Route 747 – Belgica 1

Belgica 1TURNHOUT

het wordt een reis langs Vlaamse volksverhalen en legendes, verdwenen dorpen, mannen zonder hoofd en Maria met de inktpot. We gaan de grens over bij Turnhout, het vredige grensstadje waar enkele eeuwen geleden, een legertje van dorpelingen de Oostenrijkers versloeg. Naar men zegt met de hulp van de Heilige Maagd, die boven de Theabalduskapel zweefde en de kanonskogels van de vijand opving in haar schoot. 1789: de Slag van Turnhout. De overwinning, die het begin van België had kunnen zijn, was van korte duur. De Oostenrijkers kwamen al snel terug om Turnhout weer in te nemen.

 

ANTWERPEN

Op de oever zat een reus die Druon Antigoon heette, die tol eiste en iedereen die weigerde de hand afhakte. Toen echter kwam de Romein Salvius Brabo die de reus overwon en diens hand in de Schelde gooide. Vandaar de handen in het wapen van de stad, en vandaar ook de naam Antwerpen. De 123 meter hoge toren van de Onze-Lieve-Vrouwkathedraal beheerst het centrum van Antwerpen. Er omheen vind je cafés met wonderlijke namen als Het Groot Ongenoegen, de Vagant en het Dertiende Gebod, een café waar de zondige zatlappen worden omringd door zo’n honderd heiligenbeelden. Je kunt ook naar Quinten Matsijs, de oudste herberg van de Lage Landen, anno 1565, op de hoek van de Hoofdkerkstraat en de Moriaanstraat.

Je kunt natuurlijk ook de stilte van het kerkhof zoeken, van het Schoonselhof, waar op nummer 45 Willem Elschot rust onder een berkenboom. Tegenover hem, op nummer 41, ligt Paul van Ostaijen. En iets verderop, bedekt met rodondendron en conifeer, Marnix Gijsen. Pol de Mont, de voorman van de Vlaamse Tachtigers, verzuchtte in 1931 dat hij het hier zo heerlijk vond, dat hij er ook wel wilde liggen. Inmiddels is zijn gebed verhoord: hij ligt, naar we aannemen tot volle tevredenheid, op nummer 35. Heel ver weg is het verkeer van de stad, en dichterbij de kikkers en merels.

Van rust is geen sprake in het voorstadje Wijnegem, waar al jaren uit het niets ineens een Fata Morgana voor kooplustigen opduikt, een shopping centre met de afmetingen van een monstrueus paleis. Hier doe je je boodschappen in de inmiddels door het Franse Carrefour opgekochte Grand Bazaar, en winkel je in duizend en een winkels…om daarna koffie te drinken in een Grand Café…nee, het is geen Fata Morgana: Frank Masmeijer staat hier echt achter de counter pintjes te tappen.

 

RIJMENAM (ANTW)

Niet alleen aan het begin van deze 21e eeuw dreigt het begrip Arabier een beladen betekenis te krijgen, tussen de 12e en de 17e eeuw was de aanduiding Arabier, Saraceen of Turk er een die ongeveer gelijk stond aan Antichrist. Het was dan ook de tijd van de Kruistochten, èn de tijd dat de Turken Europa binnendrongen en oprukten tot aan de Rijn. België hebben ze nooit gehaald, en toch: ook hier zat de schrik er goed in, en beweert men bij hoog en bij laag dat er Turkse schatten verborgen liggen bij Grobbendonk en Wanzele. Het zou gaan om een Gouden Mahomet, een beeld dat in de grond is verstopt toen de Turken overhaast op de vlucht sloegen. Ook in het Antwerpse Rijmenam ligt een schat verborgen, een krijgskas die de Turken verborgen hebben in de grond om hem later weer op te komen halen. Evenwel, bovenop de krijgskas ligt een omgekeerde tafel, en daarop waakt een zwarte hond. Wie de schat wil opgraven mag vooral niet spreken, want al had men de schat al op de kar getild…één woord en hij zinkt terug in de grond. Vandaar ook het spreekwoord: spreken is zilver en zwijgen is goud, zegt men in Rijmenam. Ook lachen is absoluut uit den boze, en het is in Rijmenam gebeurd dat mannen ’s nachts de Turkse schat wilden opgraven, en dat er koddige dingen door de lucht vlogen, zoals vieze vlinders, karren met hooi en katten met pollepels…om hen maar aan het lachen te maken.

 

GENT

Je kunt het je nu niet meer voorstellen maar de lakenstad Gent was ooit een van de rijkste en machtigste steden van Europa. Een koppige vechtstad was het, die de koningen van Frankrijk deed beven en er niet voor terugdeinsde de wapens op te namen tegen de eigen zoon Karel de Vijfde.

Wie in Gent het Gravensteen gaat bezichtigen loopt over een brug die de macabere naam Lieve Onthoofdingsbrug draagt. Volgens een Gentse sage werden in 1371 twee edellieden, vader en zoon, gevangen genomen door Lodewijk van Male, omdat ze geweigerd hadden hem belasting te betalen. De graaf wilde eens zien welke liefde nu groter was: die van de vader voor zijn zoon, of die van de zoon voor zijn vader. Hij beloofde degene van de twee die de ander het hoofd zou afhakken, genade te schenken. De officiële stadsbeul, Heland, zou getuige van de excutie zijn. De vader smeekte zijn zoon om zijn beul te willen zijn; tenslotte had hij het grootste deel van zijn leven al achter zich. Eindelijk stond de zoon, met de tranen in zijn ogen, op het punt met een zwaard toe te slaan, hij hief het in de lucht, en toen…schoot het zwaard los van het lemet en vloog naar achteren, recht in het hart van de stadsbeul. De graaf schonk vader en zoon beide genade, maar ze overleden nog die nacht aan een koorts die het gevolg was van het verschrikkelijke ogenblik dat ze beleefd hadden.

 

BRUGGE

De Franse dichter Charles Baudelaire had een hekel aan Brugge. Hij haatte het klagerig geprevel van vrome vrouwen. Vond het Minnewater groezelig. Hij noemde het een spookstad, een
mummie die naar dood en middeleeuwen stonk, een Venetië in het zwart.

De tijd heeft stilgestaan in Brugge, dat is waar. Je waant je in het Franse Carcasonne, in het Italiaanse Pompeï, maar dan gelukkig zonder vulkaan. Toch is Brugge moderner dan men denkt. In de Middeleeuwen was de stad voornamelijk in hout gebouwd. Van die oorspronkelijke gevels zijn er nog maar twee te vinden. Het Brugge zoals de toeristen het kennen is een 19e eeuwse stad. Het Brugje van de Verliefden dateert van 1910, het Belfort en de Reien van 1932. Eigenlijk is alles in Brugge nágebouwd, zoals je een stad nabouwt voor een Amerikaanse film. Alleen hebben de decorstukken in dit geval ook een zij- en achteraanzicht. Wat dat betreft is Brugge een volledig geslaagde remake van een Middeleeuwse stad, en trekt elk jaar miljoenen toeristen die even willen wegvluchtgen in de sfeer van heel lang geleden. Nergens is meer te zien dat die stad in de 19e eeuw volledig in verval is geraakt. Bruges La Morte, verzonken in de nevelen van het verleden.

Het klagerig geprevel van vrome vrouwen. Dat vrome, dat klopt! Brugge, de lieflijkste stad van België, wordt niet voor niets Mariastad genoemd. In geen enkele stad in heel Europa is aan de eerbied aan de Heilige Maagd op zoveel manieren gestalte gegeven als in Brugge. Wie om het Gotische stadhuis loopt ziet daar een eigenaardig beeld, Maria met inktpot.

Waarom draagt Maria een inktpot? Volgens de legende híerom: in de 14e eeuw werd er in Brugge een voorname inwoner uit Aardenburg vermoord. Wie was de dader? De verdenking viel op een jonge wever. Ondanks zijn bezwering dat hij onschuldig was werd hij door de rechters ter dood veroordeeld. Hij zou opgehangen worden op de Burg. Toen hij de laatste nacht in zijn cel vurig tot Maria lag te bidden verscheen als bij een wonder de Heilige Moeder, met op haar arm het kind. Maria ontrolde een stuk perkament, en hield het kind een inktpot voor, waarin hij een veren pen doopte, traag en krassend enkele woorden op het vel krabbelde en het toen aan zijn moeder liet zien. Die glimlachte vertederd en gaf het vel perkament aan de gevangene.

Toen die het de volgende ochtend, vlak voor de terechtstelling, aan de opperbaljuw liet lezen, werd hij ogenblikkelijk vrijgelaten.

Wat er op het perkament stond…dat zullen we nooit weten!

 

VEURNE

In de moderne tijd van verstedelijking en technologie is de natuur een decor geworden voor een wandeling, op zondag, in de zomer. Maar er was ooit een tijd waarin de natuur de hoofdrol speelde. De natuur had zijn mysterieën, en was bezield. Demonen veroorzaakten onweer, en als je te dicht bij het water kwam kon de nekker je meesleuren. Diep onder de aarde hokten de aardgeesten, heidense overledenen die niet naar de hemel waren opgestegen. Soms bleven die geesten rond een huis of dorp hangen, en men moest ze offers brengen om hen rustig te houden.

Zo’n geest werd een kobold genoemd, of kabold, of kabouter. Ze leefden onder de grond, in holen of bergen, waar ze meestal aan mijnbouw deden. Het is daarom dat we tot op de dag van vandaag de kabouters afbeelden in het ouderwetse mijnwerkerstenue: de karakteristieke muts, de kruiwagen en de mijnlamp. In de meeste sagen over dwergen keert het idee terug dat deze heidense schepsels net als vampiers allergisch zijn voor kruizen en knoflook.

Op een pachthoeve in Veurne werkte volgens het volksverhaal een dienstmeid, of liever gezegd: ze werkte niet! En toch glansde en glom alles elke dag. Niemand kon er een verklaring voor vinden. Ook de boer niet, die haar nog nooit een hand had zien uitsteken. Op een nacht zag hij vanuit zijn slaapkamer dat er in de keuken nog licht brandde en ging stiekem kijken. Daar zag hij een heel leger van aardmannetjes druk in de weer met vaatwassen, schuren, stoffen… De meid stond ondertussen rustig bij de haard en kookte de karnemelkse pap, die ze de dwergen iedere nacht als beloning gaf. De volgende dag mengde de boer flink wat knoflook door zijn karnemelk, en ’s nachts hoorde hij de dwergen schreeuwen: “Look, look, look! Kabouters weg, en het geluk ook!” De volgende dag was de meid verdwenen, mislukte de oogst en stierven de koeien en varkens in de stal.

Share This

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *