“Als vorst de 40 martelaren brachten, dan houden zij die 40 nachten.”
Nee, het is niet het cryptogram van vanmorgen, het heeft wèl alles te maken met de weersverwachting, zoals die in spreuken bestond in de tijd voor de nieuwe ijsheiligen John Bernard en Piet Paulusma. Vroeger werden de dagen van het jaar ook vaak aangeduid met de naam van een heilige. En de boeren, voor wie de weersverwachting van belang was, onthielden de wetmatigheden in het weer aan de hand van spreuken waarin de heiligen vaak genoemd werden. “Sint Amaan trekt het zaaikleed aan,” of “Op Sint Joachimsdag komen dikwijls sjaal en vuur van pas.” Het was voor de boeren vooral een handige manier om weetjes over het weer te onthouden.
“Als vorst de 40 martelaren brachten, dan houden zij die 40 nachten.” Een wel heel raadselachtige zin. Ze zeggen het ook wel anders: “Zoals het weer de 40 martelaren vindt, zo blijft het 40 dagen lang mijn vrind.”
Het heeft alles te maken met het Romeinse Rijk waar de christenen eeuwenlang vervolgd zijn, tot ver in de vierde eeuw. Een van de ergste moordpartijen vindt plaats in Armenië, waar zich in een Romeins garnizoen 40 christenen blijken te bevinden. Christenen zijn in die tijd niet moeilijk te vinden, want ze zijn trots op hun geloof en peinzen er niet over het te verloochenen. De 40 christenlegionairs wacht een macabere straf. Eerst worden ze gedwongen een nacht lang naakt op het ijs van een bevroren vijver door te brengen, de ochtend erna vinden ze de dood op een brandstapel. Het gevolg is alleen maar dat het Christendom er weer 40 martelaren bij heeft en steeds populairder wordt in een afbrokkelende Romeinse imperium.
Daarom zeggen we in maart: het kan vriezen en het kan dooien. En nog eeuwenlang zullen boeren op hun veld staan, peinzend in de lucht turen en weten dat de kans er dik in zit dat ze met het weer zoals het vandaag is uitgevallen, nog 40 dagen opgescheept zullen zitten. “Zoals het weer de 40 martelaren vindt, zo blijft het 40 dagen lang mijn vrind.”