Gaan we naar het Lam Gods kijken? Of in het Gravensteen naar de Vergeetput, het vierkante gat in de grond waar je een ellendige einde wachtte? Nee, vanmorgen laten we alle historische pracht en praal in de Gentse Kuip voor wat ie is…we gaan koffiedrinken bij patisserie Bloch. En maken we kennis met die wonderlijke Franse kant van deze o zo Vlaamse stad. Op het moment dat ik het oudste etablissement in de eens zo sjieke Veldstraat nader zie ik dat de clientèle voor de bakkerswinkel in een lange rij tot op straat staat. Zou de oude Jacques Bloch nog leven? Ooit, toen een antisemiet JOOD op zijn etalageruit had gekalkt, bleek de bakker er zelf achter geschilderd te hebben ‘…en fier het te zijn’. Inderdaad, mijn olijfbrood wordt verpakt in rijstpapier met de opdruk ‘Israelische specialiteiten’. Achter de winkel, het koffiehuis in Elzasser sfeer, planken vloer, houten tafels en stoelen, dressoirkasten langs de muur. In de schappen liggen de plakken Gentse kaneelkoek hoog opgetast. Buiten wachten de winkelstraten, niet de geijkte wandelzones, maar smalle straten waar af en toe nog het schrille geluid van een tram klinkt. En in de Hoornstraat de bizondere cadeauwinkel Au Bon Marché en de kaaswinkel van Peters met in de etalage een bijna Middeleeuwse uitstalling van lichtbruin of groenbruin bemoste kaasjes. Loop enkele winkels verder binnen en je hoort dit:
Ik dacht dat het niet bestond. Mag ik hier blijven. In deze winkel verkopen ze uitsluitend poëzie, in boekvorm en op cd. Verbeeld ik het me…praat Janine die achter de toonbank staat zachter dan verkoopsters in andere winkels. En is ze echt teleurgesteld als ik de cd wil kopen met gedichten van Hugo Claus. “Het is de laatste,” zegt ze. “Mag ik je het gedicht laten horen wat ik het mooiste vind, voor je ‘m meeneemt?”
Ooit was Gent na Parijs de grootste stad van Europa. Waarom ze dat niet meer zijn? Omdat de Gentenaar een geboren koppige rebel is. Hij verzette zich tegen de Graaf van Vlaanderen, die op het Gravensteen woonde, en kwam leuzen schreeuwend in de vergeetput terecht. De Gentenaar was wever en dreef handel met Engeland. Maar toen dat land in oorlog was met Frankrijk koos hij, de kop in de wind, partij voor de Fransen en ja, het gevolg was dat de woltoevoer stopte. In de straten van Gent is het altijd oproer geweest, tegen Filips de Goede, Maria van Bourgondië, zelfs tegen Karel de Vijfde. Die kwam uit het diepe Zuiden met een leger huurlingen om de Gentenaren voor eens en voor altijd mores te leren. Heel wat Gentenaren zijn met hun hoofd in de strop geëindigd, en Karel had het liefst de hele stad laten platbranden. Maar ja, hij was er zelf geboren… hij kende de Gentenaar in zichzelf maar al te goed.
De spinmachine bracht rijkdom, aan dat handjevol Patriciërs dat prachtige herenhuizen liet bouwen op de Kouter, het elegante plein bij de Sint Baafskerk. Nog altijd wordt hier op zondag bloemenmarkt gehouden, en nog altijd hoor je hier telgen uit de rijke Gentse families Frans spreken. Dat is onderling de voertaal in hun beau monde. Uiteraard, als ze maandag weer hun fabriek binnenlopen dan kunnen ze niet aankomen met hun elitetaaltje en is het weer gewoon Vloms wat de klok slaat.
Zoals gezegd: de spinmachine bracht rijkdom aan enkelen, en armoede aan velen. Rondom het centrum van gent ontstonden arbeiderswijken zoals het Patershol. ’s Avonds een uitgaansbuurt, zoals het Quartier Latin in Parijs, Soho in Londen en de Zeedijk in Amsterdam. Met de meest uiteenlopende restaurants. Maar overdag, zonder al die stemmige sfeerverlichting, toch vooral een wijk waar het eenvoudige leven van alledag geleefd wordt. En waar de wijkburgemeester van Patershol, deken Roger van Bockstaele, zijn ronde maakt. Aan zijn hand bungelt een bos met honderden sleutels. Het zijn sleutels van woningen. Da’s altijd handig als er ergens iets aan de hand is. Dan kan Roger zo naar binnen lopen.
Roger van Bockstaele, de deken van de Gentse wijk Patershol maakt zijn dagelijkse ronde. Als we bij een oud Karmelietenklooster komen, een carrévormig gebouw met een gaanderij en een wilde kloostertuin in het midden kan Roger de goeie sleutel niet vinden. Da’s op zich niet vreemd als je bijna van elk huis een sleutel aan je bos hebt hangen. Geen nood, hij belt wel even aan bij Antoinette.
Antoinette woont, net als veel studenten en migranten, in een van de huisjes van het voormalig klooster. Ze staat bonen te koken in een rose overschoot. Roger kan haar vertellen dat hij binnenkort een bespreking heeft bij de gemeente Gent over de poort van het klooster, die oud, donker en daardoor onveilig is.
Wat gegeneerd ga ik in iemands woonkamer in Gent in een stoel zitten. Roger heeft de post op de tafel gelegd en steekt wat lampen aan. Ik vind het geweldig om zo’n antiek schoenmakershuis eens van binnen te kunnen zien, maar stel nou dat de mensen die hier wonen zo thuis komen…ik bedoel: Roger van Bockstaele kan dan honderd keer deken van ’t Patershol zijn, maar ik zou toch vreemd opkijken als ik straks terugkwam en ik trof de burgemeester van mijn woonplaats aan in mijn huiskamer, samen met een gast. Roger vindt het echter de normaalste zaak van de wereld en begint me uit te leggen waarom deze wijk ’t Patershol heet.
Gaan we nog wat drinken, vraagt Roger aan het einde van zijn ronde. En dan lopen we een klein zaakje binnen waar we thee drinken bij Guzmur, een Turk die alleen Frans spreekt omdat hij eerder in Lyon werkte. “Ja, da’s jammer,” zegt Roger. “Ze blijven op zichzelf. Hij woont hier nu al 20 jaar en spreekt nog geen woord Frans. Je probeert van alles… pas zijn we met een aantal mensen uit de wijk een dagje uitgeweest naar Dendermonde. D’r gingen ook wat Turkse families mee. En als je dan de foto’s ziet, dan is er geen enkele bij waar ze opstaan met de Vlamingen uit de wijk. Da’s wel jammer. Je kunt proberen wat je wilt, maar het lukt niet.”
Guzmur zet thee. Hij trekt blaadjes van struiken munt, propt ze in de glazen en schenkt er dan heet water overheen. Buiten breken de marktkoopmannen de kramen van de Vrijdagmarkt af. Achter hen de trotse gebouwen met de opschriften ‘Socialistische Werkersvereeniging’ en ‘Werklieden aller landen vereenigt u’. Waar anders begon het Belgische Socialisme dan in Gent? Boven dat alles staat roerloos de strijdlustige Jacob van Artevelde op zijn sokkel en overziet zijn stad…
Ooit was het na Parijs de grootste stad van Europa. En dat kun je nog altijd zien in Gent, aan de overweldigende hoeveelheid kathedralen, lakenhallen en monumentale herenhuizen. Gent is allang niet meer de welvarende stad van toen, maar nog altijd wonen er patriciërs aan de Kouter en nog altijd is Frans de voertaal van deze amici. Het zijn de textielbaronnen van weleer en hun welvaart hebben ze gestolen van de arbeiders die tot op de dag van vandaag wonen in buurten die ooit de buitenwijken van Gent vormden. Sint Macharius, gebouwd rond het slachthuis, Scheldeoord met zijn grijs-betonnen flats, en het Patershol, de oude arbeiderswijk met de vervallen woningen, die een voor een worden gerestaureerd omdat steeds meer toeristen naar de romaanse en gotische geveltjes komen kijken. Patershol is zelfs uitgegroeid tot de wijk waar je ’s avonds met je gasten gaat eten, in de intieme sfeer van het Oude Gent. Natuurlijk nadat je overdag met hen het Gravensteen hebt bezocht, en de Sint Baafskathedraal waar het Lam Gods hangt van Van Eijck. Waar je hen het verhaal hebt verteld van dat ene paneel dat ooit gestolen werd, men zegt door de koster-zelf. Er zijn zelfs Gentse zangers die de mysterieuze gebeurtenis bezongen hebben.
Ik loop over de Vrijdagmarkt waar de kippen, geplukt met de koppen naar beneden aan rekken hangen. Elk moment verwacht ik op deze scabreuze plek braadvarkens te vinden met een appel in hun bek. Maar ik zie de Gentse vrijheidsstrijder Jacob van Artevelde die trots op zijn sokkel staat, hoog boven het grauw verheven, en met zijn rechterarm in de verte wijst. Naar de twee prachtige gebouwen in Vlaamse neorenaissancestijl, van de Socialistische Werkersvereeniging. Want natuurlijk begon die beweging hier in Gent, zoals ongeveer elk Belgisch oproer in Gent begonnen is, of het nou tegen Philips de Goede, Karel de Vijfde, tegen de Spanjaarden, de Engelsen, de Oostenrijkers of tegen elkaar was. Hier, op dit marktplein, gebeurde het allemaal. Plechtigheden, blijde intreden, vlammende gevechten tussen Gentenaren onderling. Hier ook verzamelden zich de bewapende gildeleden als het machtige geluid van de Klokke Roeland had geklonken. Hier ook deelden mannen met petten op de verweerde koppen pamfletten uit van de Socialistische Werkersvereniging in 1902: “Werkers! Werksters! Weldra komen de Vastenavondfeesten: walgelijke slemperijen, herinnering aan overoude slavenuitspattingen, gedenkenis van vroegere tijden van ruwe onbeschaafdheid en onderdrukking”. De socialisten wilden de hele “slemperij” zo vlug mogelijk vervangen zien door het 1 mei-feest en ze kregen hun zin: de ‘slonzendag’ werd opgedoekt.
Van de Vrijdagmarkt, waar drie Turkse vrouwen wat onwennig staan te kijken naar etalagepoppen behangen met luxe lingerie, loop ik over het prachtige Kraanlei naar het Drongenhof, waar een bizonder man woont. Een man met een sleutelbos waaraan zo’n honderd sleutels rinkelen. Sleutels van huizen, waar hij zo binnen kan lopen, om te vragen hoe het ermee gaat. Roger van Bockstaele is de deken, zeg maar de burgemeester van het Patershol. Met hem zal ik vanmorgen de ronde door deze Middeleeuwse wijk maken en me erover verbazen dat er niemand op straat zal passeren zonder eerst antwoord te hebben gegeven op de vraag: “Alles in orde?”
Zoals gezegd: de spinmachine bracht rijkdom aan enkelen, en armoede aan velen. Rondom het centrum van gent ontstonden arbeiderswijken zoals het Patershol. ’s Avonds een uitgaansbuurt, zoals het Quartier Latin in Parijs, Soho in Londen en de Zeedijk in Amsterdam. Met de meest uiteenlopende restaurants. Maar overdag, zonder al die stemmige sfeerverlichting, toch vooral een wijk waar het eenvoudige leven van alledag geleefd wordt. En waar de wijkburgemeester van Patershol, deken Roger van Bockstaele, zijn ronde maakt. Aan zijn hand bungelt een bos met honderden sleutels. Het zijn sleutels van woningen. Da’s altijd handig als er ergens iets aan de hand is. Dan kan Roger zo naar binnen lopen.
Roger van Bockstaele, de deken van de Gentse wijk Patershol maakt zijn dagelijkse ronde. Als we bij een oud Karmelietenklooster komen, een carrévormig gebouw met een gaanderij en een wilde kloostertuin in het midden kan Roger de goeie sleutel niet vinden. Da’s op zich niet vreemd als je bijna van elk huis een sleutel aan je bos hebt hangen. Geen nood, hij belt wel even aan bij Antoinette. Antoinette woont, net als veel studenten en migranten, in een van de huisjes van het voormalig klooster. Ze staat bonen te koken in een rose overschoot. Roger kan haar vertellen dat hij binnenkort een bespreking heeft bij de gemeente Gent over de poort van het klooster, die oud, donker en daardoor onveilig is.
Wat gegeneerd ga ik in iemands woonkamer in Gent in een stoel zitten. Roger heeft de post op de tafel gelegd en steekt wat lampen aan. Ik vind het geweldig om zo’n antiek schoenmakershuis eens van binnen te kunnen zien, maar stel nou dat de mensen die hier wonen zo thuis komen…ik bedoel: Roger van Bockstaele kan dan honderd keer deken van ’t Patershol zijn, maar ik zou toch vreemd opkijken als ik straks terugkwam en ik trof de burgemeester van mijn woonplaats aan in mijn huiskamer, samen met een gast. Roger vindt het echter de normaalste zaak van de wereld en begint me uit te leggen waarom deze wijk ’t Patershol heet.
Gaan we nog wat drinken, vraagt Roger aan het einde van zijn ronde. En dan lopen we een klein zaakje binnen waar we thee drinken bij Guzmur, een Turk die alleen Frans spreekt omdat hij eerder in Lyon werkte. “Ja, da’s jammer,” zegt Roger. “Ze blijven op zichzelf. Hij woont hier nu al 20 jaar en spreekt nog geen woord Frans. Je probeert van alles… pas zijn we met een aantal mensen uit de wijk een dagje uitgeweest naar Dendermonde. D’r gingen ook wat Turkse families mee. En als je dan de foto’s ziet, dan is er geen enkele bij waar ze opstaan met de Vlamingen uit de wijk. Da’s wel jammer. Je kunt proberen wat je wilt, maar het lukt niet.”
Guzmur zet thee. Hij trekt blaadjes van struiken munt, propt ze in de glazen en schenkt er dan heet water overheen. Buiten breken de marktkoopmannen de kramen van de Vrijdagmarkt af. Achter hen de trotse gebouwen met de opschriften ‘Socialistische Werkersvereeniging’ en ‘Werklieden aller landen vereenigt u’. Waar anders begon het Belgische Socialisme dan in Gent? Boven dat alles staat roerloos de strijdlustige Jacob van Artevelde op zijn sokkel en overziet zijn stad…