Route of Saints – Bernadette Soubirous

Heiligen Februari

Ruim 5000 mensen zijn op dit vroege ochtenduur samengestroomd bij de grot Massabieille, vlakbij het stadje Lourdes. Ze wachten tot Bernadette zal komen. Een 14-jarig meisje dat zich in alledaagsheid nauwelijks van anderen onderscheidt. Tot ze neerknielt bij de grot, en met Haar praat, met de onzichtbare die ze De Dame noemt. Over het gezicht van Bernadette zal een glans verschijnen, een glimlach die intense vrede uitstraalt. Iemand die haar  ziet, zegt: “Nog nooit heb ik een dergelijke verandering op een gezicht gezien, een dergelijke overgang van materieel naar puur spiritueel. Wie het zag stond met één voet op de drempel van het Paradijs!”

Bernadette Soubirous wordt geboren op 7 januari 1844 in een arm molenaarsgezin in Lourdes. De donderdag voor aswoensdag is het koud en er is geen hout meer voor de haard. Ze belooft haar moeder wat te gaan sprokkelen met haar zus en een vriendin. Ze lopen over de Pont Vieux, naar het veld van molenaar Savy, dat door een rivier gescheiden wordt van Massabieille, een grot met overhangende rozenstruik. De andere twee waden door het ijskoude water, maar de tengere Bernadette, die aan astma lijdt, durft niet. En dan, als ze alleen achterblijft, gebeurt het. Eerst wordt haar aandacht getrokken door beweging in de struiken, dan ziet ze een wonderlijk licht in de grot, en een vrouw, gekleed in een wit gewaad met een blauw koord om haar middel, die naar haar glimlacht, ‘zoals’ zal Bernadette later beschrijven, ‘alleen een moeder naar je kan glimlachen’. Bernadette bedenkt zich geen moment, valt op haar knieën en pakt haar rozenkrans om te bidden.

De vrouw in het licht zegt: “Ik kan je in dit leven niet gelukkig maken, wel  hierna.” De verschijning, van onuitsprekelijke schoonheid, vraagt Bernadette om 15 dagen achtereen naar de grot te willen komen. “Hoe heet u?” Maar steeds als ze die vraag stelt, buigt de vrouw haar hoofd verlegen en glimacht, maar geeft geen antwoord.

Nadat Bernadette Soubirous de Dame in de grot gezien heeft doen de vreemdste verhalen de ronde in Lourdes. Ze is een actrice, een fantast, een aanstelster. Maar toch: de mensen komen kijken bij de grot, als Bernadette daar ligt te bidden en met iemand lijkt te praten. En dan twijfelt niemand meer, want ze zien die wonderlijke verandering van dat eenvoudig meisje, die glimlach die niet van deze wereld is, onder ogen die zeker de hemel zien!

Op de 9e dag kruipt Bernadette plotseling de grot in en probeert in de rotsbodem te wroeten. Daarna eet ze van de struiken. Later zal ze uitleggen dat de dame haar gevraagd heeft van de bron in de grot te drinken, en kruiden van de struik te eten. Iedereen is verbaasd, want er ìs geen bron in de grot. Nog groter is de verbazing als er de volgende dag voor het eerst water uit de grot stroomt. Ook zien de bedevaartsgangers die al in de vroege ochtenduren bij de grot waken, hoe ze kaarsen voor haar Dame brandt, hoe de vlammetjes soms langs haar vingers likken zonder dat ze zich eraan brandt! Omdat de mensenmassa van ver buiten Lourdes per dag groeit, begint de Abt van Lourdes, Peyramale, de wenkbrauwen meer en meer te fronsen. Hij heeft van het wonder gehoord, maar dit zijn delicate kwesties waar hij liever buiten blijft. Maar dan komt het meisje hem de wens van de Dame overbrengen, dat hij een kapel moet bouwen bij de grot.“Laat ze zich eerst maar eens behoorlijk voorstellen,” is zijn eis. Een week later komt ze terug bij de Abt, terwijl ze onderweg het zinnetje, dat ze zelf maar nauwelijks begrijpt, eindeloos heeft herhaald: “Que Soy Era Immaculada Conceptiou,” roept ze, nog nahijgend van het rennen. “Ik ben de Heilige Ontvangenis.” “Weet je wel wat je zegt?” Ze schudt haar hoofd en de geestelijke realiseert zich op dat moment dat ze dit  onmogelijk zelf kan hebben verzonnen.

Als er geruchten de ronde gaan doen over kreupelen die na een bezoek aan de grot weer kunnen lopen wordt de toeloop zo massaal dat de politie de bedevaartsplaats afsluit. Bernadette-zelf is zieker en zieker geworden. Nog een jaar zal ze te leven hebben -in een klooster in Nevers, waar ze op 16 april 1879 overlijdt. Met een glimlach op haar gezicht, want, zegt ze, “ze is zo onnoemelijk mooi; als je haar eenmaal gezien hebt, kun je er alleen maar naar verlangen haar zo snel mogelijk terug te zien, bij haar thuis te mogen komen.”

Denkend aan Bernadette, loop ik door de straten van Lourdes, en zie hoe de kerk, die eerst te krenterig was om een kapelletje te bouwen, nu uitverkoop houdt in haar naam .’Et Expecto Ressurectionem Mortuorum’ schalt het uit de ghettoblasters in de supermarkten. Ik heb nooit geweten dat de Heilige Maagd op batterijtjes te krijgen is, met kermislampjes om haar hoofd, en dat er 400 op één plank passen in de Katholieke Supermarkt van Lourdes. Nonnen en verpleegsters staan medailles, rozenkransen en beeldjes in hun mandjes te laden. Ik zie overal neonlicht en borden: “Man spricht Deutsch,” “English spoken,” “Hier spreekt men Nederlands.” In een winkel die ‘De Onbevlekte Maagd’ heet staat de verkoopster wel erg uitbundig te flirten met de postbode.

“De lucht die er opsteeg stonk de hemel in,” schreef Kurt Tucholsky ooit. “En als ze ‘s avonds tijdens de processie zingen, dan lijkt het wel of ze onderweg zijn naar het vagevuur!” Wat me in Lourdes opvalt is dat je geen individuen ziet, alleen maar een collectief van zieke mensen, die hier hun dagen doorbrengen in een sfeer die het meest doet denken aan de wachtkamer bij een dokter. Er wordt driftig tegen elkaar opgeboden met ziektes en aandoeningen, en in die sfeer kan ik me voorstellen dat je je al wat beter voelt als je hoort hoe erg anderen eraan toe zijn. Maar wonderen?

En toch…als ik ‘s avonds al die duizenden mensen in rolstoelen en op rijdende bedden verzameld zie op het grote plein, waar in meerdere talen de mis wordt opgedragen…als ik al die mensen, die het hele jaar door alleen op een kamertje liggen in een verzorgingstehuis, hier met een papieren lantaarn in hun hand en met glanzende ogen zie zingen, dan zie ik opeens ook hoe hun angst en eenzaamheid voor even wordt opgeheven. Als ze om zich heen kijken zien ze dat ze niet de enige zijn, en op de terugweg zullen ze nog vaak terugdenken aan het moment na de mis, dat wildvreemden naar hen toekwamen om hen de hand te schudden en hen Pace te wensen. Het plein stroomt leeg, de stemmen sterven af in de verte. Alleen midden op het plein staat daar nog die rolstoel met die oudere mevrouw erin. Ze staart nog altijd in trance naar het nu lege podium; lijkt zich niet te realiseren dat ze vergeten is door haar verzorgers. Ik rijd haar terug naar het centrum van Lourdes, een oude dame die huilt als een kind dat haar moeder kwijt is. Onderweg probeer ik te verstaan wat de naam van het hotel is, die ze uitspreekt. Lourdes heeft er 269, in Frankrijk heeft alleen Parijs meer hotels. Dan komt er halverwege een Italiaanse verpleger op ons af rennen, die zich, de handen ten hemel heffend, verontschuldigd met duizenden excusies. Tegenover Hotel des Pyrenées, waar de gasten in rolstoelen iedere avond een bord met doorgekookte bloemkool en aardappelpuree krijgen voorgeschoteld, loop ik een McDonald’s binnen. ‘Service with a smile’ staat op het reclamebord, en het meisje achter de counter glimlacht inderdaad naar me. Als ik op haar naamplaatje kijk zie ik dat ze Maria heet. “Moet ik iets bestellen,” vraag ik. “Of wist je al wat ik zou nemen op het moment dat ik binnen kwam…”

 

Share This

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *