Route 5 – La Guerra

Guerra

Als hoge Duitse officieren het atelier van Pablo Picasso met een bezoek vereren valt hun oog op de Guernica, het legendarische schilderij waarop in chaotische zwart-wit tinten de angst en doodstrijd van het Baskische stadje Guernica is afgebeeld. Vol bewondering kijken de officieren ernaar.

“Haben Sie das gemacht?” vragen ze de schilder.

“Nein,” antwoordt Picasso, “das haben Síe gemacht!”

De Spaanse burgeroorlog, tussen 1936 en 1939 is niet alleen de generale repetitie geweest voor de Tweede Wereldoorlog…het is ook het logische gevolg van de politieke wanorde waarin Spanje zich al sinds 1812 bevindt. Als het land in oorlog is met het Frankrijk van Napoleon ontstaat in Spanje voor het eerst een stroming die Liberal wordt genoemd. Deze liberalen vluchten naar de Zuidelijke havenstad Cadiz en vestigen daar het Spaanse parlement, de Cortes. Met een grondwet die uitermate liberaal is. Zo liberaal dat hij de grootgrondbezitters èn de Kerk in Spanje heel wat privileges ontneemt. Als Napoleon de Slag bij Waterloo verloren heeft en de Spaanse koning Ferdinand de Zevende terugkeert is het eerste wat hij doet de grondwet buiten werking stellen. Daarna zal Spanje een eeuw lang heen en weer blijven slingeren tussen linkse en rechtse krachten. In 1820 plegen liberale officieren een staatsgreep om de grondwet weer aan te nemen. De koning wordt niet afgezet, de staatsgreep was alleen bedoeld om er iets door te drukken. Deze Pronunciamento’s zullen in de komende eeuw een gewoonte worden in Spanje. Zo plegen in 1823 de Conservatieven weer een staatsgreep om de grondwet weer af te kunnen schaffen.

Na 1833, als koning Ferdinand de Zevende overleden is, ontstaat er onenigheid wie hem moet opvolgen. De koning heeft zijn dochter Isabella aangewezen als zijn opvolgster, zijn broer Don Carlos meent echter ook aanspraak te kunnen maken op de troon. Waar Isabella voorstandster is van een liberale moderne regering, wil Don Carlos terug naar de absolute monarchie waarin de Kerk weer haar oude rol kan gaan spelen. Isabella wint de strijd en de Carlisten sluiten zich aan bij het Conservatieve verzet. Na twee Carlistische oorlogen brokkelt de beweging af, en ontstaat in Spanje een twee partijenstelsel, van Conservatieven en Liberalen, die afwisselend regeren.

Niet alleen koningskinderen bevechten elkaar in Spanje. Ook regio’s als het Baskenland, Catalonië en Navarra zijn met hun eigen Junta’s voortdurend in strijd met de centrale regering in Madrid, omdat ze zich gedragen als staatjes in de staat. Ze worden bij hun onafhankelijkheidsstrijd regelmatig geholpen door bijvoorbeeld de Carlisten. Een strijd die, zoals aanslagen van de ETA duidelijk maken, tot op de dag van vandaag doorgaat. En die ervoor gezorgd heeft dat er nauwelijks een nationaal Spaans gevoel over is, behalve bij legerofficieren…

Nadat in 1898 Spanje haar laatste kolonies, Cuba, Puerto Rico en de Filippijnen aan Amerika is kwijtgeraakt en ook nog eens definitief haar rol als wereldmacht heeft verspeelt, blijft er een land in verwarring achter. Een hopeloos verouderd land, waar het verschil tussen rijke grootgrondbezitters en arme arbeiders groter is dan waar ook in Europa. Nog niet zo lang geleden heeft in Rusland de Grote Communistische Revolutie plaatsgevonden, en het ligt voor de hand dat met name in Spanje de Communisten, net als de Socialisten en Anarchisten, steeds meer aanhang krijgen onder de bevolking. Niet alleen de Katholieke Kerk ziet gevolgen overlopen naar arbeiders-syndicaten, ook de  leger-officieren die zich lange tijd buiten de politiek hebben gehouden, beginnen zich tegen het regime af te zetten. De trotse Spaanse generaals zijn vernederd door de Amerikanen, die het over een ‘great little war’ hebben…Spanje is naast zijn prestige al zijn buitenlandse gebieden kwijtgeraakt…en nu dreigen in Spanje zelf de Communisten de macht over te nemen! Als in 1931 Koning Alfonso naar Frankrijk is gevlucht en de Tweede Republiek wordt uitgeroepen door linkse arbeiders…begint er in de hoofden van sommige generaals een plan te broeden. Een van die generaals heeft zijn regiment in Marokko en heet Francisco Franco Bahamontes.

 

Francisco Franco kijkt uit het raam van zijn hacienda, waarachter de palmbomen van de Canarische Eilanden wiegen in de warme wind. Hij ijsbeert heen en weer voor de open haard, tikt vinnig met zijn nagel tegen het glas Malaga-wijn en zegt dan tegen zijn Italiaanse gast : “Het wordt tijd dat er een nieuwe wind gaat waaien in mijn land. Ze hebben mij naar dit eiland gestuurd zodat ze in Spanje geen last meer van me zullen hebben…denken ze. De regering is òf corrupt òf bestaat uit rooie idioten. Ze hebben mij Ze hebben mijn Kerk beledigt en vernedert door grondwetswijzigingen die het katholicisme afschaffen als staatsgodsdienst, en er vrijheid van godsdienst voor in de plaats stellen…door de Orde der Jezuieten te verjagen, door echtscheiding mogelijk te maken bij de wet! Dat hebben ze mijn Kerk aangedaan…en mijn kerk is ook Uw kerk! Ze hebben de Catalanen hun zelfstandigheid gegeven en er de Spaanse natie mee uit elkaar gerukt. En nu zijn ze begonnen met een aanval op het leger, mijn Leger. 6000 officieren hebben ze naar huis gestuurd. En wat doen ze? Ze laten het allemaal maar gebeuren! Want weet u: als je hier in Marokko bij de Africanistas dient, dan weet je wat het is om door het hete zand te kruipen, en te moeten vechten voor je bestaan. Maar al die legerofficieren in Spanje…die leiden een luizenleventje…het zijn een soort politie-agenten geworden die de orde lopen te bewaken en bevorderd worden als ze een bepaalde leeftijd hebben bereikt. Het wordt tijd dat er in mijn land orde op zaken wordt gesteld, senor Mussolini!”

Als het linkse Volksfront in februari 1936 de verkiezingen met een kleine meerderheid wint van het Nationalistische front, groeit de onrust in Spanje. Falangisten, ultrarechtse Spanjaarden, beginnen naar model van de Italiaanse Fascisten en de Duitse Nazisten eigen legertjes te trainen. In legerkringen beginnen de discussies over een staatsgreep toe te nemen. Ook de Carlisten hebben al laten weten dat zij mee zullen doen. Grootgrondbezitters vrezen een revolutie en brengen hun bezittingen naar het buitenland. Het aantal politieke moorden op vooraanstaande linkse personen neemt toe.

Maar ook in het linkse kamp wordt steeds harder geroepen om aktie. De Italiaan Giuseppe Fanelli reist in opdracht van de Russische communisten naar Barcelona en Madrid om daar het anarchisme te prediken. Hij legt er de basis voor de grootste en machtigste anarchistenbeweging ter wereld. De socialisten hebben zich verenigd in hun PSOE en in de vakbond UGT en CNT, die al snel miljoenen leden zullen hebben. De socialist Largo Caballero, door de Russische Pravda de Spaanse Lenin genoemd, reist het land door met zijn boodschap van revolutie, en de communiste Dolores Ibbaruri wordt in het parlement gekozen en krijgt daar de geuzennaam La Pasionara. Zij houdt compromisloze en gedreven redevoeringen in de Cortes als de troepen van Franco binnenvallen: “We zullen de fascisten er niet door laten. No pasaran!” Het werd de roemruchte kreet van de Spaanse strijders tegen het fascisme.

Voor een Spaanse legerofficier is het plegen van een staatsgreep niets bizonders in 1936. Al een eeuw lang helpen ze politici met het plegen van staatsgreepjes, als die er een weet doorheen willen drukken of er juist een af willen schaffen. De Pronunciamentos worden ze genoemd.

De plegers van deze staatsgreep Francisco Franco, José Sanjuro en Emilio Mola (die het geheel voorbereidde en coördineerde) hebben alle generaals die meedoen een gebied toegewezen dat ze gaan bezetten. Daarna moeten ze vanuit die gebieden met hun troepen optrekken naar Madrid. Omdat daar de regering zetelt en de weerstand groot zal zijn, verwachten ze enkele dagen nodig te hebben voor Madrid. Dat hun staatsgreep in een complete burgeroorlog zal ontaarden verwacht niemand. Net zomin als er iemand is die kan bevroeden dat Duitsland, Italië en Rusland troepen zullen sturen om de strijdende partijen bij te staan. En dat kunstenaars, idealisten en avonturiers vanuit de hele wereld naar Spanje zullen komen om mee te vechten in deze bizarre burgeroorlog; want het is niet alleen de strijd van Spanjaard tegen Spanjaard die hier uitgevochten wordt. Het is de strijd van links tegen rechts, van liberaal tegen conservatief, van socialist tegen uitbuiter, van democratie tegen fascisme, van Goed tegen Kwaad

 

Geen enkele oorlog vond zijn literaire neerslag in zoveel boeken van beroemde schrijvers als de Spaanse Burgeroorlog. Voorheen was er wel eens een schrijver geweest, die vervuld van vlammende hartstocht, zijn pen verruilde voor het zwaard. Bijvoorbeeld de Engelse dichter George Byron, die meevocht in de vrijheidsoorlog van de Grieken tegen de Turken. Maar bij deze oorlog ging het om meer: in teveel landen kwamen fascisten aan de macht die elke vorm van vrije democratie aan hun laars lapten, die een toekomstvisie hadden waarin voor vrij denkende mensen geen plaats meer zou zijn. En dus kiezen ze partij, en vechten ze in enkele gevallen zelfs daadwerkelijk mee in de internationale brigades: André Malraux, Ernest Hemingway, Bertold Brecht, Ezra Pound, Graham Greene, George Orwell… deze Britse schrijver beschrijft in welke wereld hij terecht komt als hij aankomt in Barcelona.

“Min of meer met de bedoeling artikelen voor de krant te schrijven was ik naar Spanje gegaan, maar ik had me bijna onmiddellijk gemeld bij de arbeidersmilitie, omdat iets anders op dat moment en in die atmosfeer onvoorstelbaar leek. Voor het eerst van mijn leven was ik in een stad waar de arbeidersklasse in het zadel zat. Praktisch elk gebouw van enig formaat was in beslag genomen door de arbeiders en versierd met rode vlaggen of met de rood-zwarte vlag van de anarchisten; op elke muur waren hamer en sikkel en de afkortingen voor de revolutionaire partijen gekalkt; in bijna elke kerk waren de heiligenbeelden verbrand en was de rest weggehaald. Hier en daar waren kerken systematisch afgebroken door ploegen arbeiders. Elke winkel en elk café had een bordje waarop stond dat de zaak gecollectiviseerd was; zelfs de schoenpoetsers waren gecollectiviseerd en hun kistjes waren rood-zwart geschilderd. Kelners en winkelbedienden keken je recht in de ogen en behandelden je als gelijke. Onderdanige en zelfs formeel-beleefde uitdrukkingen waren tijdelijk verdwenen. Niemand zei ‘Senor’ of Don’ of zelfs ‘Usted’; iedereen sprak iedereen met ‘kameraad’ en ‘jij’ aan, en zei ‘Salud’ in plaats van ‘Buenos dias’. Fooien waren bij de wet verboden; bijna het eerste dat ik meemaakte was een preek van een gerant in een hotel, omdat ik geprobeerd had de liftjongen een fooi te geven. Particuliere auto’s waren er niet, die waren allemaal gevorderd, en alle trams en taxi’s en veel andere vervoermiddelen waren rood-zwart geverfd. Overal vlamden de revolutionaire affiches aan de muren in heldere rode en blauwe tinten, waar de enkele reclame-affiches die nog over waren als modderspetten bij afstaken. Op de Ramblas, de brede hoofdverkeersader van de stad, waar voortdurend massa’s mensen heen en weer stroomden, brulden luidsprekers de hele dag en tot laat in de avond revolutionaire liederen. En het vreemdste van alles was de aanblik van die massa’s. Behalve een klein aantal vrouwen en buitenlanders waren er in het geheel geen goedgeklede mensen. Praktisch iedereen droeg grove arbeiderskleren, of een blauwe overall, of een variant van het militie-uniform. Dit alles was vreemd en ontroerend.Veel ervan begreep ik niet, in sommige opzichten vond ik het zelfs onprettig, maar ik erkende het onmiddellijk als een stand van zaken waarvoor het waard was te vechten.”

George Orwell heeft meegevochten aan de zijde van socialisten, anarchisten en communisten. Maar als hij gewond raakt en bijna wordt vermoord door zijn kameraden, de communisten, keert hij daarna terug naar Engeland met een illusie armer. Want de kameraden met wie hij heeft gevochten geven net zo min een stuiver om de vrijheid van het individu als de fascisten. Hij heeft gevochten voor een maatschappij waarin iedereen gelijk is…maar waarin een handjevol machthebbers toch net iets meer gelijk zal zijn dan alle anderen. Dat idee van een geestloze samenleving waarin voor intellectuelen en kunstenaars zeker geen plaats zal zijn, begint hem steeds meer te beklemmen. Later zal Eric Arthur Blair, zoals Orwell eigenlijk heet, zijn angst voor de Brave New World vastleggen in Animal Farm en 1984.

 

De eerste beelden van de Spaanse burgeroorlogen leveren de beelden op die de oorlog ook zijn idealistische romantiek zal geven: in de straten van Barcelona en Madrid breken hevige straatgevechten uit tussen regeringsgetrouwe arbeiders en de fascisten. Generaal Franco heeft met zijn troepen de oversteek van Marokko naar Spanje nog niet kunnen maken. Pas met behulp van de vliegtuigen van Hitler en Mussolini kan zijn leger de overtocht maken. De republikeinen weten de fascisten in de eerste weken nog terug te slaan. In Barcelona worden als protest tegen de fascistische Olympische Spelen in Berlijn zelfs alternatieve Spelen georganiseerd. Maar de sporters die mee zullen doen raken zo in de ban van de Spaanse strijd tegen het fascisme dat ze liever gaan vechten dan hardlopen.

De eerste maanden van de oorlog worden gekenmerkt door enorme wreedheden van beide partijen. Aan de kant van de republikeinen zijn het vooral de anarchisten die wat persoonlijke rekeningen willen vereffenen: kerken worden in brand gestoken, 6000 geestelijken worden vermoord, en ook grootgrondbezitters, aristocraten en falangisten maken kennis met de anarchistische terreur. Aan de andere kant, bij de nationalisten van Franco, is de terreur een officieel onderdeel van de politiek. Op die manier worden bezette gebieden schoongeveegd en de bevolking geintimideerd. Maar ook hier biedt de burgeroorlog een uitstekende dekmantel om persoonlijke rekeningen te vereffenen. Zo heeft de Falangist Ramon Ruiz Alonso het gemunt op de populaire schrijver Frederico Garcia Lorca uit Granada, die op een ochtend ergens buitenaf wordt neergeschoten. Zijn lichaam wordt anoniem begraven om te voorkomen dat het graf van de geliefde auteur een bedevaartsplaats kan worden. Zijn boeken zullen onder het regime van Franco niet gelezen mogen worden, maar zijn lied klinkt vandaag weer in een vrij Spanje en in Route 5.

Franco’s troepen marcheren vanuit het Zuiden naar Toledo, omdat deze stad, een bolwerk van Falangisten is omsingeld door republikeinen. Een telefoongesprek tussen de commandant van het fort en zijn zoon, die als gijzelaar neergeschoten zal worden door de republikeinen als zijn vader zich niet overgeeft, verhoogt het drama. Uiteindelijk zal Franco door de linies heenbreken, met de hulp van het Vreemdelingenlegioen dat uit Marokko met hem is meegekomen. Het heeft echter wel tot gevolg dat zijn aankomst bij Madrid hierdoor vertraagd wordt, en de Russische militaire hulp, de Internationale Brigade, de hoofdstad net bereikt voor Franco zijn aanval kan inzetten. Voorlopig zouden de fascisten de strijd om Madrid verliezen.

En in de heuvels en de bergen van Spanje zal drie jaar lang een oorlog woeden die nog krankzinniger is dan elke andere oorlog. Want wie meevecht weet het op een dag ook niet meer. Wat is goed en wat is fout? Zijn de Russische agenten in hun leren jassen goed en is de Portugees die van dictator Salazar vrijwilliger moest worden bij de Falangisten fout? En hoort die Duitser nou bij de fascisten of juist bij de anti-fascisten. Ernest Hemingway, succesvol auteur en avonturier, beschrijft de waanzin van deze oorlog als hij zegt: “Je maakt je kwaad, heel kwaad. Bijvoorbeeld omdat je het volgende moment dood kunt zijn. Maar aan de andere kant: was je niet kwaad, dan was je ook geen goed soldaat!”

 

(uit: Over The Hill van Ernest Hemingway)

“Weet je zeker dat je geen Rus bent?” vroeg de soldaat.

“Nee, ik ben geen Rus.”

“Maar je hebt het gezicht van een Rus.”

“Nee,” zei ik, “Je hebt het mis kameraad. Ik heb een heel raar gezicht, maar het gezicht van een Rus is het niet.”

“Ik haat alle vreemdelingen,” zei de soldaat, die uit de Spaanse streek Extremadura bleek te komen. “Maar de Russen het meest.”

Door de pas kwam een lange man in het uniform van de Internationale Brigade, met zijn deken opgerold over zijn schouder en vastgemaakt om zijn middel. Hij hield zijn hoofd omhoog en leek op een man die slaapwandelde. Ik keek, hoe hij alleen de oorlog uitwandelde, met zijn hoofd op die vreemde manier omhoog geheven. Hij liep de heuvelrug over en verdween uit het gezicht.

“Vreemde oorlog,” zuchtte ik.

“Wat is er mis met deze oorlog?” vroeg de soldaat uit Extremadura kwaad. “Vind je dit geen fijne oorlog? Kom je hier als vreemdeling onze oorlog een beetje belachelijk maken?”

“Uit welke stad kom je, kameraad?” vroeg ik.

“Badajoz,” zei hij. “Ik kom uit Badajoz. In Badajoz zijn we geplunderd en beroofd en onze vrouwen zijn verkracht door de Engelsen, de Fransen en nou door de Moren.”

“Dat spijt me,” zei ik. “En waarom haat je de Amerikanen?”

“Mijn vader is op Cuba door de Amerikanen gedood.”

“En de Russen?”

“Omdat ze de vertegenwoordigers zijn van de tirannie en ik het land heb aan hun gezichten. Jij hebt het gezicht van een Rus!”

Net op dat moment kwamen twee mannen in leren jassen, met gezichten met hoge jukbeenderen en Mauser pistolen met houten holsters tegen hun been gebonden, de pas door, in onze richting. De langste van de twee sprak me aan en vroeg me in gebroken Frans: “Heb je hier een kameraad langs zien komen. Een kameraad met een deken om zijn schouders gebonden, die van het front vandaan liep?”

“Nee,” zei ik, “zo’n kameraad heb ik niet gezien.”

Hij keek me een ogenblik aan en het viel me op dat zijn ogen grijzig geel waren en totaal verstard. Toen zei hij snel iets tegen de ander in een taal die ik niet verstond en ze beklommen de heuvelkam van waaruit ze alle passen konden overzien.

“Dat zijn nou echte Russische gezichten,” zei de soldaat uit Extremadura.

Ineens zag een van de twee mannen wat hij zocht en wees. Toen begonnen de twee mannen in leren jassen te draven als jachthonden. Achter de heuvelkam hoorde ik het blaffen van de Mauser pistolen. Toen een pauze…dan een enkel schot.

De twee lui in de leren jassen kwamen teruglopen, maar moesten bij ons even wachten om tanks te laten passeren.

“Heb je de kameraad die je zocht gevonden?” vroeg ik.

“Ja kameraad, dank je,” zei hij en bekeek me zorgvuldig.

Toen ze weer vertrokken waren zei de soldaat naast me: “Daarom haat ik vreemdelingen. En daarom vind ik…ik heb je mijn brood en mijn wijn gegeven…dat je nu weg moet gaan.”

Ik stond op, gaf hem een hand, en liep de heuvel af. Wie vandaag het dichtst bij de overwinning was, dat was de Fransman, die ineens helder had ingezien hoe stom het was te sterven in deze waanzin. Hij was de oorlog uitgewandeld, niet uit lafheid, maar met waardigheid, omdat hij het ineens allemaal te helder zag. Maar zijn overwinning had maar geduurd tot halverwege de heuvel. Ik zag hem liggen met zijn deken nog om, op de helling, toen ik de heuvel afliep in de richting van de stafauto die me naar Madrid zou brengen…

In 1937 laat generaal Franco de Baskische stad Guernica bombarderen door vliegtuigen van het Duitse Condor-legioen. Voor de Duitsers was het handig om hun wapens alvast uit te kunnen testen. 7000 inwoners van Guernica vonden de dood.Na de mislukte offensieven van de republikeinen bij Brunette en Teruel, verliezen ze ook de Slag bij de Ebro. Catalonië valt in de eerste maanden van 1939 en Franco kan eind maand Madrid binnenmarcheren. Hij heeft zijn overwinning te danken aan de steun die hij kreeg van de Duitsers en Italianen. De republikeinen zijn in de beginfase van de strijd geholpen door Stalin…maar die trekt zijn handen van Spanje af als hij een niet-aanvalsverdrag met Hitler sluit. Frankrijk en Engeland hadden hulp kunnen bieden, maar durven niet, bang dat de oorlog escaleert. En dus kan de dictator Franco in een land waar al een half miljoen Spanjaarden zijn gesneuveld, nog eens 100.000 republikeinen aan de wurgpaal ter dood laten brengen. 300.000 Spanjaarden verlaten hun land om er nooit meer terug te keren.

Uiteraard is Hitler een van de eersten om het Spanje van Franco te erkennen.

En op 3 april 1939, blij er een fel anti-communist in Europa bij te hebben, erkent ook Amerika het Franco-regime. Dat zal tot aan zijn dood in 1975 blijven bestaan. In een land waar de politie Guardia Civil is, maar door de bevolking wordt gehaat, omdat ze er niet zijn om de mensen te beschermen, maar om ze op te pakken als ze het niet eens mochten zijn met Francisco Franco.

In het Europa van na de Tweede Wereldoorlog zal Franco meer en meer geïsoleerd raken. Het is voor de Galiciër geen enkel probleem: hij heeft ook geen enkele interesse in het buitenland. Hoewel hij de Hitler-groet ooit in zijn land introduceerde en altijd de twee foto’s van Hitler en Mussolini op zijn bureau had staan, heeft hij Spanje, ondanks herhaald aandringen van de twee dictators, buiten de Tweede Wereldoorlog weten te houden. En ook daarna heeft hij geen enkele aandrang om zijn isolement te doorbreken. Hij heeft altijd een minachting voor het buitenland gehad en zal Engeland, Frankrijk, Duitsland of Amerika ook nooit bezoeken. Voor hem bestaat alleen Spanje, het grote geweldige krachtige Spanje. Gelukkig hebben dictators niet het eeuwige leven. In 1975 kan Spanje opgelucht ademhalen. De Socialistische Arbeiderspartij van Felipe Gonzalez wint de verkiezingen in 1982 en begint het land te hervormen. Onder Juan Carlos wordt Spanje weer een monarchie, die toetreedt tot de Europese Gemeenschap en de NAVO.

In februari 1981 valt er nog eenmaal een steentje in deze rimpelloze vijver als kolonel Tejero in het oude tenue van de beruchte Guardia Civil het parlement binnenstormt en de regering met een pistool onder schot houdt. Door de interventie van koning Juan Carlos kunnen de doodsbange parlementariërs die onder hun bankjes waren gekropen, na enkele uren al weer terugkijken op iets dat achteraf niet meer was dan een koddige operette-vertoning met een kolonel in klederdracht. Maar In Spanje weet je het maar nooit; ooit werd zoiets een burgeroorlog!

Share This

1 comment

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *