af en omhelst hen. Als hij hen weer loslaat zien de omstanders daar twee gezonde mannen staan, die niet kunnen geloven wat er met hen is gebeurd.
Op 44-jarige leeftijd wordt Romanus door de bisschop van Arles tot priester gewijd. Samen met zijn broer blijft hij de kloosters besturen die hij heeft gebouwd, tot aan zijn dood in 666, in Condat, het huidige Saint-Claude.