Route 5 – Yamato Damashi

Japan

Zijn Japanners ook los verkrijgbaar? En als hun ogen achteruit gaan, kopen ze dan een bril of nieuwe lenzen voor hun camera. En boven alles: mag die glimlach even weg? Met dit soort van discriminerende gedachten loop ik naar een van de Japanse toeristen bij het Vrijheidsmonument op de Dam in Amsterdam. Als ik hem aanspreek laat hij zijn camera zakken, maakt een lichte buiging, en schudt pas daarna mijn uitgestoken hand, met een glimlach.

“Wist u,” begin ik, “dat je een heleboel mist als je fotografeert.”

Hij knikt. “Yes,” zegt hij.

“Eigenlijk,” ga ik verder, “zie je dan niets van wat er allemaal om je heen te zien is.”

De Japanner knikt en glimlacht. “Yes…”

“Dat stel je dan allemaal uit tot je weer thuis bent. En daar merk je dan dat het toch niet zo mooi is als dat je dacht. Want je mist de diepte, je mist de kleuren en geuren… Je had gewoon moeten kijken toen je er was, zonder die stomme camera.” Hij buigt en hij knikt. “Yes yes yes,” zegt hij. Enthousiast eindig ik: “Mijn mooiste reis, door Senegal, staat me nog haarscherp voor ogen, beeldje voor beeldje. Juist omdat ik niets meegenomen had. Ik zei tegen mezelf: ik ga het niet vastleggen…ik ga het allemaal onthouden!”

“Yes!” De Japanner buigt en knikt en schudt mijn hand. “Ik ben Peter,” zeg ik automatisch, en hij zegt: “Misumi”. Dan doet hij een stapje achteruit, en maakt een foto van me.

 

Er ligt ergens een eiland waar de bewoners alles precies andersom doen. Als je een huis binnengaat neem je je hoed niet af, maar je schoenen. Je wast jezelf naast de badkuip en als je eenmaal schoon bent stap je erin. Rouwende mensen dragen wit, en voetnoten staan bóvenaan de bladzijde. De wijn wordt gekookt en de vis juist weer niet. Katten hebben er geen staarten, tuinen hebben er geen bloemen en de vrouwen helpen er de mannen uit hun jas. Ze hebben eeuwenlang geïsoleerd op hun eiland gewoond en weten niet beter.

Japan, een eiland met twee gezichten. Aan de voorkant het extatische gezicht van Manga, Tamagotchi, Sony en Mitsubitsji, de hoge winsten…aan de achterkant het serene gezicht van de Zen-monnik, de oude ambachtsman, de hoge waarden.

130.000 Japanners…en 40% leeft op maar 1% van de ruimte die de vier grote eilanden bieden. De andere 60% is verspreid over 377.000 vierkante kilometer grond.

De bewoners van Nihon (zoals Japan eigenlijk heet) zijn lichtelijk in de war na de verwoesting van Kobe en de val van de Yen. Ze leven in een spagaat. Jarenlang hebben ze zich blindgestaard op de nieuwste blinkende namaaksnufjes…en nu beginnen ze zich af te vragen of nog iets over is van de oeroude levenswijsheid die ze diep in hun ziel altijd met zich hebben meegedragen.

Het eiland Japan heeft een voorkant en een achterkant. Aan de voorkant ligt de stad Tokio, die na 1952, toen de Amerikanen er vertrokken, voor de Oriëntaalse versie van het Witschaftswunder zorgde. Zo was er een winkelier die radio’s ging repareren toen de Japanners eenmaal weer naar buitenlandse zenders mochten luisteren. We kennen hem tegenwoordig als meneer Sony. En samen met de heren Honda, Leica en Mistubishi zorgde hij ervoor dat de Japanse economie na een jaar of tien samen met de Europese en de Amerikaanse aan de wereldtop stond.

Daar denk ik over na terwijl ik Tokio achter me laat en de Japanse Alpen voor me zie opdoemen. Omote Nihon en Uro Nihon. Tokyo en Kyoto. Ik reis met de supersnelle bullet-trein van de voorkant naar de achterkant. Het is maar goed dat de twee werelden gescheiden zijn door een 20 kilometer lange tunnel. 20 kilometer duisternis, om na te denken over het oude en nieuwe, vroeger en nu, winsten en waarden. De beep-beep-muziekjes van gokkasten en electronische speeltjes heb ik achter me gelaten. Ik ben op weg naar de achterkant van Japan: de historie, de traditie, de magie.

De trein heeft twee uur geklommen, en bereikt dan de Daishimizu Tunnel. Achter me worden de fabriekscomplexen in de voorsteden van Tokio kleiner en kleiner, en dan wordt het donker. 20 kilometer lang is de tunnel die Japan verdeelt in een voorkant en een achterkant. Zo noemen de Japanners het ook: Omote Nihon en Uro Nihon. De voorkant en de achterkant van Japan. De voorkant, met Tokio als middelpunt, is het nieuwe Japan waar je robothondjes kunt kopen als je eenzaam bent en waar secretaresses hun hamburger eten terwijl ze in een Manga-strip lezen.

De achterkant van het eiland is de kant waar de boerendorpjes liggen, waar de Geisha’s opgeleid werden in Kyoto, de vroegere hoofdstad. Hier werd ooit het Zen Boeddhisme geimporteerd uit Korea, en de thee-ceremonie uit China. Als een Japanner het over zijn geboortedorp heeft, dan wijst hij deze kant op, en dan bedoelt hij altijd meer dan alleen maar zijn geboortedorp. Dan heeft hij het over de tradities die hij van thuis heeft meegekregen, en die in hem voortleven. Tradities die hij achteloos heeft achtergelaten, toen hij mee wilden profiteren van de Vooruitgang, en werk ging zoeken in Tokyo.

 

Uro Nihon…het is meer dan de traditionele kant van Japan. Het is een spiegel die de Japanner zichzelf voorhoudt als hij, rustend van zijn jachtige stadsbestaan, in zijn hete bad gaat liggen om tot rust te komen. Dan denkt hij na over de wereld waar hij vandaan komt, en die zo anders is dat het leven in rusteloos Tokyo hem een permanent gevoel van jetlag geeft. Hij bedenkt zich dat de achterkant van Japan eigenlijk zijn innerlijk is, en de voorkant zijn uiterlijk. De van buiten glimlachende computerprogrammeur heeft heimwee naar zijn innerlijk. Daar kunnen geen tien cursussen origami iets aan veranderen.

Er is een woord dat hij nog vaag kent van vroeger. Een woord waarin alle waarden besloten liggen. Yamato Damashii. Hij spreekt het meerdere malen zachtjes voor zich uit, als een soort van mantra. Maar na enkele minuten begint zijn electronische geisha hoge piepgeluidjes te maken, ten teken dat hij uit bad moet.
Ik kijk naar mijn medepassagiers. Ze glimlachen. Ik denk terug aan de Japanner op de Dam in Amsterdam. Hoe hij naar me glimlachte toen ik zei dat hij geen foto’s moest maken, en steeds maar ‘yes, yes’ zei. Ik heb er toen weinig van begrepen. Als Japanners ‘ja’ zeggen is dat niet omdat ze het met je eens zijn. Voor hen staat ‘nee’ zeggen gelijk aan: gezichtsverlies lijden. Hun ‘ja’ betekent dus niet meer dan: ik luister nog. En als het een lang verhaal is wat je vertelt, kan het na verloop van tijd zelfs niet meer betekenen dan: ja, ik ben nog wakker!

Gezichtsverlies lijden is voor een Japanner het ergste wat er is. Daarom zullen we een Japanse keizer nooit horen zeggen: het spijt me. Daarom zien we op tv een Japans industrieel, een volwassen man, huilen, en voor ons gevoel een dramatisch misbaar maken als hij zichzelf ongeveer nietig verklaart omdat de verkoopcijfers zijn gedaald. Daarom is het percentage zelfmoordpogingen in Japan 20% hoger dan bij ons, en was het in het verleden zelfs een geaccepteerd ritueel dat een Samurai-krijger zelfmoord pleegde, Harakiri, als hij zich oneervol had gedragen.

Dat voor ons overdreven gevoel van trots heeft alles te maken met het traditionele Japan waar deze trein me naartoe brengt. Het heeft alles te maken met de erecode die Yamato Damashii heet. En zolang je die erecode niet begrijpt zul je Japanners ook nooit begrijpen.

De Japanse erecode, Yamato Damashii, betekent zowel spirit als eenheid. Wat het precies betekent, daarover worden geen driftige discussies en disputen gevoerd. Want zo gaat de Japanner niet met zijn traditie om. Op straat zul je geen standbeelden aantreffen die herinneren aan een rijke historie. De Zen-Boeddhist, die de Japanner is, heeft de tradities en bijbehorende erecode, niet uit boekjes of uit mondelinge overlevering. Door meditatie heeft hij zich de normen en waarden van vroeger eigen gemaakt; ze liggen besloten in zijn gedachten, achter zijn bevroren glimlach. En juist daarom zijn ze voor een buitenstaander niet te doorgronden.

Yamato Damashii…een spirit die uit vrede voortkomt. Uit het soort rust en vrede dat je bereikt via meditatie. Een spirit die voor een Japanner altijd samenvalt met een gevoel van eenheid. Misschien wel omdat Japan nooit de Renaissance heeft meegemaakt die in Europa het individu centraal stelde. Misschien kijken we er daardoor een beetje vreemd tegenaan hoe makkelijk Japanners met wildvreemde landgenoten baden in openbare badgelegenheden, en hoe ze, keurig in het gelid, en uniform gekleed, aan het begin van iedere werkdag het strijdlied van de firma zingen. Voor hen is het de normaalste zaak van de wereld, en heeft het alles te maken met Yamato Damashii, spirit in eenheid.

 

Ineens is het licht de trein binnengevallen. We rijden na 20 kilometer de tunnel uit, het land in dat de achterkant van Japan heet. Ik heb na zitten denken over Yamato Damashi, spirit in eenheid. Het is een begrip waarbij de trots van het individu hetzelfde is als de trots van Japan. Want diep van binnen kent iedere Japanner de mythe van Nara, de heilige plaats waar de voorvader van alle Japanners het leven zag, Jimmu, kleinzoon van de Zonnegodin. De keizer van Japan zou daar in een directe lijn van afstammen, maar met hem alle bewoners van de vier eilanden die Japan vormen. Yamato Minzoku noemen de Japanners het, en het verbindt hen als een uitverkoren ras met elkaar en met hun keizer.

Er is een tijd geweest dat dit diepgewortelde geloof is misbruikt om een gehele bevolking te mobiliseren tot het waanidee dat hun oorlog, samen met de Duitsers, een heilige oorlog was. Duitsers, waarmee de Japanse bevolking het idee een uitverkoren ras te zijn, van nature gemeen had.

Yamato Damashii, spirit in eenheid. Na de Tweede Wereldoorlog werkten de Japanners aan een wonderbaarlijk snelle opbouw van hun land. Het resultaat kennen we allemaal: we luisteren er cd’s mee af, we fotograferen ermee en we rijden erin. Zonder het diepgewortelde idee van Spirit in Eenheid had zowel het Japanse aandeel in de oorlog, als de wonderlijk snelle wederopbouw daarna, nooit kunnen plaatsvinden. Die wederopbouw kòn plaatsvinden omdat de Japanner, na eerst zijn onvoorwaardelijke trouw gegeven te hebben aan de keizer, die loyaliteit nu gaf aan zijn directeur op het werk!

 

De trein nadert de hoofdstad van het oude Japan, Kyoto. Ik zou een en al oog moeten zijn voor de schoonheid van het landschap om me heen: de seringen, pruimenbloesem, japanse kers…

Maar in plaats daarvan denk ik na over Yamato Damashii, spirit in eenheid.

Want wij, nuchtere Nederlanders, wij individualisten kunnen het ons niet voorstellen, die wonderlijke chauvinistische erecode. In feite komt het erop neer dat je als individu mislukt bent als je als lid van de gemeenschap hebt gefaald. Daarom huilt een fabrieksdirecteur in Japan, daarom pleegt een van fraude beschuldigde minister zelfmoord.

Of kunnen we ons dat gevoel van chauvinisme in deze dagen van EK-gekte toch iets beter voorstellen? We plegen nog net geen zelfmoord als Oranje verliest! Maar ook wij zijn in deze dagen ten prooi aan Yamato Damashii, spirit in eenheid. De uitzinnige vreugde na een overwinning, en de diepe droefenis van gezichtsverlies na een nederlaag.

Ineens zie ik de beelden weer voor me van die wonderlijke wedstrijd tussen Joegoslavië en Slovenië. Hoe de Slovenen hun voormalige moederland met drie doelpunten vernederden. Een vernedering die compleet was toen de getergde Joegoslaaf Mihajlovic een Sloveen omver duwde en het veld werd afgestuurd. Ineens realiseer ik me dat er een essentiële overeenkomst is tussen de hergeboorte van een tot dan toe onzichtbaar Joegoslavisch elftal, dat in een kwartier 3 doelpunten maakte, en de hergeboorte van Japan na de Tweede Wereldoorlog. Zo moet het geweest zijn. Na de diepe vernedering van Hiroshima en Nagasaki hadden de Japanners nog maar twee mogelijkheden over: collectieve zelfmoord of wraak nemen op de hele wereld. Het werd wraak…een soort wraak waarbij Japan het gezichtsverlies van een verloren oorlog probeerde uit te wissen door er op het vlak van de economie een te winnen.

Niet voor niets is het Beursgebouw in Tokio gevestigd in de straat waar vroeger het opleidingscentrum was voor de Samurai, de Japanse krijger. Een Samurai, die voor hij een grote sprong kon maken, eerst diep door de knieëen moest zakken, om kracht te verzamelen.

 

Er was ook een praktische reden die het Japanners mogelijk maakte hun land in een razendsnel tempo weer op te bouwen na de oorlog. Binnen bedrijven heerste nog altijd een middeleeuws feodaal stelsel; de werknemers waren ongeveer het eigendom van hun baas. Trouwhartig droegen ze hun uniformen van de firma, deden ’s ochtends gedisciplineerd mee aan de gymnastiek en het zingen van het firma-lied. Een vakbond om te protesteren tegen de onmenselijk-lange werktijden was er nog niet. En daarnaast: de Japan man had kon dag en nacht doorwerken; de privacy van een gezin was hem vreemd; er was thuis geen vrouw die op hem wachtte.

 

Misschien komt het doordat Japan eeuwenlang geïsoleerd is geweest van de beschavingen om haar heen, maar tot voor enkele jaren werden Japanse mannen en vrouwen nog aan elkaar uitgehuwelijkt. Voor de Japanse vrouw is het huwelijk de veilige haven die haar de schande van het pariadom kan besparen. En de hele omgeving zorgt ervoor dat ze zal trouwen, als ze op haar 25ste de Tekireiki (de geschikte leeftijd) heeft bereikt. Daarna volgt de eerste Omiai, een blind date met een door anderen uitgezochte man. Zowel de man als de vrouw mag weigeren, maar moet dat wel meteen doen, omdat de aanstaande schoonfamilie anders de bruiloft misschien al aan het regelen is. Een vrouw die er niet in slaagt aan de man te raken voor haar 26ste wordt een ‘Kerstkalkoen’ genoemd. Die verliezen tenslotte ook hun waarde na die datum in december!

Het huwelijk dat wordt gesloten is een verstandshuwelijk. Ontstaat er liefde, dan wordt dat ervaren als een bonus. Of soms zelfs als een nadeel. Want de echtgenoot en echtgenote worden niet geacht zelfs maar vriendschappelijke betrekkingen te onderhouden. Dat is nergens voor nodig. Hij zal toch van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat ergens aan het werk zijn, en als hij buiten de stad werkt soms zelfs maanden achtereen van huis zijn. Het is in Japan zo normaal dat ze er zelfs een woord voor hebben: Tanshin Funin. “Ach,” zegt zo’n getrouwde Japanse vrouw: “Het is één persoon minder waarmee je thuis rekening moet houden.”

 

De rol van de vrouw in de Japanse samenleving is altijd een domestieke en dienende geweest, meer nog dan bij ons. Het is tot voor kort de plicht van de Japanse vrouw geweest de rug van haar man te wassen, hem de lekkerste hapjes van een maaltijd voor te schotelen, hem uit zijn jas te helpen…

In het openbaar werd die dienende rol vervuld door Geisha’s. Meisjes die vroeger al op hun 8ste werden verkocht aan de spartaanse Geishascholen in Kyoto. Voor veel van die meisjes was het overigens een droom om Geisha te worden, zoals meisjes in Europa stewardess willen worden. Want een geisha is meer dan een beroep: het is een staat van volmaaktheid. Geisha’s hebben niets te maken met bordelen, eerder nog met onze eerbiedwaardige rederijkerskamers. Een goede Geisha amuseert mannen, zoals mannen met hoofse liefde hun dame amuseerden. Ze is opgeleid in de traditionele Japanse kunsten: muziek, dans, kalligrafie, thee-ceremonie, poëzie en conversatiekunst. Ze heeft een exquisiete gratie in haar traditionele kimono; het haar is opgestoken, het gezicht wit gepoederd, de lippen kersenrood gestift. Zoals een Geisha in Tokio het verfijnd (hoe anders) uitdrukte: “In onze wereld is de man de leider, de vrouw volgt hem. Zo hoort het te zijn. De vrouw ondersteunt hem zonder dat te laten merken. Het is de grootste deugd die een vrouw kan hebben: van binnen sterk zijn als de pit van een perzik, van buiten zacht als de huid van de vrucht.”

In het moderne Japan geven zakenmensen de voorkeur aan de diensten van een hostess of escort. Die misschien niet kan kalligraferen, maar dat ruimschoots compenseert met andere genoegens.

De eerbiedwaardige 64-jarige Asako Miyakawa, schrijver van boeken als De Ziel van Japan en De Code van de Samurai, laat me het Japanse teken zien voor Yamato Damashii. Het teken van harmonie. “Stel je maar voor dat je op de top van de Mount Fuji zit te mediteren en het punt bereikt dat je geheel in harmonie bent met jezelf en de wereld om je heen. Dat is Yamato Damashii. Maar het is geen begrip uit het Japanse Zen-Boeddhisme, zoals je misschien zou denken. Het gaat veel verder terug, op het begrip Bushido, dat je het beste zou kunnen vergelijken met het middeleeuwse begrip van ridderlijkheid, hoffelijkheid en hoofsheid, zoals men dat in Europa kende. Op de Japanse versie van die begrippen is de code van de Samurai en de Geisha gebouwd. Yamato Damashii.”

Het is zonde. Minstens net zo zonde als de Japanner die Europa louter bekijkt door de lens van zijn zoeker. Ik sta in een betoverende tuin die Uro Nihon heet, en ik heb alleen maar lopen peinzen over Yamato Damashii. Bij het dorp Miyama ga ik onder een boom met prachtige rose bloesem zitten en probeer mijn hoofd leeg te maken. Alleen maar te genieten van die wonderlijke wereld om me heen. De groene terrassen, uitgestrekte rijstvelden, de kleurige houten boerderijen die met hun gallerijen op statige tempels lijken…dan zie ik op de asfaltstraat die sinds kort het oude dorp verbindt met de nieuwe wereld, een klein Japans jongetje op straat liggen. Hij kijkt ergens naar, maakt drukke gebaren… Als ik beter kijk zie ik dat hij bezig is een schildpad aan te moedigen, een schildpad die traag over het asfalt kruipt, in de richting van de neonlichten van Tokio…lichtjaren verderop…

Share This

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *