Route 747 – Bordeaux

Bordeaux

“Monsieur…pouvez-vous m’adviser sur un bon vin?”

Hij heeft er zin in. Want alle Fransen zijn wijnkenners en dat steken ze niet onder stoelen of banken. “Kijk,” zegt hij, en hij wijst met een breed armgebaar naar het einde van de gang in supermarché Auchan. “Daar staan de Bordeaux. Ik weet dat iedereen denkt er geen andere wijn is dan Bordeaux, maar ik kom oorspronkelijk uit Beaune, midden in de Bourgogne, en ik ben een chauvinist meneer. Een Bourgogne-wijn heeft het voordeel op een Bordeaux dat hij krachtiger van smaak is, maar ook fruitiger. Daarnaast heeft de Bourgogne naast rode ook beroemde witte wijnen, en dat kunnen ze hier in Bordeaux niet zeggen.”

“Wat is dan zo’n beroemde witte Bourgogne,” wil ik weten.

Zijn blik krijgt nu bijna iets van medelijden. “Meneer, wat dacht u van de Chablis, wat dacht u van de Chardonnay, de Meursault, wat dacht u van de Cremant de Bourgogne? Okay, het is geen Champagne, maar het komt toch aardig in de buurt!”

Verderop in de gang staat een grote ton. Met daarop halfvolle flessen en plastic bekertjes. Terwijl hij af en toe een fles aanwijst van rondom de 400 francs (“c’est bon, ce vin) lopen we naar de ton toe om te proeven. Een Saumur. Een mousserende Saumur in een champagne-fles. Dat is geen verkooptruc, want de streek Saumur ligt naast de streek Champagne. De grond is allebei krijtgrond. En de flessen waarin ze de wijn verkopen, dat zijn nu eenmaal champagneflessen. Als Saumur lekkerder was geweest, dan hadden we ‘t nu Saumur-flessen genoemd. En hadden we bij onze feesten de Saumur laten schuimen.

Maar Saumur is nu eenmaal niet lekkerder. We nemen allebei een slok, laten de wijn wat ronddartelen tussen tong en gehemelte…en beginnen dan allebei langzaam ‘nee’ te schudden.

“Het is een uitstekend aperitief,” probeert de verkoper.

“Als aperitief gaat er niets boven champagne,” zegt de kenner.

“Misschien zou het beter zijn met wat creme de cassis,” zeg ik, terwijl ik op mijn plastic bekertje met Saumur wijs. Instemmende blikken. Er is nu ook een derde Fransman bij komen staan, een man zoals we hem kennen van de plaatjes. Zwarte snor, grijze trui, blauwe overall, recht uit de garage. Ook hij proeft een bekertje Saumur. Langdurig proeft hij, en zegt dan: “Inderdaad, met wat creme de cassis…ca va!”

“Da’s beter dan de barbaren die creme de cassis door de champagne-zelf doen,” mompelt de kenner nu. “Zo doodzonde. Daar moest een wet tegen zijn.”

Zo staan we daar een tijdje. Het weer blijft onbesproken, net als de toestand in de wereld. Alleen over de dingen die je met creme de cassis wel moet doen, en vooral níet. Dan geven we elkaar een hand, zoals Fransen dat plegen te doen, en we sloffen ieder ons weegs, met het boodschappenkarretje.

We zijn in Bordeaux, de 5e stad van Frankrijk, een rijke wijnstad met rijen prachtige classicistische gevels die werden gebouwd om Middeleeuwse krotten aan het zicht te onttrekken. Hier vind je het Grand Theatre, een bouwwerk uit de 18e eeuw met beelden van de twaalf muzen. En hier vind je ook het Esplanade de Quinconces, de Champs Elysees van Zuid-Frankrijk.

Hoewel we tegenwoordig meer en meer Zuid-Afrikaanse en Californische wijnen drinken (vooral vanwege de prijs) blijft Frankrijk het wijnland bij uitstek, al was het maar omdat je nergens anders zo’n grote variaties aan wijnlandschappen vindt. Tussen de sprookjesachtige Elzas tot de statige Medoc ligt een wereld van verschil. En al hebben we zojuist de Fransman al ontmoet die het er niet mee eens is, Bordeaux is binnen dat Franse wijnmozaiek het Versailles, de wijnhoofdstad van de wereld. De Londense restaurateur beweerde dat elke Saint-Emilion beter is dan sex. Een vergelijking waartoe hij wellicht is gekomen na het drinken van een glaasje teveel, maar ook de filosoof Engels, een van de grondleggers van het communisme, antwoordde op een vraag van de dochter van Karl Marx, wat voor hem het toppunt is van geluk: “Het bouquet van een Chateau Margaux uit 1848….”

Bordeaux omvat als streek inderdaad de beroemdste van de rode wijnen. De Haut-Medoc en Saint-Julien, de Pauillac, Sauternes, Pomerol en Saint-Emilion…het komt allemaal uit de wijnstreek aan de Garonne. Maar het is niet alleen de geschikte kiezelgrond van Bordeaux geweest die het tot wijnstreek bij uitstek heeft gemaakt, maar vooral de gunstige ligging aan zee. Tweeduizend jaar geleden verscheepten de Romeinen de wijn al naar Brittannië, en toen Eleonora, erfdochter van Bordeaux, trouwde met de Engelse koning Henri de Tweede, en deze Franse streek in Engelse handen kwam, brachten de Britten in de drie eeuwen van hun heerschappij de wijnbouw tot de 100.000 hectare die het heden ten dage nog steeds is. Nadat de Britten verslagen waren bij La Rochelle waren het trouwens de Hollanders die Bordeaux tot een belangrijk wijnbouwgebied zouden maken. Nederland, als leidende handelsnatie in de 17e eeuw, ging steeds meer wijn uit Bordeaux bestellen, in eerste instantie om er brandewijn van te maken, maar later ook om de wijn in al zijn verscheidenheid zelf. Om ervan verzekerd te kunnen zijn dat de kwaliteit aan hun eisen voldeed, gingen de Hollanders de productie beïnvloeden door adviezen te geven. Tenslotte hadden ze grote ervaring met het droogleggen van grond, en die kwam goed van pas in het gebied van Bordeaux, dat ten dele nog erg moerassig was. Het was een zekere Arnaud de Prontac die met zijn Haut-Brion voor het eerst een wijn van hoogwaardige kwaliteit op de markt bracht, en andere wijnbouwers zouden spoedig volgen.

Zachte winters, warme zomers, voldoende regen en een complexe bodem van zand, kalksteen en kiezel, sinds de oertijd aangevoerd door de rivier, maken de wijnen van Bordeaux speciaal. Zo speciaal dat de dictator van Zaïre, Desiré Mobutu, toen hij na een kwart eeuw graaien in de staatskas de rijkste man van Afrika was geworden, en in Geneve zijn vaste tafel had in het duurste restaurant, altijd Chateau Petrus dronk met zijn gasten…de legendarische Pomerol uit Bordeaux.

We maken een tocht door de wijnstreek Bordeaux. En we beginnen aan de Zuidelijke oever van de Gironde, waar, bijna aan zee, de streek Medoc te vinden is, met van west naar oost de dorpjes Saint-Estephe, Pauillac, Saint-Julien, Moulis en Margaux. Het zijn plaatsen die de wijnliefhebber als muziek in de oren klinken, want hier komen de statige klassieke wijnen van topniveau vandaan. In het district Saint-Estephe is het landschap weids, open en golvend. Smalle slingerweggetjes doorkruisen de wijngaarden waar de ranken met cabernet-sauvignon in kaarsrechte lijnen staat opgesteld. Waar nu Chateau Calon-Segur te vinden is moet ooit een witte Romeinse villa gestaan hebben, waar de wijnbouw hier plaatselijk begonnen is. Rijden we door het glooiende heuvellandschap naar het Oosten dan komen we in Pauillac, de streek van de aristocratische wijnen en chateaunamen als Lafite-Rothschild, Mouton-Rothschild en Latour. Vooral de naam van baron Rothschild is in Frankrijk het synoniem geworden voor topwijn, en wordt klakkeloos besteld door yups en snobs die graag honderd francs meer betalen voor een naam die op zich al indruk maakt.

Pauillac heeft ook toeristen wat meer te bieden dan de dorpen in de omgeving. Zo kan men er een kleine haven vinden voor plezierjachten en en een kade met daaraan enkele cafés en restaurants.

Saint-Julien, verder naar het Oosten, heeft niet de legendarische namen waarop Pauillac trots is, het is wel het dorp dat de Bordeaux-wijnen levert van de hoogste gemiddelde kwaliteit. De Bordeaux in Frankrijk kennen een klasseringssysteem, de Cru Classée, waarbij vijf klassen onderscheiden worden. Saint-Julien draait met elf wijnen goed mee in de Tweede Klasse. Verder naar het Oosten vinden we ten Zuiden van de rivier Garonne nog de streken die Sauternes en Graves Superieure voortbrengen.

Als we de rivier oversteken komen we allereerst in het gebied dat tussen de Garonne en Dordogne gelegen is, en toepasselijk Entre Deux Mers heet. De Fransman trekt nog steeds zijn neus op voor de halfzoete, in alle opzichten wat goedkope wijnen die hier altijd gemaakt zijn. Inmiddels hebben de wijnboeren een economische crisis die in deze streek dreigde weten te voorkomen door hun wijnstokken te rooien en de akkers met blauwe druiven te herbeplanten.

Boven de Dordogne ligt de streek die misschien nog wel de meeste faam heeft: de streek van Pomerol en Saint-Emilion. Wie Pomerol meermalen is tegengekomen op manukaarten van de sjiekste restaurants, de torenhoge prijzen van deze wijnen kent, en verwacht een lustoord binnen te rijden waar de wijngoden op gouden tronen hun nektar drinken, die komt bedrogen uit. Pomerol is eigenlijk niet meer dan een iets hoger gelegen plateau van 35 meter in het golvende landschap. Er valt op de landweggetjes die zich tussen de kleigrond door slingeren niets bizonders te beleven. Zelfs Chateau Petrus blijkt een bescheiden grijs plattelandshuis, waarop de naam in even grijze letters alle glamour mist. Maar de wijnen van dit plateau, gemaakt van Merlot-druiven, vormen met elkaar een erelijst . La Conseillante, Petrus, l’Evangeline, Lafleur… Er is geen plaats ter wereld waar op zo’n klein oppervlak zoveel magnifieke wijnen worden gemaakt.

Het heeft overigens geen zin hier bij een wijnboerderij aan te kloppen als men de aanschaf van meer dan 3 flessen wijn als een buitensporigheid vindt. Zoals in de hele streek krijgt een potientiële klant pas een stoel aangeboden als hij het Franse woord voor pallet uitspreekt. Daarom vervolgen we onze reis naar het eindpunt: Saint Emilion, het populaire wijnstadje, waar je in elk café wijn kunt proeven, zittend temidden van een rijkdom aan etiketten, om vervolgens op zoek te gaan naar het Chateau dat bij het uitgekozen etiket hoort.

Goudkleurige huizen temidden van eindeloze rijen nobele wijnranken: dat is Saint-Emilion. Wijngaarden zover het oog reikt buiten de oude stadsmuren, roze pannendaken die golvend afdalen vanaf de twee heuvels waarop het dorp is gebouwd…. Dit tamelijk grote dorp straalt welvaart uit; niet alleen doordat het het centrum is van de klassewijnen, maar ook omdat veel bezoekers het gebruiken als uitvalsbasis voor wijngaardtochten, of er gewoon een kop koffie komen drinken in een van de vele cafés en restaurants in de smalle straten. Wie Saint-Emilion in het hoogseizoen bezoekt ziet door de bussen het bos niet meer, maar in mei of september kan men volop genieten van de schilderachtige huizen met hun dakpannen in alle tinten terracotta.

De eerste bewoner van Saint-Emilion moet een Bretonse kluizenaar zijn geweest, die in de 8ste eeuw hier een grot uithakte in het poreuze kalksteen van de rotsen. In de jaren die volgden werd hij door steeds meer volgelingen bezocht en het naar hem vernoemde dorp met zijn hermitage werd een geliefde bestemming voor pelgrims. En nog steeds zijn in Saint-Emilion de overblijfselen van verschillende kloosters te vinden, en van een onderaards heiligdom, de Monolietkerk, die tussen de 8e en de 12e eeuw uit één enkel rotsblok werd gehakt. Veel groter is de Collegiale Kerk, bij de Port du Chapitre, vooral indrukwekkend vanwege zijn 14e portaal met een timpaan van het Laatste Oordeel. Deze kerk is meteen het vertrekpunt van een treintje dat door de velden van Saint-Emilion rijdt, compleet met een 35 minuten durend verhaal over de beroemde wijnen van deze streek.

En wat dat laatste oordeel betreft: dat luidt bij de meeste mensen die deze streek bezoeken: charme, gratie, hoog tannine, fluwelen textuur en impressies van rijpe vruchten, noten en eikenhout… maar zeker ben ik er niet van. Mag ik nog ‘n glas alstublieft?

 

 

Share This

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *