East is east and west is west, and never the twain shall meet, schreef Rudyard Kipling ooit aan Mark Twain. Hoewel Kipling zo’n verwoed reiziger was dat er zelfs een hele collectie rugzakken naar hem vernoemd is heeft hij blijkbaar nooit op de brug gestaan die Europa met Azië verbindt, de Bosporus Brug in Istanbul. Dat is jammer, want het is de enige plaats ter wereld waar twee continenten door middel van een brug met elkaar verbonden zijn.
De reiziger die voor het eerst in Istanbul verblijft, zal de eerste dagen vooral in de war zijn. Hij zal de Bazaars bezoeken, het Topkapi Paleis en de Blauwe Moskee, en dan onder de rook van talloze veerboten de Galata Brug zien, die over het water van de Gouden Hoorn naar Azië leidt. Tenminste, dat denkt hij. In werkelijkheid ziet hij de oude stadswijk Pera, dat ‘de overkant’ betekent in het Grieks. Hij zal dus één brug verder moeten zijn, langs de oude Galata Toren, de Levantijnse wijk, ooit de place-to-be voor schrijvers als Pierre Loti, Agatha Christie, Lord Byron en Ernest Hemingway, langs de glimmende kantoorflats van Galatasaray en het openluchttheater. Pas daar vindt hij de moderne brug die naar Üsküdar voert, naar het beginpunt van Azië.
De reiziger die zich voor het eerst in de oogverblindende wereld stort die Istanbul heet zal vooral in de war zijn omdat hij in een stad loopt die twee gezichten heeft: een Europees en een Aziatisch gezicht, een Christelijk en een Islamitisch gezicht…kunstschatten en gebouwen die zowel Arabische als Griekse, zowel Russische als Romeinse invloed verraden. Hij zal een stad zien die zowel de lelijkste als de mooiste skyline van de wereld heeft: in de ene wijk de vierkante spiegeltorens van multinationals, in de andere de sprookjesachtige ronde vormen van paleizen en moskeeën. Hij zal in een stad ronddwalen die nu eens Istanbul maar soms ook Constantinopel heet. Hij zal in de war zijn, maar er na enkele dagen achterkomen dat er geen stad op aarde is waar je dat beter kunt zijn dan in Istanbul! Was het niet Napoleon die zei: “Als de wereld één rijk zou zijn, dan heette de hoofdstad…Istanbul!”
Wie de romantische reisverhalen van de Franse schrijver Pierre Loti heeft gelezen en vervolgens Istanbul binnenkomt via de autosnelweg of de luchthaven, moet even slikken. Wie via de E5 de stad binnenkomt ziet alleen maar kantoorflats, en ook via Atatürk Airport krijg je nou niet bepaald een bijzondere eerste indruk van de stad. Op het Sirkeci-station, ooit net als het Pera Palace Hotel speciaal gebouwd voor de legendarische Oriënt Express, is het tegenwoordig stil. Sinds de Balkan-crisis rijdt de Express nauwelijks meer. Dit jaar bijvoorbeeld alleen op 31 augustus; een speciaal reis-arrangement, compleet met originele Pullmann-wagens en luxe diners aan boord, maar daarvoor betaal je dan ook wel zo’n 10.000 gulden per persoon!
Maar Pierre Loti reisde dan ook, net als alle Europese reizigers in het begin van de 20ste eeuw, niet per auto, trein of vliegtuig, maar per passagiersschip. De enige manier waarop je de fabelachtige feëerieke indruk van de stad krijgt, zoals zij die beschreven. Het was alsof ze een operadecor binnenvoeren. Ze zagen de ranke pijlvormige boten, versierd met verguldsel en blauw sierglaswerk, met gebronsde roeiers van een sierlijke athletische schoonheid. En op de kade kon men de schonen van een harem zien flaneren, in yasmaks, sluiers van pastelgekleurd mousseline.
In de Grande Rue van Pera vond men de winkelhuizen van Europese statuur, met een architectuur die niet zou misstaan aan een Parijse boulevard. Terwijl de reiziger probeert te wennen aan de zwoele warmte die hem omringt, maakt hij een tocht in een koets die hem over de Mahmut-brug voert, langs de Feytiye-moskee en een klein mysterieus cafeetje, langs het Topkapi met zijn verboden kiosken en zijn obscure zalen…’s avonds eet de reiziger Hamsi Pilavi, ansjovis met rijst uit het Zwarte Zeegebied, Firinda Manti, deegbuideltjes gevuld met vlees, kebab en baklava, allerlei soorten deeg gedrenkt in suikerstroop. Daarna vindt hij rust in het majestueuze Pera Palas of Ceylan Intercontinental, in het eenvoudiger Ramada of Pierre Loti, in het historische Yesil Ev, ooit een Osmaans herenhuis of hotel Four Seasons, een voormalige gevangenis. En als men dan wegzakt in de satijnen kussens droomt men van die geheimzinnige stad aan het einde van het IJzeren Gordijn, waar het in de straten ooit krioelde van elkaar beconcurrerende agenten van de Westerse en de Oosteuropese Geheime Dienst…en natuurlijk van de amandelvormige ogen van gesluierde schoonheden…
Istanbul…een compleet andere wereld en toch: voor 500 gulden vlieg je er al heen, compleet met 2 hotelovernachtingen, en voor 1000 gulden heb je al een retourvlucht met een week lang een driesterrenhotel. En iedere toerist is hier miljonair. Want wie argeloos 500 gulden inwisselt krijgt daarvoor 161 miljoen Turkse lira terug. Een fooi in een restaurant (en Turken geven al gauw 10%) komt dan neer op 3 miljoen lira. In Istanbul vind je, net als in iedere grote stad, op elke straathoek de lokanta en kebabhuizen…maar ook als je wat uitgebreider wilt eten vind je in de Europese wijk Taksim zowel de Turkse als de Europese keuken, vaak in restaurants van een van de 50 betere hotels. In zo’n restaurant kan men genieten van de uitgebreide Turkse menukaart, waarin de verschillende culturen van het Osmaanse rijk, dat zich uitstrekte van de Balkan tot Noord-Afrika, terug te vinden zijn. Natuurlijk vis, want Istanbul is tenslotte een havenstad: ansjovis, zeebaars, makreel en talbot. Of de kleurrijke en pittige Anatolische gerechten: Karides Guvec, een stoofpot van garnalen, paprika, tomaat en kaas. Het is natuurlijk ook heel verleidelijk om eens te proeven hoe een uitgebreide kebab smaakt in het land van herkomst. Of een van de paleisgerechten te proberen, die vroeger voor de vorsten in het Topkapi werden gemaakt: bijvoorbeeld Imam Bayildi, aubergines gevuld met tomaten en uien. Letterlijk betekent de naam: de imam is flauwgevallen, dus wie dit neemt komt waarschijnlijk niet toe aan het nagerecht, het bekende Turks fruit, halva (een mierzoet soort noga) of Baklava, allerlei soorten deeg gedrenkt in suikerstroop. Bij de maaltijden kun je wijn bestellen, en erna de anijsdrank raki (dat leeuwenmelk betekent). Maar de nationale Turkse volksdrank is thee, en het wordt gedronken van de vroege ochtend tot de late avond. Zelfs in de toeristenwinkeltjes van de Grand Bazaar krijg je bij wijze van welkom een kopje thee voorgezet. De Turkse koffie is erg sterk en wordt gekookt met koffie en al.
Natuurlijk, wie Istanbul bezoekt kan niet om de majestueuze moskeeën heen, letterlijk. In de pracht en praal van de Blauwe Moskee of de Haghia Sofia waan je je even in een aards paradijs, zoals de Byzantijnen zich dat voorstelden. En in het Topkapi-paleis proef je de sfeer van de Osmaanse sultans, die ooit hier hun wereldrijk bestuurden dat zich uitstrekte tot in Wenen. Maar ook in een van de vele parken die Istanbul kent kun de serene sfeer proeven van een andere mysterieuze en sprookjesachtige wereld.
Je hebt van die toeristen, die brengen graag enige ordening aan in hun visites aan een vreemde stad. Een beetje het Do-A-City-In-Three-Days-principe. In Parijs het Louvres en de Champs Elysees, in Londen de Big Ben, Buckingham Palace en Harrod’s, in Nederland de Amsterdamse grachten en de klederdracht op Marken en Volendam. Je kunt de bezichtigde bezienswaardigheden ’s avonds in het hotel aankruisen op je lijstje en voldaan gaan slapen. In Istanbul zou er op je lijstje staan: Topkapi-paleis, de Blauwe Moskee, de Hagia Sofia en een boottocht over de Bosporus.
En hier sta ik dan in het labyrinth tussen Grand Bazaar en Galatabrug. Op weg naar het mysterieuze overblijfsel van wat ooit de welddadigste markt van de wereld was, in de tijden van het Byzantijnse rijk. Hier hebben lijstjes geen zin meer, kaarten zijn overbodig en zelfs een kompas zal me hier de weg niet kunnen wijzen. Het enige wat erop zit is al je afspraken en plannen afzeggen en je onderdompelen in de wondere wereld uit de sprookjes van 1001 Nacht.
De Grand Bazaar zelf is maar het topje van de ijsberg. Samen met duizenden andere toeristen kun je je ertoe laten verleiden 1001 winkeltjes binnen te gaan, om juwelen, karpetten of kruiden te kopen. De gouden kiezen van de koopmannen glinsteren in het omfloerste licht terwijl ze je bij de arm grijpen om het allemaal aan te wijzen: een sigarettenhouder, een aap op batterijen die buitelingen maakt, een fles echte nagemaakte Opium parfum voor maar 25 dollar. Hij zal het proberen in alle talen van de wereld; hoe meer hij er spreekt, hoe minder je zijn waar moet vertrouwen. Als je wegloopt zal hij de profeet Mohammed als getuige aanroepen, je vervloeken, en dan kost de parfum ineens nog maar 5 dollar. Heb je liever een shirt van Lacoste, een broek van Calvin Klein of een original Levi’s? Ze zijn hier te krijgen in twee kwaliteiten: namaak die niet van het origineel te onderscheiden is, voor 4 dollar, en (voor de halve prijs) namaak die 2 wasbeurten meegaat. Neem anders een Ferrar-zonnebril. 10 dollar. Het zal thuis niemand opvallen dat er eigenlijk Ferarra op het bruine glas staat gegraveerd. De verleiding is groot, zeker nadat op de beurs van Istanbul de index van de 100 belangrijkste Turkse bedrijven 15% naar beneden tuimelde en de Lira behoorlijk is gedevalueerd. Ineens is je vakantiegeld een kwart meer waard, en beginnen de ogen van de kitsch-koopmannen nog feller te flonkeren dan hun gouden tanden als ze je dollars of marken zien.
Durf je het labyrinth in te gaan, buiten de overdekte Grand Bazaar, waar weinig toeristen zich wagen en waar 1001 stalletjes te vinden zijn in een wirwar van straatjes? Bedenk wel dat dit doolhof heel veel ingangen heeft, maar dat de uitgang moeilijk te vinden zal zijn. Vaak, als je tussen twee stalletjes doorkijkt, zie je een poort met daarachter een verborgen binnenplaats, een han. De hans hoorden ooit bij een moskeeëncomplex en waren bedoeld als tijdelijk onderkomen voor reizigers. Het paard of de ezel kon op de binnenplaats worden gestald, ’s nachts ging de zware eikenhouten deur dicht. Maar sinds paarden vervangen zijn door vrachtwagens worden de binnenplaatsen gebruikt als werkplaats of marktplaats. Hier kun je nog altijd de bedrijvige oriëntaalse sfeer van het oude Stamboel proeven.
Op de trottoirrand zit een man aandachtig aan een waterpijp te zuigen. Hookah wordt de pijp genoemd en er wordt meestal een mengsel van fruitschillen en tabak mee gerookt, in variaties als appel, aardbei, capuccino, mint, kersen… Ik weet niet welke smaak deze man rookt, en hij lijkt me zo van de wereld dat hij het me ook niet zou kunnen vertellen.
“Heb je al een camera?” vraagt de koopman? Inderdaad, op de hotelkamer laten liggen. Ik dacht vanmorgen: weet je wat? Vandaag ga ik niet fotograferen of filmen…ik ga het allemaal onthouden! Ik knik. Ja, ik heb al een camera. “Wil je niet nog een camera?” Met een brede zwaai tovert hij me een Sony Cybershot voor ogen. “Digital sir!” Ik mag hem even vasthouden en moet constateren dat dit vakwerk is. In Nederland betaal je voor zo’n camera ruim 2000 gulden. Vragend kijk ik hem aan. “For you my friend…only 400 dollars!” Het is te geef. Zeker omdat hij, voor er ingepakt gaat worden, uiteindelijk uit zal komen op de helft. Dan zal ik dus voor een kwart van de normale prijs de trotse eigenaar zijn van een Sony Cybershot, en als ik er thuis foto’s mee wil maken zal ik erachter komen dat ik een lege huls heb gekocht, een volledig hol stuk geniaal nagemaakte buitenkant.
Vanuit mijn hotelkamer kijk ik uit over de Gouden Hoorn. Ik zie het verleden en de toekomst van Istanbul, een stad met meer dan 7 miljoen inwoners. De drie namen van de stad zijn symbolisch voor drie grote tijdperken: Byzantium, Constantinopel en Istanboel. De stad wordt gekenmerkt door de glans van het oude Byzantium, de gloriedagen van Süleyman, de pracht en de drukte van de oude bazaar. Er is nauwelijks een andere wereldstad te bedenken met een dergelijke fascinerende geschiedenis als Istanboel, van de stichting door keizer Constantijn tot de verovering door de Turken. Elk tijdperk is terug te vinden in het huidige Istanboel. Ontelbare koepels en minaretten bepalen het silhouet van deze onvergetelijke en levendige stad.
Ik zie het Topkapi-paleis, dat werd gebouwd ter meerdere eer en glorie van het Byzantijnse Rijk, toen zich hier onder Justianus het centrum bevond van het Grote Romeinse Rijk. Ik zie de moskeeën die herinneren aan de glorieuze periode die erop volgde, toen het Ottomaanse Rijk zich uitstrekte van Wenen tot Bagdad. En natuurlijk was er Atatürk, de vader der Turken, die het land moderniseerde. Hij maakte van Turkije een democratie, waarin kerk en staat voortaan gescheiden zouden zijn, waar vrouwen meer rechten kregen en waar de traditionele Fez als hoofddeksel werd vervangen door modieuze Franse petten en Engelse bolhoeden, die met wagonladingen tegelijk werden aangevoerd met de Oriënt Express. Atatürk zorgde ervoor dat Turkije een volwaardig Westers land werd. Maar kan ik vanuit mijn hotelkamer ook de toekomst van Istanbul zien? Ligt die misschien aan de achterkant van dit hotel, in de blauwgrijs gekleurde straatjes van de oude wijk Fatih? Istanbulers noemen deze wijk ‘Klein Teheran’ vanwege de hoge moslim-fundamentalistische dichtheid: vrouwen in zwarte chadors fladderen links en rechts aan je voorbij en iedereen lijkt op weg naar de moskee. Iedereen is hier vluchteling, en komt uit de armste delen van Anatoli en het Zuid-Oosten van Turkije, waar de burgeroorlog met de Koerden altijd nog voortduurt. Bijna iedereen stemt hier op de fundamentalistische Refah-partij. Want de Westerse droom van Atatürk was prachtig, maar voorlopig is Turkije nog altijd niet toegelaten tot de Europese Unie. Het gevolg is hier een totale omslag in het denken geweest: het Westen, al haar idealen incluis, deugt niet, heeft ons belogen en bestolen.
Ik schrijf mijn reisverslag in kamer 411 van het Pera Palas. Een legendarische kamer, want hier logeerde tussen 1926 en 1932 Agatha Christie; ze zou hier zelfs haar Murder On The Orient Express geschreven hebben. Ook Mustafa Kemal Atatürk, Mata Hari, Koning Edward de Achtste, de Sjah van Perzië, Jacqueline Kennedy, Yehudi Menuhin en Giscard d’Estaing bekeken hier de luxe patisserie in het restaurant en zagen dat het goed was. Voor hen zal de 500 gulden per nacht geen punt zijn geweest. Ik troost me met de gedachte dat ik voor deze wel heel bijzondere kamer niets extra heb hoeven betalen. Vlak voor ik ga slapen kijk ik nog even naar de vloer. In 1979 werd hij opengebroken, en in een satelliet-uitzending, live op de Amerikaanse televisie, werd hij gevonden: de sleutel van Agatha Christie!
De Engelse schrijfster schreef niet alleen mysterieuze detectives, ze is zelf ook een mysterie. In ieder geval voor de duur van de elf dagen dat ze in 1926 spoorloos verdween. Later schreef dat ze een sleutel had verborgen die toegang zou geven tot het raadsel van haar verdwijning. Warner Brothers vroeg de bekende helderziende Tamara Rand om op deze hotelkamer, kamer 411 in het Pera Palas, te proberen contact te krijgen met de geest van Christie. Tijdens de seance kreeg Tamara Rand visioenen van de schrijfster, die ze door Istanbul zag lopen. Ze zag hoe ze in een achterafstraatje het bord Mesrutiyet Caddeshi las, daarna naar het hotel liep, waar ze onder de vloer van kamer 411 een sleutel verstopte. Ze hoorde ook de stem van Agatha Christie, die haar vertelde dat de sleutel paste op een kistje waarin ze haar geheime dagboek had verborgen. Een dagboek waarin het raadsel van de 11 dagen spoorloze verdwijning zou worden opgehelderd.Tijdens de marathon-uitzending werd de vloer opengebroken en kwam er inderdaad een roestige sleutel te voorschijn. Het bijbehorende kistje werd echter nooit gevonden….