Als tegenwoordig drie Engelse jongens naar Nederland komen dan kunnen ze mooi zingen en vormen ze een bandje. Wiro, Plechelmus en Ottokar konden vast ook wel heel mooi zingen, maar niet echt het soort repertoire dat in de Lage Landen veel fans op de been bracht. Het waren drie Schotse jongens die elkaar al van jongsaf kenden, en die net als Willebrord en Bonifatius hun eiland verlieten om hier het christendom te brengen. Eerst waren ze na wat omzwervingen in Rome terechtgekomen, waar de paus hen opdracht gaf om op toernee te gaan door Nederland. Nou bestond Nederland nog niet in de 8e eeuw: Het werd bewoond door de Friezen in het Noorden, de Saksen in het Oosten en de Franken in het Zuiden. Er was één probleem: de al een eeuw eerder bekeerde Franken vielen regelmatig de heidense Friezen en Saksen aan…en drie vroom-christelijke jongens die uit het Zuiden komen wandelen kunnen dus rekenen op een koele ontvangst. Zo ver gaan Wiro, Plechelmus en Ottokar ook niet. Het gebied tussen Maas en Rijn, niet àl te Noordelijk dus, wordt hun werkterrein. Ze vestigen zich op de plaats waar nu St.Odiliënberg ligt, even ten Zuiden van Roermond. Daar bouwen ze een kerk en een klooster ter ere van de Maagd Maria, en van daaruit beginnen ze hun bekeringstochten. Wiro gaat naar het Westen, Plechelmus krijgt het iets moeilijker op zijn tochten als hij eerst naar het Duitse Kleve reist, daarna in Noordelijke richting, waar ze in elke Saksische boerderij en achter iedere Twentse hoeve hele scherpe bijlen en hooivorken hebben staan. Wat de boer niet kent… Het is een argwanende houding tegenover iedere buitenstaander die tot op de dag van vandaag bestaat in de Achterhoek en Twente, en als Plechelmus een nederzetting kwam binnenlopen, met zijn heel andere kleding, zijn andere taal, en dat rare christendom dat hij kwam verkondigen, dan was het vaak een kwestie van geluk als hij er ook weer levend uitkwam. En toch kreeg hij het steeds weer voor elkaar: hij had de gewoonte zich eerst te verdiepen in het plaatselijke heidense geloof en dan een invalshoek te zoeken waar het christendom bij kon aansluiten. Zo kon het gebeuren dat zojuist bekeerde boeren zich achter de oren stonden te krabben: die rare monnik had het aldoor gehad over dingen waar ze het roerend mee eens waren…overal konden ze volmondig ja op zeggen: bleken ze ineens christen te zijn geworden! Over één ding waren ze het roerend eens: die geneeskrachtige kruiden, die Ottokar bij zich had, die hadden echt effect. Ja, en het verhaal dat dat allemaal God’s werk was, dat hadden ze er maar op de koop toe bijgenomen.
Of de drie evangelisten een natuurlijke dood zijn gestorven weten we niet. Maar het feit dat het hoofd van Plechelmus als reliek bewaard wordt in de kerk van Oldenzaal doet het ergste vermoeden. Over Ottokar tasten we in het duister, en de overblijfselen van Wiro kwamen in Utrecht terecht, tot de bisschop daar zich in 855 genoodzaakt zag te vluchten voor de Noormannen, met meeneming van het gebeente van Wiro, die nu hun rustplaats hebben gevonden op de plaats waar het allemaal begon, in St.Odiliënberg.