We zijn aangekomen in het Middeleeuwse stadje Rennes-le-Chateau, midden in de Pyreneëen, vlakbij de Spaanse grens. We hebben de bus op het marktpleintje neergezet en terwijl iedereen wat is gaan drinken in een cafeetje ben ik de berg opgelopen om op zoek te gaan naar het Grote Geheim van Rennes-le-Chateau. Want in de Middeleeuwen was dit het toevluchtsoord van de Katharen. Als reactie op het opkomend protestantisme had de katholieke kerk de Inquisitie ingesteld. Iedereen die zich niet strikt aan de kerkregels hield kwam op de brandstapel terecht. Ook de Katharen, katholieken die alleen maar terug wilden naar het reine en zuivere geloof. Ook zij werden vervolgd en kwamen hier terecht, in de streken van het tolerante Toulouse. Maar de paus riep op tot een kruistocht tegen de Katharen, terreurakties die het einde zouden betekenen van de hoogontwikkelde beschaving aan het Hof van Toulouse. In 1209 werden bij Beziers en Carcasonne 400 dorpen weggevaagd. 20.000 burgers werden afgeslacht. Het pyreneëenstadje Montsegur werd belegerd door de 10.000 kruisvaarders van Simon de Montfort, die allemaal kwijtschelding van hun zonden was beloofd. 207 katharen werden massaal ter dood gebracht op een enorme brandstapel.
Ook hier, in Rennes-le-Chateau, dat toen nog Rhedac heette, zijn torenhoge stapels lijken gevonden. Maar wat ze niet hebben kunnen terugvinden is het Grote Geheim van Rhedac. In 1781 vertrouwde een stervende addelijke dame haar geheim toe aan priester Antoine Bigou. Het geheim dat al generaties lang in haar familie was doorgegeven. Priester Bigou verstopte het geheim in een Visigotische zuil van La Madeleine, een kerk die sindsdien evenveel bezoekers kende als de Sint Pieter in Rome. Wat was het geheim? Waren het onthullingen van de apostelen, of misschien wel de drinkbeker die Jezus gebruikte tijdens het laatste Avondmaal, de Heilige Graal? We zullen het niet weten. Want uit de zuil in de kerk is het geheim allang verdwenen, en priesters hebben het grote geheim mondeling aan elkaar doorgegeven. Maar de priester die tegenwoordig de schatbewaarder is van het grote mysterie…hij zwijgt als het graf!
Welkom aan boord van de Route du Soleil, 6e jaargang, vierde aflevering. Vorige week waren we in Bretagne en deze week gaan we via de Dordogne en de Auvergne naar de Provence en Monaco, om volgende week Italië binnen te rijden. Onze bus vertrekt vanmiddag in een stadje ten Noorden van Bordeaux, waar ze volgens onze chauffeur, Jan de Boer, heel veel weten van etiquette. Nou kan het natuurlijk nooit kwaad om je omgangsvormen een beetje aan te scherpen, dus wij zijn naar dat stadje gereden. Zullen we de bus even uitlopen, want ze zitten nu met zijn allen heerlijk in de zon op een terrasje. Dat stadje heet dus Cognac en Jan bedoelde vooral etiketten van flessen.
JE T’AIME MOI NON PLUS
Kent u dat? Die mensen die alles om zich heen vergeten zodra ze een koptelefoon opzetten, en dan (meestal erg hard en erg vals) mee gaan zingen? Onze Platina is zo iemand. Zij gaat ervan uit: als ik mezelf niet hoor, kunnen anderen me ook niet horen. Nu weten we allemaal dat dat een misverstand is. Dat bleek eens te meer toen Platina op een terras in Cognac Franse les volgde via een walkman met koptelefoon. Luidruchtig brulde ze alle zinnetjes, die haar op de cd werden voorgezegd, na, en toen we bij wijze van grapje de cd verwisselden voor de beruchte plaat “Je t’Aime Moi Non Plus” ging ze ook die Franse zinnetjes enthousiast zitten meeroepen (en meehijgen). Hoe krijg je binnen vijf minuten een terras helemaal vol met Franse mannen? Nou, zó dus.
SERGE GAINSBOURG
Hij ligt begraven op het kerkhof van Montparnasse. Een begraafplaats die veel Nederlanders niet lennen, omdat ze in Parijs alleen het kerkhof kennen waar Jim Morrison begraven ligt. Maar Montparnasse is ook zeker een bezoek waard, al is het maar omdat beroemdheden als Voltaire en Jean-Paul Sartre er begraven liggen. En Serge Gainsbourg. In Nederland eigenlijk nauwelijks bekend, alleen misschien als schrijver en zanger van het roemruchte Je T’Aime Moi Non Plus, waarmee onze Platina dus zojuist een heel terras vol heeft laten stromen.
Serge Gainsbourg is in Frankrijk een legende. Het nationale Enfant Terrible, waarover, ook jaren na zijn dood, nog elke week artikelen verschijnen in tijdschriften, en nieuwe biografieën. Als grafsteen in Montparnasse heeft Gainsbourg een grote donkergrijze steen, die elke dag vol ligt met nieuwe bloemen, ansichtkaarten en teddybeertjes. Het geeft zijn graf iets van een gezellige zandbak.. Hier ligt dan ook de wonderlijkste artiest die Frankrijk ooit gekend heeft: Serge Gainsbourg, een volksheld, een legende, geliefd om zijn muziek maar vooral ook omdat hij van leven een kunst op zich maakte.
Eigenlijk heet hij Lucien Ginzberg, en in 1928 ziet hij het levenslicht in Parijs als zoon van Russische Joden die naar Frankrijk zijn gevlucht voor de bolsjewieken. Serge zal veel filmmuziek schrijven, films regisseren en erin spelen…hij heeft een omvangrijk oeuvre van honderden liedjes op zijn naam staan…hij is toeleverancier voor Petula Clark, Juliette Greco en Dionne Warwick…maar als hij de minnaar van Brigitte Bardot wordt verandert zijn muziek en wordt steeds erotischer, tot in het delirische. Het duet dat hij samen met Brigitte opneemt heet Je t’Aime Moi Non Plus, maar haar platenmaatschappij weigert het nummer uit te brengen, bang dat het haar image zal schaden. Het is simpelweg -zeker in die tijd- te scabreus. In 1969 neemt Serge het opnieuw op, nu met zijn nieuwe vriendin Jane Birkin. Het resultaat: een hit en een dochter, Charlotte. Alweer haalt Gainsbourg de boulevardpers als hij met zijn dochter, inmiddels 15 geworden, het inderdaad nogal incestueuze Lemon incest opneemt. Tijdens een interview voor de Franse televisie brengt hij de keurige presentator in ernstige verlegenheid. Gainsbourg heeft Whitney Houston, met wie hij gast is in de talkshow, steeds lieve complimentjes gemaakt in het Frans, en de presentator heeft die steeds met veel genoegen in het Engels vertaald, tot Serge, ontevreden over de vertalingen, roept: “Tell her I want to fuck her!” Een zin die niet vertaald hoeft te worden, al probeert de talkshow-host ook deze Engelse zin te vertalen in: “He says he likes you very much.” Mevrouw Houston wordt op slag hysterisch en verlaat de show op staande voet…
BRITNEY
Het is natuurlijk niet netjes. Maar we hadden namelijk gehoord dat Britney Spears helemaal niet dat poezelige lieve meisje is dat altijd met twee woorden spreekt. Nee, geruchten bereikten ons dat deze Britse popster achter de schermen vloekt als een bootwerker. Dus toen we in Parijs een optreden van haar zouden bijwonen, en voor de show een gesprekje met haar zouden hebben, besloten we tot een journalistiek volkomen onverantwoorde truc. Wij gaven haar een kettinkje kado van puur goud, met in het hangertje verborgen een minuscuul microfoontje. Op die manier kunnen we zondag niet alleen een live-registratie van haar concert aankondigen, opgenomen vanaf haar eigen hals…ook konden we inderdaad meegenieten van hoe deze dame vlak voor een optreden tekeer gaat, als ze erachter komt dat het publiek van uitzinnige fans haar opwacht bij de artiesten-uitgang:
“Staat dat kut-publiek me op te wachten? De achterlijke idioten! Wat achterlijk! Oh shit, daar staan ze. They’re fuckin’ waiting for me!”
Inderdaad, het lieve meisje bleek achter de schermen een bootwerker. We hebben ook geprobeerd haar even te bellen om te vragen of het wat minder kan, maar ze was niet thuis. Als Britney tegen haar vriendje zegt dat ze even boodschappen gaat doen, dan bedoelt ze dat ze op toernee gaat, dus dat kan dan wel een paar maandjes duren.
PLATINA: <i> Ja maar dan kan die vriend de telefoon toch opnemen? </i>
Ja dat heeft ie een paar keer gedaan. Dan hoort hij de stem van een puber die heel teleurgesteld vraagt: meneer Spears, is uw dochter thuis. Dan zegt hij: nou nee, mijn vriendin is er even niet. En dan hoort hij meestal de jongeman in uiterste wanhoop roepen: ben jij ook zo verliefd op haar?
PLATINA: <i> Da’s toch ook zielig? </i>
Ja, de eerste 300 keer vind je dat nog zielig…maar goed, wij zijn inmiddels de streek Acquitanië binnengereden, en die provincie bestaat uit 5 departementen: de Pyreneëen, Les Landes, de Gironde (da’s de wijnstreek rond Bordeaux), Lot-Et-Garonne en de Dordogne. En daar gaan wij een Nederlander opzoeken die hier een huis heeft en leeft als Fransman tussen de Fransen. De streek Dordogne is vernoemd naar de rivier die ontspringt in de diepe granieten kloven van het Massif Central en die als een prachtig zilveren lint door Frankrijk kronkelt. Hier vlakbij ligt trouwens Montfort, waar die twee echtparen op zo’n afgrijselijke manier zijn vermoord, maar wij naderen nu het stadje waar de beroemde held Cyrano de Bergerac vandaan komt. Iemand enig idee?
PLATINA: <i> Ik denk dat ie uit Marseille kwam, Cyrano de Bergerac. </i>
Je bent warm Platina.
PLATINA: <i> Ja, mag er een raampje open Jan? </i>
JAN: <i> Nou we zijn bijna in Bergerac en dan gaan we de bus uit. Maar Cyrano de Bergerac…die kwam toch uit Scheveningen? </i>
BERGERAC
Bergerac. Als je door de buitenwijken rijdt dan lijkt het niks, maar Bergerac heeft een mooi oud centrum. Mensen, als iedereen even hier komt staan, dan zal ik iets vertellen over de stad waar we nu zijn. Mochten er vragen zijn, dan hoor ik dat vanzelf wel. Bergerac was in de Middeleeuwen nog de hoofdstad van de Perigord. Doordat het zo gunstig aan de Dordogne ligt was het hier aan de haven een drukte van belang. Er werd vooral veel handel gedreven met Engeland en Holland, want ze verbouwen hier tabak en hele goeie wijn, bijvoorbeeld de zoete Monbazillac. Tijdens de 100-jarige Oorlog was Bergerac zelfs in Engels bezit. Een bolwerk van protestanten was het in het katholieke Frankrijk en veel protestanten moesten in de 17e eeuw vluchten naar Holland. En kijk, we staan hier op het centrale plein van Bergerac, de Place de la Myrne, en we herkennen hem al meteen aan zijn profiel: dat standbeeld is van Cyrano de Bergerac, de officier die zo vreselijk verliefd was op de mooie Roxane, maar haar niet kon krijgen omdat hij zo’n lelijke lange neus had. Cyrano kon echter hele mooie gedichten schrijven en had een vriend, Christian, die wl heel mooi was, maar dichtklapte in de buurt van mooie vrouwen. Toen besloten ze een pact te sluiten, Cyrano en Christian. Samen zouden ze Roxane veroveren. En inderdaad: het meisje werd verliefd op het gedicht van Cyrano en het gezicht van Christian.
Cyrano de Bergerac heeft trouwens echt geleefd. Hij was een van de eersten die, nog voor Jules Verne, verhalen schreef over expedities naar ver gelegen planeten. Hij kwam in 1655 volkomen onverwachts om het leven toen een groot stuk hout op zijn hoofd viel. Een roemloos einde.
Maar kijk eens om je heen: dit is echt Frankrijk! En het mooie van Bergerac is: het is geen supertoeristische stad. Die zitten allemaal in het Valkenburg van de Perigord, Rocamadour. Hier kun je nog rondwandelen en echt Fransman zijn met de Fransen. Prachtig he…zijn er trouwens nog vragen?
<i> (Een Japanse toerist stelt een vraag in een volkomen onbegrijpelijke taal). </i>
Makkdimas-sn. Krijg nou wat. D’r zijn allemaal Japanners bij komen staan.
Makkdimas-sn! Zullen we gaan jongens?
PLATINA: <i> Wat zei je nou tegen die Japanner? </i>
Dat ik geen Japans spreek.
PLATINA: <i> O ja! En dat zei je in het Japans. </i>
Ja, anders verstaat hij het niet, toch? Mensen, kijk even hier. Dit is ooit het huis geweest van Roxane, de geliefde van Cyrano….
JAN: Goeiemiddag dames en heren, dit is Jan de Boer. Wij rijden momenteel door het prachtige Zuidfranse land van Bergerac naar Sarlat-la-Caneda, da’s gewoon een Frans stadje, niks mee aan de hand….
PLATINA: <i> Wedden van wel? </i>
Ho ho ho Jan, Sarlat is een geweldig mooi stadje met elke zaterdagochtend een gezellige markt met alle heerlijkheden van de Perigord…
PLATINA: <i> Zeg nooit tegen Peter dat een Frans stadje zómaar een stadje is… </i>
Ja maar als je nou weet dat in 1146 de heilige Bernardus hier langs kwam en hier broden zegende waarna iedere zieke die ervan at op slag gezond werd.
JAN: <i> …en vanuit Sarlat rijden wij dan via Catelnaud… </i>
…waar Josephine Baker een kasteel heeft gehad…
JAN: <i> …en via Loubressac… </i>
…middeleeuwse dorpje, een van de mooiste 100 van Frankrijk…
JAN: <i> …Carennac… </i>
…prachtige roodbruine daken…
JAN: <i> …en Rocamadour…. </i>
…komen de lekkerste geitenkaasjes van Frankrijk vandaan…
JAN: <i> …komen we dan in het gehuchtje Cougnac, dat zo klein is dat er niemand woont. Daar valt dus ook helemaal niets over te vertellen! </i>
PLATINA: <i> Wij wachten in spanning af. </i>
Wist je Jan…dat daar helemaal niemand woont?! Da’s bizonder he. Maar nog bizonderder is het dat even buiten Cougnac prachtige druipsteengrotten te bewonderen zijn, met prehistorische tekeningen die door oermensen zijn gemaakt. Alleen…jammer dat die tekeningen zijn aangetast door kalkvorming en schimmels… Jan, kun je even de radio aanzetten…ik word een beetje moe van mezelf!
CHANSON DES VIEUX AMANTS
<i> “Denk je dat ze nog komen Janot?” </i> vraagt mevrouw Dupont op nr. 72 van Verzorgingstehuis St.Estephe met zachte stem. <i> “Denk je dat ze nog komen?” </i>
Ze ziet er in al haar gelatenheid verwilderd uit. Als een ouwe statige lama, weggeplukt van de toendravlakte en gedumpt in de dierentuin. De oude vrouw kijkt naar Janot, haar man. Ze ziet de dressoirkast…die kent ze ook nog! Ze heeft er tenslotte bijna een heel leven mee gedaan, op hun boerderij bij Caillac. En de stoelen, en het wandkleed van de jager en het hert… Ze kent het op zich allemaal nog wel. Maar… alles er omheen is zó vreemd!
Ze voelt zich ineens weer dat kleine meisje…dat kleine meisje voor ’t eerst op school. Ze was zó bang geweest. Ze wilde niet. Maar haar moeder had gezegd: je kúnt niet thuisblijven. Iedereen moet naar school. Dat moet van de wet. Dat heet leerplicht. Tot je 15e móet je naar school! En daar had ze gezeten, in die grote schoolbank. Haar moeder had heel voorzichtig haar handje los gelaten, maar ze had die grote hand weer gegrepen, en gefluisterd: <i> vergeet je me dan niet op te halen als ik 15 ben? </i>
Gisteren had Janot haar hand precies zo vastgehouden, toen ze die grote voordeur van verzorgingstehuis St.Estephe waren binnengelopen. Ze hadden elkaars hand vastgehouden als twee kinderen die bang zijn in ’t donker.
<i> “Zouwen ze nog komen Janot?” </i> fluistert ze.
Dan stopt buiten een grijze Renault. Er stapt ’n jongeman in fluorescerend joggingpak uit. Vanuit de auto klinkt het gekrijs van oma’s krengetjes. De man rent ’t halletje in na even over z’n schouder naar de auto te hebben geschreeuwd of zíj ze niet even rustig kan houwen. Hij grijpt de intercom. Drukt op nr.72, na ’n snelle blik op de naamplaatjes.
<i> “Ja moeder, luister ‘s…nee, ik kan niet boven komen…wat zegt u? Ja, natuurlijk ben ik dol op Tarte Tatin, maar boven komen kan nou echt niet want ze zitten te wachten in de auto…ik weet dat we zouden komen vandaag, maar ’t is zulk snoeiheet weer…en de kinderen zeuren er al de hele ochtend om…nou gaan we toch maar even langs de McDonalds en dan varen op de Lot. Dat begrijpt u toch wel hP?” </i>
<i> “Da’s goed jongen,” </i> zegt ze wat afwezig. <i> “Geef de kinders dan maar een kusje van oma hP…” </i>
Buiten is de Renault allang uit ’t zicht verdwenen, als ze de kamer weer binnensloft. Die rare vreemde kamer, die zo vol staat en toch zo leeg is. <i> “Dat was Didier,” </i> zegt de tegen de grote vragende ogen aan de tafel.
<i> “Dat was onze Didier…” </i>
PLATINA: <i> Hoi mam, alles goed. Met pa ook alles goed? </i>
JAN: <i> Ik weet niet waarom meneer Van Bruggen…maar iedereen in de bus zit ineens zijn ouders te bellen… </i>
Ja, hoe zou dàt nou komen Jan. Ik moet trouwens zelf ook even dringend bellen…
JAN: <i> Ja, iedereen in de bus zit te bellen, en ik dan? </i>
Gewoon…bus langs de kant zetten en ook even bellen Jan. Kan je nooit vaak genoeg doen. Ik zou zowiezo bij het eerstvolgende stadje maar stoppen want ik denk dat er een heleboel ansichtkaarten gekocht moeten worden!
Ineens zijn de vlaktes van Gascogne overgegaan in de machtige Pyreneëen. Tegen dat decor ligt Toulouse, de Romeinse stad die in de Middeleeuwen bloeide. De universiteit is na de Sorbonne de grootste van Frankrijk en omdat Toulouse aan een kruispunt van belangrijke handelsroutes lag was het een welvarende stad, en een rustplaats voor bedevaartsgangers op weg naar Santiago de Compostella. De Middeleeuwen waren niet bepaald een tijd voor verfijnde zielen. De gewone mensen leefden voortdurend in angst. Angst voor droogte, angst voor de struikrovers buiten de stadsmuren, angst voor de builenpest. Die had al andere steden veranderd in open riolen, zoals Aix-en-Provence en, niet ver hier vandaan, Agen. Wie sterk was bleef leven, en wie rijk was, kon bij dikbuikige priesters een leven in het hiernamaals kopen. De verandering begon hier, in het vrijzinnige Zuiden van Frankrijk, in Toulouse. Hier werd, in navolging van Italiaanse staten als Florence, de grauwsluier van de donkere Middeleeuwen getrokken. Hier aan het Hof van Toulouse, onder de Visigotische koning Almaric en de Frankische prinses Clothilde, heerste een sfeer van verdraagzaamheid en beschaving. Hier bloeide de hoofse liefde op, bezongen door de troubadours uit de Languedoc. Ze zongen niet meer over ridders die de ene tegenstander na de andere te lijf gingen…nee, de hoofse ridder verklaarde zijn liefde aan een jonkvrouwe en ging voor haar heldendaden verrichten. Vaak was die jonkvrouwe getrouwd, maar dat maakte niet uit: de hoofse liefde was liefde zonder sex, liefde op afstand, zuiver geestelijke reine liefde, die zich uitte in mooie gedichten en romantische conversaties. Zullen we eens even wegdromen bij de zang van zo’n hoofse troubadour?
Hé…da’s vreemd: net zat ik nog op een terrasje, maar nu ik goed kijk zie ik dat het een prieeltje is, waar ik wijn drink uit een glas van het zuiverste kristal. Tegenover me zit de nobele ridder Jean de la Fermetière en samen converseren we genoeglijk met de bekoorlijke jonkvrouwe Platina.
JAN: <i> Lieve vrouwe, deze dag lacht ons toe met grote vreugde, en zelfs de zon verschuilt zich bij wijle achter de wolken omdat ze de concurrentie van uw glimlach vreest! </i>
PLATINA: <i> Maar ridder toch – hoe vermetel zijn uw woorden dat ze de zon in mijn schaduw wil stellen. De zon die ons ook vandaag weer verlicht en verwarmt. </i>
U bent werkelijk te bescheiden, schone jonkvrouwe. Want u bent waarlijk de zonne zelve. U bent het immers die ons verwarmt door uw gezelschap? Is het niet, waarde FermetiPre? Voelt ook u niet het warme bloed door uw aderen stromen?
JAN: <i> Welzeker, mijn waarde Comte de Bruges, welzeker. Maar is het niet het noodlot van de zon, dat zij haar eigen warmte alleen op anderen straalt en hem zelve niet gewaar wordt? </i>
PLATINA: <i> Gaat dan henen, mijn waarde ridders. Gaat dan henen en zoekt voor mij de Queeste, de Heilige Graal. </i>
JAN: <i> Zal dezen dag ooit uit mijn herinnering kunnen vagen, schone vrouw. Deze schone dag dat mij de onuitsprekelijke lieve eer te beurt valt om mijn liefde aan u te mogen bewijzen. </i>
Op dezen dag, dat uw zonlicht onze harten verwarmde, zullen wij de paarden spannen en de Graal gaan zoeken. En we zullen niet terugkeren met lege handen, grote dame. Want zouden wij verder kunnen leven in de schande uw liefde niet waardig te zijn geweest.
PLATINA: <i> Oh neen! </i>
DE TOERIST
1913. Vier Vlaamse vrienden maken een tocht door Frankrijk, in een van de eerste automobielen. Een historisch dagboek uit de eeuw dat wegen nog onbeschreven bladen waren; achter elke horizon een wereld te ontdekken met het glanzend-grijs karos, achter elke heuvel ‘n dorp in rep en roer. De Toerist!
Carcasonne is een vrij onbeduidende stad. Dat wil zeggen: de benedenstad. La Cité de Carcasonne, de oude Saraceense bovenstad, is daarentegen een levende fantasmagorie van op elkaar gestapelde wonderen. De torens en torens, bogen en galerijen, schietgaten en kantelen, valbruggen, muren en gewelven…het is de geweldigste orgie van op elkaar gestapelde middeleeuwse forten en gebouwen die een mensenoog ooit heeft aanschouwd. Het is of duizend titanen uit alle oorden van de wereld hier bij elkaar gekomen zijn en of ieder zijn eigen kolossale fort er uit één stuk heeft neergezet. Het zijn reuzen naast reuzen, onaantastbaar geharnast in een formidabele gordel van graniet, die door honderden schietgaten de omliggende streek bespieden.
Die streek is als zachte tere poëzie, in vergelijking met de ontoegankelijke barheid van die oude grauwe stenen. ‘t Is wazig-fijn en blauw alom, met vreedzaam-golvende wegdoezelende lijnen, tot waar de forse Pyreneëen rijzen, als een scherm van glorie dat de wereld begrenst. Daar is ‘t een gezegend land, en het wekt geen verwondering dat zigeuners en cheminaux het tot hun Beloofde Land schijnen te hebben uitverkoren. We hebben er al talloze gezien, van die bekende karretjes: een mager paardje in ‘t kimoen, een schurftige hond onder de bok. daar binnenin een gekrioel van bruine gezichten en halfnaakte boezems, terwijl om ‘t gespan heen enkele bengels in lompen rondlopen, opdringerig en vinnig schooiend, en dadelijk obsceen scheldend als ze hun zin niet krijgen. De streek is vol van deze heerlijke landlopers, zoals men ze alleen in Frankrijk ziet, fier en eenzaam, echte vrijheidsvogels, komend en gaand zonder zich ergens ook maar een dag te willen vestigen… </i>
Nou moet je hier, vanuit Carcasonne, even naar het Zuiden rijden Jan.
JAN: <i> Meneer van Bruggen…mag ik u erop wijzen dat we momenteel nog maar 130 kilometer van de Spaanse grens afzitten. Als we dus nu naar het Zuiden rijden dan komen we in Spanje terecht. Was het niet de bedoeling dat we dit jaar naar Italië gaan? </i>
Ja, daar gaan we ook naartoe Jan, maar 30 kilometer onder Carcasonne ligt Rennes-le-Chateau, en daar ligt de enige echte Graal verborgen!
JAN: <i> Ik weet niks van een Graal?! </i>
PLATINA: <i> Da’s waar je op je knieën naar lag te zoeken in dat plantsoentje van Toulouse! Om mijn hand te winnen, weet je nog? </i>
JAN: <i> Ik zeg al niks meer! Zijn we er allemaal, dan kunnen we vertrekken. </i>
We zijn aangekomen in het Middeleeuwse stadje Rennes-le-Chateau, midden in de Pyreneëen, vlakbij de Spaanse grens. We hebben de bus op het marktpleintje neergezet en terwijl iedereen wat is gaan drinken in een cafeetje ben ik de berg opgelopen om op zoek te gaan naar het Grote Geheim van Rennes-le-Chateau. Want in de Middeleeuwen was dit het toevluchtsoord van de Katharen. Als reactie op het opkomend protestantisme had de katholieke kerk de Inquisitie ingesteld. Iedereen die zich niet strikt aan de kerkregels hield kwam op de brandstapel terecht. Ook de Katharen, katholieken die alleen maar terug wilden naar het reine en zuivere geloof. Ook zij werden vervolgd en kwamen hier terecht, in de streken van het tolerante Toulouse. Maar de paus riep op tot een kruistocht tegen de Katharen, terreurakties die het einde zouden betekenen van de hoogontwikkelde beschaving aan het Hof van Toulouse. In 1209 werden bij Beziers en Carcasonne 400 dorpen weggevaagd. 20.000 burgers werden afgeslacht. Het pyreneëenstadje Montsegur werd belegerd door de 10.000 kruisvaarders van Simon de Montfort, die allemaal kwijtschelding van hun zonden was beloofd. 207 katharen werden massaal ter dood gebracht op een enorme brandstapel.
Ook hier, in Rennes-le-Chateau, dat toen nog Rhedac heette, zijn torenhoge stapels lijken gevonden. Maar wat ze niet hebben kunnen terugvinden is het Grote Geheim van Rhedac. In 1781 vertrouwde een stervende addelijke dame haar geheim toe aan priester Antoine Bigou. Het geheim dat al generaties lang in haar familie was doorgegeven. Priester Bigou verstopte het geheim in een Visigotische zuil van La Madeleine, een kerk die sindsdien evenveel bezoekers kende als de Sint Pieter in Rome. Wat was het geheim? Waren het onthullingen van de apostelen, of misschien wel de drinkbeker die Jezus gebruikte tijdens het laatste Avondmaal, de Heilige Graal? We zullen het niet weten. Want uit de zuil in de kerk is het geheim allang verdwenen, en priesters hebben het grote geheim mondeling aan elkaar doorgegeven. Maar de priester die tegenwoordig de schatbewaarder is van het grote mysterie…hij zwijgt als het graf!
Gij daar oude vrouw…
MAN: <i> Man… </i>
Man, sorry. Welke ridders wonen in dat kasteel daar?
MAN: <i> Ik ben 37. Ik ben niet oud. </i>
Maar “hé man”…dat zou toch ook een beetje kortaf zijn…
MAN: <i> Je zou Jean kunnen zeggen. Jean de la Fermetière… </i>
Dat kon ik toch niet weten, hoe u heet?
MAN: <i> Je zou ernaar hebben kunnen vragen, was wel zo beleefd geweest. </i>
Ik zei toch sorry dat ik je oude vrouw genoemd had. Maar van achteren zag je er nou eenmaal uit als een…
MAN: <i> Kijk…dat doen jullie buitenlanders allemaal…meteen generalizeren en stigmatizeren… </i>
Zeg goede man, eh…ik ben wel Koning hoor…Karel de Grote, Koning van de Franken als u het precies wilt weten.
MAN: <i> Dat had ik kunnen denken. Zo’n adellijk typ dat gewone mensen uitbuit. Omdat er nog geen vakbonden zijn, durven jullie wel? Jullie blijven hangen aan ouderwetse imperialistische dogma’s die de sociale en economische verschillen alleen maar vergroten zodat er van enige vooruitgang nooit sprake zal kunnen zijn…zo komen we natuurlijk nooit van de Middeleeuwen af! </i>
VROUW VAN MAN: <i> Zeg Jean, tegen wie loop je te praten… O hallo… </i>
Goedemiddag schone dame, ik ben Karel, koning der Franken. Wiens kasteel is dat?
VROUW: <i> Koning van wat? </i>
Koning van de Franken.
VROUW: <i> Wie zijn de Franken? </i>
Wij zijn allemaal Franken, en ik ben uw koning.
VROUW: <i> Ik wist niet eens dat we een koning hadden. Ik dacht dat we een collectief poldermodel hadden. Hebben ze ons niks van verteld, van een koning. Hebben ze weer buiten ons ons geregeld, die feodale klootzakken! Jean, kom je me even helpen met die kar. Ik krijg hem in m’n ééntje niet de heuvel op, he… </i>
MAN: <i> Ja, ik kan het toch niet helpen dat die malloot mij voor ouwe vrouw uitscheldt? </i>
Het spijt me echt heel erg. Ik ben namelijk op zoek naar de Heilige Graal.
MAN: <i> Dan moet je je spulletjes beter opruimen. En nou opzij Karel, anders wordt moeder de vrouw boos… </i>
<i> (vrij naar: Holy Grail, Monty Python) </i>
JAN: <i> Dames en heren, hier spreekt De Boer. Na een gezellig cafébezoek in Rennes-le-Chateau, waar jammer genoeg de heer Van Bruggen niet bij kon zijn, omdat hij iets kwijt was geraakt in de bergen, rijden we nu in Oostelijke richting, naar…jawel: de Cote d’Azur! </i>
PLATINA: <i> Wat een mooie gouden beker heb je daar! Waar heb je die dan gevonden? </i>
Souvenirwinkeltje! Is wel echt verguld hè. Staat ook een echt goudmerkje onder.
PLATINA: <i> Laat ‘s kijken dan? O ja, hier staat ‘made in Taiwan’. </i>
Ja…da’s een soort heel oud goud…Taiwan… <i> (kucht) </i>
PLATINA: <i> Nou…dan voel je je zeker wel de koning te rijk! (lacht spottend) </i>
Nee, niet naar zee Jan, je moet voor Montpellier de bergen in, richting Montelimar.
JAN: <i> Ik hoef geen noga hoor. </i>
PLATINA: <i> Oh oh…ikke wel! </i>
BUS: <i> Oh Oh! </i>
We gaan naar Largentière in de Ardèche. Voor de Fransman is de Ardeche een soort Achterhoek, een tamelijk achtergebleven gebied tussen de Auvergne en de Provence in. Zo dachten ze ooit ook over de Provence, maar inmiddels is elk huis daar ongeveer opgekocht door de Parijzenaars. Maar de Ardeche… snelwegen lopen er nog niet doorheen. Wanneer je bij Montelimar de Péage door het drukke Rhonedal verlaat kom je op kleine provinciale wegen terecht, in het laatste stuk authentiek Frankrijk. Via Privas en Aubenas rijden we naar het Middeleeuwse stadje Largentiere, want daar zit namelijk het makelaarskantoor van Yolande, Céline en Mireille, IRS. Ik heb een advertentie gelezen dat je aan hen je droomwensen mag vertellen en dan gaan zij die in vervulling laten komen. Moet je je eens indenken jongens, dat we volgend jaar niet meer rond hoeven te reizen maar een programma kunnen maken vanuit onze eigen Franse villa…met een zwembad erbij…
PLATINA: <i> Oh leuk…en dan gaan we gasten ontvangen… </i>
JAN: <i> En dan noemen we het Villa Van Bruggen! </i>
YOLANDE, CELINE EN MIREILLE, MAKELAARS IN FRANKRIJK
Het is in de Jaren 60, de tijd van hippies en communes, dat Yolande Vosters samen met haar kunstzinnige man Eddie een huis heeft gekocht in Berkel-Enschot, het Brabantse dorp waar ook de villa van Corry Konings staat, om zich heen kijkt, en ineens spontaan het zuur krijgt van de gedachte dat ze hier elke ochtend sherry zal drinken met vriendinnen, die ze kent van de supermarkt en de beauty-farm. Yolande besluit het huis te verkopen, een camper te kopen en samen met Eddie en de twee dochtertjes Céline en Mireille naar het zuiden te trekken om te kijken wat er nou ècht is achter de horizon.
Ja, doe ‘t maar! Je huis verkopen, 5 jaar in je camper door Frankrijk reizen en dan gewoon in een dorp besluiten: hier blijven we. De volgende ochtend, zondagochtend, gaan Yolande en Eddie keurig aangekleed met de twee dochters naar de plaatselijke kerk, en daarna, in het café, vertellen ze de dorpelingen dat ze graag in hun dorp zouden willen neerstrijken. Dat ze 5 jaar door Frankrijk gezworven hebben met de camper, maar dat dìt het dorp is waar ze zich thuisvoelden zodra ze er binnenreden. De burgemeester heet het gezin van harte welkom, maar zegt: “Ik heb alleen voorlopig een huisje voor jullie dat maar heel klein is. Ik durf het jullie bijna niet aan te bieden. “Geen probleem,” zegt Yolande. “We hebben 5 jaar in die camper gewoond, dus we zijn het wel gewend een beetje krap te wonen.”
Na 17 jaar in een Flintstonehuisje verhuist het gezin Vosters naar Largentière waar Eddie gaat schilderen, gedichten en liedjes schrijven. Elke avond kijken de moeder en twee dochters naar zijn werk en besluiten: ook vandaag is er weer een groot kunstwerk geboren. Maar ja, er moeten wel boordschappen gedaan worden, er moet wel een beetje geleefd worden. En dus besluit Yolande dat zij huizen gaat verkopen aan Nederlanders. <a href=”http://www. irs-immobilier.com”>L’agence Immobilier IRS</a> gaat de makelaardij heten, gelegen aan het gezellige historische pleintje van Largentière. Later gaan ook de twee dochters meewerken in de zaak…dromen verkopen aan Nederlanders, die de stap die Yolande ooit zette niet durven te zetten, maar wel genoeg geld hebben verdiend om een tweede huis te kopen en in de vakanties te kunnen leven als God in Frankrijk.
Maar waar kwamen we hier ook alweer voor? Om naar huizen te kijken. Dat gaat bij het Agence Immobilier van Yolande, Céline en Mireille altijd op afspraak. Anders krijg je de plekkenkijkers, de mensen van de camping die huizen willen kijken bij wijze van gratis excursie. Tegen mensen die serieus een huis willen kopen zegt Yolande vaak: kom in november kijken, of in december, als er geen blaadje meer aan de boom is. Want je moet wel verliefd worden op het huis in alle seizoenen, en dan kan het daarna in de zomer alleen maar meevallen.
De Brabantse Yolande is na 25 jaar Frankrijk uiteraard geheel verfranst. En haar dochters Celine en Mireille helemaal. En dus praten we met de drie makelaarsvrouwen op een terras aan het plein van Largentiere en gebruiken meteen de maaltijd. Salades. En daarbij drinken we wijn? Celine lacht. “Dat dènken Nederlanders altijd, dat de Fransen de hele dag wijn zitten te drinken. Maar zoveel wijn drinkt de Fransman niet. Zelfs bij het middageten drinkt hij vaak geen wijn, alleen water.”
Yolande: “Een Nederland eet tussen de middag zijn boter-ham-metje! Dan haalt ie hier zijn stokbrood en dan maar smeren. Dat zijn dingen die niemand hier doet. Wij hebben vanaf het begin tussen de middag warm gegeten. Iedereen binnen aan tafel. Want eten is een heilig gebeuren, voor iedere Fransman. En ’s avonds, zoals gewone mensen in de Ardèche doen: soep. Alleen soep, groentensoep, met hooguit een stukje kaas na. Of er moet wat eten over zijn van ’s middags, dan doet moeder dat in de oven.”
Celine: “En dan naar bed!”
Yolande: “Met de kippen op stok.”
Celine: “En zulke mensen moet je hebben. Dat vind ik leuk, als ik klanten krijg die plezier in zulke dingen kunnen hebben. Want meestal hebben ze een droom en een idee over hoe het hier zal zijn, en als ze dan eenmaal een huis hebben, dan genieten ze er niet van. Dan gaan ze op bezoek bij andere Nederlanders om te bridgen of dropjes te eten. Ik vind het veel leuker als mensen echt willen medoen hier. Dat je ze op de markt ziet terwijl ze met handen en voeten een prei kopen. Dat vinden wij altijd heel leuk. En wij proberen mensen er ook altijd toe te brengen om in te burgeren, om te integreren. Dat ze op Franse les gaan. En als dat lukt, dan is voor ons de transaktie geslaagd. Want vergis je niet: wij zitten hier niet alleen voor de handel, ook voor de qualité de vie! Ik zou ook met een kort rokje aan appartementen kunnen verkopen in Parijs, maar dat wil ik niet. Wij zijn dan wel makelaars, maar in de eerste plaats zijn we Yolande, Celine en Mireille.”
Straks gaat Celine ons wat huizen laten zien. “Goed,” begin ik. “Wat had jij ook alweer in gedachten Platina?”
Platina denkt even na. “Een bougainville langs een witte muur,” lispelt ze. Dan komt ze weer enigszins bij zinnen, en zegt: “Zijn er ook huizen met witte muren die aan een riviertje liggen, elke dag zon hebben, enne…o ja, authentiek maar toch van alle moderne gemakken voorzien.”
Celine lacht. “Dat kan niet,” zegt ze. “Een huis dat elke dag zon heeft ligt hooguit aan een <i> opgedroogd </i> riviertje! En voor bougainvilles moet je in Italië, Spanje of de Cote d’Azur zijn.”
Ik stoot Platina plagerig aan. “Dan zal dat Middeleeuwse huisje met Internet-aansluiting ook wel moeilijk worden.”
Yolande zucht. Zelfs woont ze, sinds ze van Eddie gescheiden is, bij Celine in. Ze is misschien wel de enige makelaar in Frankrijk die niet zelf in een kast van een villa woont. “Nee, ik geef daar helemaal niks om,” zegt ze. “Ik hecht niet aan bezit. Anders had ik ook nooit die stap kunnen zetten, 25 jaar geleden, om mijn huis in Berkel-Enschot gewoon maar te verkopen.”
Maar dan zal ze vaak wel moeite hebben met de Nederlandse klanten, die hier naar een tweede huis komen kijken en allerhande eisen stellen. Yolande zucht eens. “Mensen zijn erg verwend tegenwoordig. Als je soms hoort wat ze allemaal willen…”
Zien ze het meteen als een klant voor een huis gevallen is?
Celine: “Dan worden ze verliefd.”
Yolande: “Zij in d’r nek rode plekken, rooie koppen allebei…hij is een hartinfarct nabij…heel emotioneel, en die vrouwen zijn rood tot op hun tieten.”
Celine: “Ja, soms zijn mensen al voor een huis gevallen nog voor ze het van binnen gezien hebben. Dan roepen ze: dat is het Celine, dat is het! Die zijn heel spontaan, dat zijn ook de leukste klanten. Die worden echt verliefd op zo’n huis, en die zullen er ook echt heel gelukkig in zijn. Want je hebt ook de mensen met de lijstjes, de plussen en de minnen. Maar het ideale huis bestaat niet! Maar als je verliefd wordt…da’s hetzelfde als dat je verliefd wordt op een meisje met een wrat op d’r neus…als je echt verliefd bent dan zie je die wrat niet eens. Want je houdt zoveel van dat meisje…”
Met dochter Céline rijden we naar wat huizen toe. Ze rijdt zo roekeloos langs ravijnen in haar Jeep dat ik met Jan en Platina alvast de muziek doorneem die we op onze begrafenis gespeeld willen hebben. Céline is een mooi meisje. Voor ze terugkwam naar haar ouders in de Ardeche was ze tien jaar mannequin in Parijs, en deed modeshows in Londen, New York en Tokio. Ze vertelt me dat ze het meteen ziet bij een stel dat ze rondleidt. Hoe de man naar haar kijkt en hoe de ogen van zijn vrouw alarm slaan. “Dan richt ik me extra op haar,” zegt ze, “om te zorgen dat jaloezie geen rol gaat spelen. En vaak word ik daar dan achteraf, even apart, door de mannen voor bedankt!”
Het huis dat Celine ons laat zien is te mooi om waar te zijn. Je moet er wel een kwart miljoen euro voor overhebben, maar dan heb je geen huis, maar een stuk Frankrijk. Het oude natuurstenen huis met allerlei bijgebouwtjes ligt aan de rand van een majestueuze groene kom, aan de rand van een vallei vol struiken en bomen, die in terrassen naar beneden loopt, met helemaal onderin het dal een ruine-achtig gebouwtje en daarachter de rivier. Links van de kom torent het Middeleeuwse stadje Monreal uit. Ik kijk uit over het Paradijs. Maar, stamel ik, dit hoort er toch niet allemaal bij?
Celine glimlacht. Alleen Monreal hoort er niet bij, maar verder alles wat je ziet, zover het oog reikt!
Dit droompaleis blijkt niet meer te koop. Het is van een Engelsman van 55 geweest, een kunstenaar die hier anderhalf jaar lang gewoond heeft met zijn 27-jarige vriendin. “Ik heb nog nooit twee mensen gezien die zo gelukkig met elkaar waren in een huis,” zegt Celine. “Maar toen is zij bij hem weg gegaan. Het had iets met kinderen te maken, die ze nog wilde. En sinds zij bij hem weg was, wilde hij zijn Paradijs ook niet meer. Toen heeft hij mij gevraagd om het voor hem te verkopen. Hij is hier nog één keer geweest, bij de overdracht, en hij zat hier met de tranen in zijn ogen…”
PLATINA’S BOVENNATUURLIJKE VERSCHIJNINGEN
Jan ziet het niet, Peter ziet het niet…je moet erg veel van dieren houden, hun vertrouwen winnen. Dan zie je ze dingen doen die niemand ziet! Want zodra anderen kijken dan grazen de koeien gewoon keurig in de wei…dan zwemmen de krokootjes in de vijvers van hun dierentuin…dan schieten de muizen schichtig hun muizenholletjes in. Maar vergis je niet: als niemand op ze let, dan gebeuren er rare dingen. Zei Plato al niet: “Er is meer tussen kippenhok en hondenmand….?”
Geweldig om weer naar te luisteren.
Zo worden ze niet meer gemaakt.
Peter van Bruggen helemaal TOP !!
Beste Peter,
Ik weet het nog zo goed, ik zat in militaire dienst. Bij de geneeskundige troepen op de Bernardkazerne in Amersfoort. Ik had vaak weekenddienst , er was heel vaak echt helemaal niets te doen. Elke keer als de zon scheen lag ik met mijn radiootje op een brancard te luisteren naar het weeshuis van de hits. En nog steeds vaak luister ik naar oude afleveringen van route de soleil!!! Bedankt voor je prachtige werk!!! Marcel van Ingen Schenau uit Leiden