Route du Soleil 15 augustus 2010 (Galway)

2010-7

Het eiland Inishmore ligt in de Baai van Galway: een met fleurige bloemen begroeid brok kalksteen in de Atlantische Oceaan. Terwijl Jan en Platina lekker uitsliepen heb ik vanochtend vroeg uitgebreid ontbeten, want eigenaar van het hotel waar we deze week in Galway logeerden vond dat ik de oversteek naar het eiland niet kon maken op een lege maag: twee gebakken eieren, twee worstjes, twee dikke repen spek, drie gebakken tomaten, schijven bloedworst en onuitputtelijke hoeveelheden toast en thee.

De reden van mijn oversteek was een gesprek dat we enkele avonden geleden hadden in een pub in Galway, waarvan ik me het adres niet meer kan herinneren. Je hebt van die avonden: je raakt verzeild in het soort dronkenschap dat altijd gepaard schijnt te moeten gaan met het zingen van platvloerse Ierse liedjes, het aanpappen met allerlei duistere types en het uitwisselen van de meest onmogelijke verhalen. Zo sprak ik een Ier die me aan het adres kon helpen voor een leeg huisje aan de kust van Inishmore. Hij had een vriend wiens oom daar via een collega van gehoord had. De perfecte plek om na deze reis met de Route du Soleil terug te keren om er te overwinteren en het leven te overdenken, verzekerde hij me, als ik tenminste geen bezwaar had tegen een beetje tocht. Het witgepleisterde huis lag een paar kilometer buiten Kilronan, twee scherpe bochten na de kapel gewijd aan de heilige Maagd Maria. Het was makkelijk te vinden: gewoon vragen naar het huis zonder sleutel. Het huis van O’Connor. Of zei hij nou O’Donnell. Of misschien wel Fitzpatrick. Zo’n avond dus.

De haven en het strand van Inishmore worden geranseld door een Atlantische storm als ik er enigszins onvast ter been voet aan wal zet. Het smalle landweggetje verdwijnt voor en achter me in een nevel van regenvlagen. Kilronan wordt nogal overdreven aangeduid als de hoofdstad van het eiland, maar meer dan een kleine fish-and-chipszaak en drie pubs is het niet. Als ik een van die pubs betreedt, St.Patricks Arms, tref ik daar zo ongeveer de totale bevolking van het eiland aan: zes man en een paardenkop. Als het regent schuilen ze in de kroeg. En het komt aan de West-Ierse kust zelden voor dat het niet regent.

Als ik binnenkom stokken de gesprekken abrupt. Het is een oude Ierse gewoonte, een stilte die maar op één manier doorbroken kan worden. Als de whiskyglazen en de pints Guinness op mijn verzoek allemaal gevuld zijn komen de gesprekken weer op gang. Jammer genoeg blijkt niemand de collega van de oom van de vriend van mijn kroegvriend te kennen. Ook ‘het huis van O’Connor’ levert geen kreten van herkenning op. “Hij had het,” zeg ik dan, “over het…huis zonder sleutel…”

Nu beginnen er tongen los te komen. Niet dat er iemand is die mij uitsluitsel wenst te geven, maar onderling beginnen er nu discussies die allemaal hetzelfde onderwerp hebben: wie had de sleutel ook alweer van dat huis. Het was volgens sommigen niet iemand die op het eiland woont buiten het seizoen, waarschijnlijk moet ik terug naar Galway. Daar, bij een garagebedrijf in Middlestreet, kan ik tegen een geringe vergoeding de sleutel ophalen van het huis zonder sleutel.

Verbaasd kijken heeft geen enkele zin. In Ierland, het groene land van trollen en elfjes, heksen en dwergen, Keltische sagen en legenden, is het heel gewoon dat je op zoek gaat naar de sleutel van het huis zonder sleutel. Zoals het heel gewoon is dat iemand zojuist in het bos de Man zonder Hoofd is tegengekomen en dat de ander vraagt of hij nog iets heeft gezegd. Ik ga nog een wandeling maken langs het strand van dit kleine eiland met uitzicht op de mistige contouren van The Burren aan de overkant. Dan loop ik terug naar de boot om voor het begin van de uitzending weer terug te zijn in Galway.

Share This

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *