Route 5 – Santa Fe

Santa Fe

Een advertentie in de krant: “Ik ben bereid om één dollarcent te betalen voor de terugkeer van mijn hulpverkoper, Kit Carson, die weggelopen is uit mijn Doe ’t Zelf-winkel. Kit is 16 jaar, klein voor zijn leeftijd, en heeft blond haar…”

De advertentie verscheen in 1826 in de Missouri Intelligencer, en de winkel van David Worksman, die ineens zonder hulpje zat stond in een stadje vlakbij St.Louis.

Maar Kit Carson kwam niet meer terug. Hij had het wel gezien in het Doe ’t Zelf-winkeltje. Hij zocht het grote avontuur. Hij sprong op de trein die we tegenwoordig kennen als de Santa Fe Express.

 

Welkom bij Route 5, waarin we vanmiddag het spoor volgen dat in de Amerikaanse geschiedenis de roemruchte Santa Fe is gaan heten. De handelsroute van Franklin in Missouri naar Sante Fe in Mexico. Een route die eerst werd bereden met kolonnes huifkarren en daarna met de beroemde trein. We kennen hem allemaal, die trein die reed met vertragingen waar onze eigen Nederlandse Spoorwegen jaloers op kunnen zijn. Want onderweg, achter strategische bergkammen, wachtten de bandieten en indianen. We kennen de beelden uit honderden cowboyfilms, waarin tomatenketchup ongeveer de hoogste onkostenpost in het budget is. Maar toen, anderhalve eeuw geleden, in 1826, vloeide er echt bloed op een continent waar iedere dag een gevecht van leven en dood gestreden werd tussen blanke pioniers, indianen en Mexicanen.

Eigenlijk was het stadje Franklin meer een buitenpost van St.Louis…als je doorliep kwam je in de eindeloze woestijnvlakte van de Midwest. Van een Verenigde Staten van Amerika was nog geen sprake…twintig staten moesten er nog met een bebloed mes worden gekerfd in het land dat achter de Mississippi lag. Met aan het einde van een lange weg het Land van de Latino’s, Mexico. En het stadje waarover elke cowboy elkaar exotische verhalen vertelde: Santa Fe.

Santa Fe ligt nu in het Amerikaanse New Mexico. Maar toen, in 1826, hoorde het nog bij Mexico, een land dat eeuwenlang overheerst was door de Spanjaarden, maar nu, na een lange bloedige revolutie, de Onafhankelijkheid had uitgeroepen.

In Amerika krabbelden de boeren en handelaars net weer overeind na de eerste Economische Depressie, die de Paniek van 1819 wordt genoemd. De katoenprijs was gekelderd, banken bevroren kredieten en het gevolg was dat de Amerikaanse pioniers failliet gingen terwijl ze voorraadschuren vol goederen over hadden. In Santa Fe was het net omgekeerd: daar had men geld zat, maar een nijpend gebrek aan goederen.

Ook William Becknell, grondspeculant in Franklin Missouri, was blut. In 1821 liepen er 5 rechtszaken tegen hem, en de sheriff kon ieder moment op de stoep staan om hem in de cel te zetten. William Becknell besloot daar niet op te wachten. Met een karavaan goederen vluchtte hij het stadje Franklin uit, om zijn geluk elders te gaan beproeven. Hij had vage hoop dat hij onderweg wel wat jagers of indianen zou tegenkomen met wie hij zaken zou kunnen doen. Maar toen hij hoorde dat Mexico de Spanjaarden het land uit hadden gejaagd en nu onafhankelijk waren, besloot hij die kant op te reizen.

Na vijf maanden keerde hij triomfantelijk in Franklin terug. Zijn fijne waar, katoenen stoffen in vele kleuren, had hij verkocht. In plaats daarvan hingen er juten zakken aan weerszijden van zijn paarden, zakken die uitpuilden van het geld. Met een theatraal gebaar zette hij het mes in een van de zakken, en de inwoners van Franklin zagen even later de blinkende muntstukken door de goot rollen!

William Becknell was de eerste Amerikaanse pionier die de weg had bereden die we tegenwoordig kennen als de roemruchte Santa Fe Route. En velen zouden hem volgen.

De route van 1500 kilometer werd een tweebaansweg en in 1880 zou de eerste trein Santa Fe bereiken. Christopher Carson, de weggelopen hulpverkoper uit Franklin, zou voortaan door het leven gaan als pelsjager en avonturier. Toen in 1846 de oorlog uitbrak tussen Amerika en Mexico, werd Kit Carson de rechterhand van John Frémont, de legerofficier die Californië op de Mexicanen veroverde. Maar de Santa Fe Route zou meer legendarische namen opleveren, zoals Hancock, Calamity Jane, Wild Bill Hickok en Buffalo Bill.

Gescalpeerd worden is geen lolletje. Niet alleen heb je een acuut haarprobleem, ook maakten de Indianen er een gewoonte van je eerst met hun speren te doorboren voor ze tot scalperen overgingen. Daarnaast hadden de roodhuiden meer akelige gewoontes, zoals we in iedere cowboyfilm kunnen zien. Ze bonden hun slachtoffers stevig vast aan totempalen, om er dan omheen te dansen, vervaarlijk zwaaiend met speren en bijlen. Ze duiken onverwachts op als een rij van zwarte silhouetten op heuvelruggen, vallen convooien huifkarren aan in de flank of steken hele nederzettingen in brand.

Maar je moet natuurlijk niet alles geloven wat je in cowboyfilms ziet.

 

Natuurlijk…er waren stammen die, tot het uiterste getergd, hun speren gooiden naar alles wat blank was. De Apachen en Comanches gedroegen zich als een kaat die in het nauw gedreven wordt en dan rare sprongen maakt.

Maar de –vaak bloedige- ontmoeting tussen cowboys en indianen was vooral een clash van twee culturen. De indianen hadden hun eigen tradities, hun eigen geloof, hun eigen samenlevingsvormen; vaak waren het volken van hoge cultuur – denk maar aan de stammen die naar het Zuiden trokken, de Maya’s en Azteken.

Natuurlijk dachten de kolonisten daar anders over. Zij hadden een broertje dood aan cultuur. En laten we wel wezen: het was niet bepaald de creme de la creme van Europa die uitweek naar Amerika – het waren vooral ongeletterde boeren en op aktie beluste avonturiers. Velen van hen hadden niet zozeer een reden om hierheen te gaan als wel een reden om het eigen land te ontvluchten.

Het waren de brutale krakers van het huis dat Amerika heet, die om het hardst riepen dat de eigenlijke bewoners niet deugden. Omdat ze zo maar protesteerden toen ze met bruut geweld van hun land werden verdreven!

De Engelsman John Lawson, die in de beginjaren van de 18e eeuw verschillende tochten door Indiaans gebied ondernam, had andere ervaringen. “Zij hebben geen afrasteringen; iedere man weet precies wat zijn eigen grondstuk is. Het komt uiterst zelden voor dat zij elkaar van ook maar één korenaar beroven, en als iemand toch wordt betrapt, wordt hij er door de Ouden toe veroordeeld voor degene die is beroofd net zolang te werken tot de schade is vergoed. Hulpbehoevenden in het dorp worden als vanzelf door alle anderen bijgestaan. Vechten doen ze nooit met elkaar, behalve als ze dronken zijn. Het wonderlijkste is: je hoort ze nooit schelden, en hoeveel rampspoed hen ook overkomt, uiteindelijk stellen ze zich glimlachend tevreden met wat hen aan geluk is overgebleven.”

Toen Columbus voet aan wal zette in Amerika noemde hij de bewoners van dat continent Indianen, omdat hij dacht Indië te hebben bereikt. Deze oorspronkelijke bewoners van Amerika waren van het Mongoolse ras…geelbruine huidskleur, zwart sluik haar, hoge jukbeenderen en spaarzame baardgroei. Ze werden roodhuiden genoemd omdat ze zichzelf beschilderden met rode verf bij ceremonies en oorlogvoering. De Indianen leefden in stammen waarvan we de namen allemaal nog kennen uit de films – de Apachen, Sioux, Comanches, Cherokees, de Blackfoots en Hawatha’s…maar ook de Maya’s en Azteken waren indianenstammen, alleen trokken zij in de 12e eeuw al naar Zuid-Amerika.

90 miljoen indianen leefden er in Amerika toen daar de eerste Westerse kolonisten neerstreken. Spanjaarden, Engelsen en Fransen waren het vooral, en ze begonnen heel bescheiden, met kleine handelsnederzettingen en boerenbedrijfjes. In die beginperiode werd het land nog keurig van de Indianen gekocht, maar toen de Europeanen eenmaal een machtsoverwicht hadden bereikt werd steeds meer grond zonder meer ingenomen, ondanks protesten van de Indianen.

Toen ook Nederlanders zich in Amerika gingen vestigen liepen de spanningen nog hoger op. Want de Hollanders bleven hun handelsgeest trouw: zij verkochten geweren en alcohol aan de Indianen. En wat ze ook meebrachten, dat waren besmettelijke ziekten, zoals de pokken. Daardoor werden veel indianenvolken al aan het begin van de kolonisatie gedecimeerd. Zij die overleefden, vluchtten het binnenland in. Tot ook daar de kolonisten verschenen. Uiteindelijk zou het lot van de Indianen in 1890 bezegeld worden: na het bloedbad bij Wounded Knee zijn er nog enkele stammen overgebleven, die in reservaten wonen.

Als de Indianen een handelskolonne huifkarren op de Santa Fe Route aanvallen doen ze dat omdat ze stelselmatig uit hun land worden verdreven. En omdat de blanke kolonisten hun belangrijkste voedselbron, de bizon, welbewust hebben uitgeroeid. De Indianen hebben niets meer…ze zijn hun trots kwijt, hun land kwijt, ze zijn hun bizons kwijt. Ze staan met hun rug tegen de muur en ze hebben honger! En beneden in de vallei, zien ze een karavaan naderen, vier rijen van ieder 25 huifkarren, op weg naar Santa Fe; beladen met kostbare heerlijkheden. Calico-katoen met de mooiste beschilderingen, Schots Gingham-linnen, zijde, gereedschap, wapens, proviand… En als ze de andere kant op rijden hebben ze geld bij zich, heel veel geld en Mexicaans zilver.

Is het dan vreemd dat White Eagle of Sitting Bull zijn ogen niet kan geloven? Hij is beroofd van zijn land en zijn leven…en daar rijden de indringers, beladen met rijkdom!

Ja, en dan volgt inderdaad die scene, die we allemaal kennen uit een van die honderden cowboyfilms…

Als in het stadje Franklin de wagens weer werden volgeladen voor de grote reis heerste er opwinding in de straten. Overal werden ramen opengeschoven en kwamen mensen kijken naar de lading, zo’n 3 ton handelswaar per huifkar. De wagens kraakten en kreunden onder het gewicht van de goederen die afkomstig waren uit zowel Amerika als Europa: wol, katoen, zijde, linnen, handschoenen, bretels, oorbellen, broches, kammen, naalden, lepels en vorken, briefopeners, zakmessen, scheermessen, porseleinen kop en schotels, horloges, whisky…er werden zelfs wagens vol champagne vervoerd. En natuurlijk moest er ook proviand mee voor de bemanning van een konvooi: 50 pond meel per man, bonen, bacon, koffie en suiker… Voor de wagens stonden ossen of ezels. Ossen waren betrouwbaarder en beter bestand tegen ontberingen, maar langzaam. Ezels waren sneller, maar konden soms koppig zijn. Er werd dan heel wat afgelachen door de omstanders, als de koetsier stond te vloeken en de zweep liet knallen. Tussen twee vloeken door zij hij zijn familie gedag en zwaaide naar bekenden aan de overkant van de straat. En dan kon de lange reis beginnen.

Wie met een handelskaravaan over de Santa Fe Route reisde –zonder ANWB Reis- en Kredietbrief- werd bedreigd door talloze gevaren, die varieerden van overstromingen tot verzengende droogte, van hagelstormen tot prairiebranden… Achter elke hoek van een bergkam loerde het gevaar van hordes op hol geslagen buffalo’s, zwermen muskieten, ratelslangen, dodelijke disenterie of cholera.

De huifkarren reisden in etappes, van fort naar fort. Vanuit Franklin ging je, na Westpoint, een denkbeeldige grens over, naar de staat die tegenwoordig Kansas heet, maar die toen vooral werd beschouwd als de grote boze buitenwereld, Indianenland. Eerst de Flint Hills, waar de Osage  Indianen huisden. Een speciale Santa Fe Routecommissie had onderhandelingen gevoerd met deze indianen, bij de plaats die later Council Grove zou worden genoemd, en voor 800 dollar in goederen lieten zij een karavaan ongemoeid passeren, en hielpen soms zelfs bij de doortocht. Het is een prachtig gebied, waar je een rijke variëteit aan bomen vindt: eiken, walnoot, esdoorn, iep…tot je bij een rivier komt…kristalhelder water dat over witte kiezelstenen stroomt. Wie hier tegenwoordig gaat kijken vindt er nog steeds de boom waarin de vredesovereenkomst is gekerfd, en kan er eten in het restaurant dat de veelzeggende naam Last Chance Store draagt.

In Council Grove kwamen meerdere kleine karavaans samen om een grote te vormen. In 1824 kon zo’n karavaan bestaan uit een twintigtal wagens, maar in 1843 werd er al een karavaan geteld van 230 wagens. Er werd een kapitein aangesteld, met luitenants, en men reed in 4 colonnes. Zodra er gevaar dreigde weken de buitenste colonnes naar links en rechts, tot ze een pijlvorm hadden gemaakt, die naar voren wees. De binnenste colonnes remden af, en vormden dan een pijl die naar achteren wees. Op die manier was snel een ruitvorm gemaakt, van waaruit naar alle kanten verdediging kon worden gevoerd. Want morgen zou de reis voeren naar de domeinen van de Kiowa’s, Comanches, Arapaho’s, Siouxs, Cheyennes en Apaches. Vanaf hier was het motto: geen overeenkomsten, geen garanties.

Bij Pawnee Rock, genoemd naar de Pawnee Indianen, had je een fort waar duizenden hun naam in het hout gekerfd hebben, ten teken dat ze het weer gehaald hadden. Zoals de naam Susan Shelby Magoffin. Later zou ze in haar dagboek schrijven: “Aan de slordige en haastige manier waarop ik mijn naam erin heb gekerfd kun je zien hoe bang ik was dat de indianen plotseling zouden komen. Ik beefde als een riet, maar ik wilde toch mijn naam in het hout zetten.”

Achter de Red Hills, voorbij Dodge City, was het land van de Cheyennes en Comanches. Vooral die laatste stam werd gevreesd. Het waren uitstekende ruiters en alleen de Apaches waren grotere aartsvijanden van de blanke kolonist. En als die kolonist in zijn karavaan alles had overleefd, dan kon hij die Apaches vlak voor Santa Fe de bergen uit zien komen. Zij werden zo gevreesd om hun overvallen dat zowel de Mexicaanse als de Amerikaanse overheid geld uitloofde voor hun scalp.

Ten zuiden van Pawnee Rock ligt een van de vele forten, Fort Larned. In 1867 waren daar 1400 soldaten gestationeerd. Majoor-Generaal Hancock verwachtte moeilijkheden, want het Indianenopperhoofd Satanta had een duidelijk ultimatum gesteld: de Santa Fe Route moest gesloten worden en het jagen op bizons moest stoppen. Tot de tanden toe bewapend wachtten de soldaten in hun fort op indianen. Maar die kwamen niet. Het ultimatum bleek maar een gerucht te zijn.

Eerder, in 1828, waren de vijandelijkheden ook begonnen met een misverstand. Toen twee kooplieden langs de Santa Fe Route bleken te zijn vermoord, verdacht men onmiddellijk de indianen. En vrienden van de kooplui schoten de eerste de beste indianen neer die ze tegenkwamen. Later belegden Amerikaanse legerofficieren een ontmoeting met opperhoofden van diverse indianenstammen. Die kwamen echter niet opdagen. Toen majoor Hancock hoorde dat er een handelspost was aangevallen aarzelde hij geen moment en brandde een groot indianendorp plat…om even daarna het bericht te krijgen dat een bende bandieten verantwoordelijk was voor de overval op de handelspost.

En zo stapelde misverstand zich op misverstand. Uiteindelijk had majoor Hancock een ontmoeting met opperhoofd Satanta. En die zei: “Ik wil niet dat er bloed vloeit op de grote vlakte. Ik wil vrede.” Dat was een mooi voornemen, maar…wisten de andere stammen dat ook? Het kon even duren voor de rooksignalen ook de Cheyennes en Apaches bereikten.

En dan, na een wekenlange tocht van 1500 kilometer, nadert de karavaan de finish van de reis. Na een laatste traject over een vriendelijke vlakte met exotische flora zien ze de poorten opdoemen van…de stad van het heilige geloof van Sint Franciscus, oftewel: Villa de Santa Fe de San Francisco. En het was op zo’n moment veel meer dan alleen maar een stoffig stadje met 5000 inwoners…het was de vervulling van een droom.

Het was een tafereel dat iedere schilder graag zou vastleggen. Zelfs de ezels deelden in de vreugde van het halen van het reisdoel. Ze leken mee te balken terwijl hun bazen lachten, en grappen maakten, en met een bizondere glans in hun ogen de stadspoorten van Santa Fe binnenreden. Waarschijnlijk maakten ze nog meer lawaai, en galmden er meer dankgebeden naar de hemel dan toen de kruisvaarders eindelijk de muren van Jeruzalem zagen.

Eenmaal in de stad deden ze meestal niet wat ze tijdens de reis in talloze schietgebedjes aan de here God hadden beloofd: “Als ik veilig aankom zal ik u eindeloos loven en danken.” Ze renden langs het kerkje heen met hun koopwaar, op zoek naar de hoogste bieder! En daarna moest er hoognodig een bad genomen worden, en was het tijd om feest te vieren, en de uitbundig de dans te dansen die je alleen hier in Santa Fe kon dansen…de Fandango.

 

Het is goed om in Santa Fe te zijn. Je hebt een lange reis gemaakt, je hebt ontberingen doorstaan, en je bent bang geweest, je bent al die weken iedere minuut bang geweest voor de gevederde silhouetten op de heuvelrug, en de hel die erop zal volgen. Je hebt een reis gemaakt van het koude oosten naar het warme zuiden, net als Kit Carson dat ooit deed. Kit Carson, die wegliep uit de Doe ’t Zelf-winkel van David Workman, die één penny uitloofde voor de terugkeer van Kit. Later zijn ze elkaar ooit nog tegengekomen, want David hield het ook niet langer uit in zijn saaie winkeltje, en ging net als zijn hulpverkoper reizen langs de Santa Fe Route. Kit Carson kon alleen maar bulderend lachen, toen hij zijn ouwe baas terugzag, ergens in een Fort onderweg…en lachend zijn ze elkaar in de armen gevlogen.

Ik kijk naar de verleidelijke Mexicaanse vrouwen die de Fandango dansen, en ik drink mijn Tequila Sunrise, als iemand naast me plotseling zegt: “Jammer dat de reis nu afgelopen is. Ik ben geloof ik een Santa Fe junkie geworden.”

En het klopt. Er is iets mysterieus aan de Santa Fe Route die mensen steeds weer terug laat keren. Het kan zelfs gebeuren dat ze op zo’n reis midden in de nacht het geluid horen van een colonne huifkarren. De spook-colonne. Een soort hoog jengelend geluid, en daarbij het zware geratel van de wagenwielen. Mensen die in een groep de route reisden, kwamen ’s ochtends hun tent uit, en lieten het voornemen om er maar niet over te spreken, onmiddellijk varen als ze de blik in de ogen zagen van hun medereizigers… “Heb jij het ook gehoord?”

 

Laten we het er maar op houden dat het een droom is. Een droom die je deelt met Kit Carson, en Buffalo Bill, met opperhoofd Satanta, met Sitting Bull, en met dat handjevol indianen dat nog net niet is uitgestorven. ’s Avonds, als de totaal verwesterde kinderen van White Hawk hun huiswerk hebben gedaan, naar Jerry Springer hebben gekeken en naar bed zijn gegaan, probeert de oude man het nog één keer: zijn benen kunnen het niet meer, maar in zijn hoofd danst hij de Ghost Dance. De dans waarmee de Paiute-indianen ooit probeerden hun voorvaderen  terug te roepen naar de aarde. Ze moeten hem komen helpen, want hij is zijn land kwijt, hij is zijn bizon kwijt en hij is zijn trots kwijt.

Maar de voorvaderen antwoorden niet. Misschien zijn ze net op jacht gegaan in de eeuwige velden. White Hawk zal het morgen weer proberen. Dan pakt hij zijn stok, en komt overeind. Het wordt nog een hele klim, zo’n wenteltrap in een nieuwbouwhuis!

 

Share This

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *