Route 747 – Venezuela

coverfront

Ietwat chagrijnig sla ik De Telegraaf open in Bar Amsterdam en bestel –gewoon in het Nederlands- nog een pilsje bij ome Arie. Hij kan er ook niks aan doen; normaal gesproken ziet hij hier alleen maar brede smiles boven de Bermuda’s als hij de Nederlandse en Duitse toeristen een harinkje met uitjes of een broodje bal serveert. In de krant zie ik dat het regent in Nederland. Da’s een hele troost…maar ik ben toch niet naar de andere kant van de wereld gereisd om me in Lloret de Mar te wanen?

Uiteraard, op het eiland Margerita schijnt de zon. Margerita is het Griekse woord voor parel, en die kon je hier vinden in de zee, parels zo groot als duiveneieren. En het is waar: iedere ochtend gaat de zon op in volle Technicolor kleuren, op de plaats waar Columbus tijdens zijn derde ontdekkingstocht in 1498 voet aan wal zette. Na hem kwamen de Spanjaarden, die met goudbeladen schepen terugkeerden uit Peru en Mexico, en na de Spanjaarden kwamen de piraten om de allerlaatste parels weg te plukken van de koraalriffen. En nu is het stadje voor de toeristen, die in Porlamar langs de winkels van de Avenido Santiago Marino flaneren en imitatieparels, lokale t-shirts en andere onzin kopen. ’s Avonds eten ze in het enige leuke restaurantje aan het strand, Mexicaans, maar ach, wie merkt het verschil… Ik wil een fles wijn kopen, en ome Arie wijst me de wijk waar de lokale winkels zijn, aan de Plaza Bolivar. Dan loop ik langs de Bianco Provincial, tegenover Hotel Margarita Suites, om geld te pinnen. En dan te bedenken dat er in de Caribische Zee ten Noorden van Venezuela zoveel mooiere eilanden te vinden zijn dan het Isla Margerita. In westelijke richting, waar ook de Nederlandse Antillen te vinden zijn, Isla La Tortuga bijvoorbeeld, of Los Rocques, een verzameling eilandjes waarvan je er een per dag kunt huren, en van waaruit je kunt diepzeeduiken. Of Morrocoy, bounty-eilanden waar tropische vogels te zien zijn en felgekleurde tropische vissen.

Die avond zit ik op het balkon van mijn hotelkamer en staar naar een kaart van Venezuela. Morgen vertrek ik van dit toeristeneiland. Eerst naar Caracas, de hoofdstad van Venezuela, en dan? Op de kaart zie ik dat er, afgezien van de Caribische Kust, drie mogelijkheden zijn als ik het land in wil trekken: het witbesneeuwde Andes-gebergte bij het stadje Merida, in het midden de uitgestrekte weiden van Los Llanos, het Wilde Westen van Venezuela, of in het Oosten de ondoordringbare jungle die naar de hoogste waterval ter wereld leidt, Angel Falls, met daarachter het Gran Sabana, waarover Sir Arthur Conan Doyle schreef, en die hij de Verloren Wereld noemde. Hoge afgetopte bergen die in de wolken verdwijnen, met op de hoogvlakten prehistorisch zandsteen en een vegetatie die nergens anders ter wereld te vinden is. Die nacht droom ik van de dinosaurussen die volgens Conan Doyle nog steeds op het dak van de wereld te vinden zijn…

 

Uitgaande van reizen door Argentinië en Brazilië had ik een bepaalde verwachting van Venezuela. Maar een taxirit van 40 minuten maakte me duidelijk dat dat beeld niet klopte, en dat het land tussen Andes en Caraiben een verhaal op zich is. Om te beginnen bij de taxi-zelf, een glimmende dieselslurpende Amerikaan, die je, behalve misschien in Texas, nergens meer vindt. Op de nieuwe 6 baans-snelweg voegt de taxi in in een rij vrachtauto’s die meestal fruit vervoeren. Lange tunnels voeren onder de bergen door die Caracas omringen. Eén van die tunnels is zelfs de duurste ooit gebouwd. Daar staat tegenover dat de dorpjes die tegen de heuvels zijn gebouwd, louter uit krotten bestaan, veelkleurige krotten weliswaar met op ieder dak een tv-antenne. Als je Caracas binnenrijdt begrijp je waarom ze het het Los Angeles van Zuid-Amerika noemen… de ene wolkenkrabber spiegelt in de andere. En armzalig geklede straatverkopers die goedkope cassettes met Amerikaanse muziek verkopen staan achter hun karretjes tegen een decor van moderne beeldhouwwerken in weelderige parken. Caracas is een stad met een gespleten persoonlijkheid: de glimmende hoofdkantoren van oliemaatschappijen zijn gebouwd in de Jaren Zeventig, toen de olieprijzen van de ene dag op de andere vier keer over de kop gingen, en Venezuela als belangrijke olieproducent Saoedi Venezuela genoemd werd. Wie langs de kantoorflats de achterafstraatjes inloopt kan daar de zwervers tegenkomen, die hun baan kwijtraakten toen Venezuela na de oliecrisis van de Tachtiger Jaren op de harde werkelijkheid van armoede werd teruggeworpen.

In het moderne Caracas zijn de straten gevuld met yuppies en bedelaars, oliebaronnen en stakkers die de boot gemist hebben. Veel jongeren zie je vooral in deze veramerikaanste Caraibische stad: en ze zijn allemaal verslaafd…aan baseball, fastfood en MTV. Veel Venezolanen herinneren hem zich maar al te goed, die goeie ouwe tijd die nog zo dichtbij lijkt, in de Jaren Zeventig, toen ze even heen en weer gingen naar Miami om daar inkopen te doen onder het motto: “Está barato, dáme dos!” (“Dat is zo goedkoop, we nemen er twee.”) President Carlos Andres Perez heeft na Zwarte Vrijdag geprobeerd veel oliemaatschappijen te nationaliseren en is erin geslaagd zijn land weer langzaam uit het economische dal te laten kruipen…maar nog steeds is de armoede groot. De welgestelden van de stad wonen in villaparken die alleen door hoge muren en getraliede hekken de nodige veiligheid bieden.

 

Ik loop naar het Plaza Bolivar, een plein met een standbeeld van Simon Bolivar, de held die Venezuela ooit bevrijdde van de Spanjaarden. Om het plein zie ik prachtige koloniale gebouwen. Op een terrasje bestel ik een flesje Polar-bier, en dan vind ik eindelijk de rust om een stukje te lezen in het boek dat de Fransman Henri Charrière over Venezuela schreef, Papillon.

Caracas, Rio de Janeiro, Buenos Aires…al die Zuid-Amerikaanse steden hebben iets opgefokts, iets onnatuurlijks. Ze missen de mooie monumentale gebouwen die je in Europese steden vindt, het zijn met hun protserige spiegelflats vaak waterhoofden van landen die buiten hun hoofdsteden nog in een soort van Middeleeuwen leven. Je hoeft dan ook maar een tiental kilometers deze stad uit te rijden of je maakt kennis met een ander Venezuela. In de kleine vissersdorpjes aan de kust, in het schilderachtige Merida tegen een decor van het Andesgebergte, of in de wereld van de Amazone-jungle, op weg naar de absolute onherbergzaamheid van de Gran Sabana, waar de donkere tafelbergen van de Lost World verdwijnen in een mist van wolken.

De Caraquenas houden er een nogal rommerlige, excentrieke keuken op na. In de stad kan men enkele van de meest exquise restaurants van het continent vinden, en toch – men drinkt zijn 12 jaar oude whisky aangelengd met coca cola! Het nationale broodje kaas is hier een arepa, een gebakken platgeslagen maisbal met verse kaas ertussen. Ook wordt hij vaak opengesneden als een pitabroodje en gevuld met kip en guacamole, gekruide ham, tonijnsalade en bij het ontbijt met ei, tomaat en ui. Zelf heb ik vanavond het Venezolaanse gerecht bij uitstek gegeten: pabellón criollo. Gesneden biefstuk met ui, groene peper, tomaat, koriander en knoflook, met daarbij witte rijst en zwarte bonen. Die bonen worden geïmporteerd uit Chili, en men zegt wel eens dat Venezuela altijd zulke goede relaties met buurland Chili heeft onderhouden om vooral maar niet zonder zwarte bonen te komen zitten. Als dessert heb ik mango mousse gegeten, en daarna ben ik per taxi naar het hotel gereden. Iets duurder vanwege het nachttarief, maar een wandeltocht door nachtelijk Caracas is nu eenmaal een hachelijk onderneming.

Die avond staat mijn bed in Hotel Avila, een hotel dat ooit gebouwd werd door Nelson Rockefeller, in de buitenwijk San Bernardino, aan de voet van de berg Avila. Terwijl op de televisie de zoveelste aflevering te zien is van de al vele jaren populaire soapserie, de telenovela Cristal, neem ik me voor morgen een bezoek te brengen aan de Verloren Wereld van de Tafelbergen, de voorhistorische wereld waar Steven Spielberg zijn Jurrassic Park wilde opnemen. Morgen ga ik naar de Gran Sabana!

 

Het eerste wat Guepe voor me doet is een stok zoeken. Ik sta alleen om me heen te turen, verblind door al die tinten groen. Een sukkel voel ik me, een witte Europeaan overgeleverd aan een overdaad van vijandige natuur. In een temperatuur van 40 graden en een luchtvochtigheid van 80% ben ik omsloten door een wereld van struiken, hoog gras, lianen en bomen. Ik zie veel vogels: spechten, bijeneters, toucans, en ik vermoed veel reuzenspinnen, gifslangen en rondkruipend gedierte om nachtmerries van te krijgen. Het liefst had ik laarzen gedragen; ik herinner me tenslotte verhalen uit de jungle waarbij mensen aan het einde van een tocht rond hun enkels een rokje van bloedzuigers hadden, die er alleen met veel pijn en moeite af te trekken waren. Daarnaast is het momenteel regenseizoen: niet alleen noodzakelijk omdat je anders de watervallen niet eens per boot kunt bereiken, en niet alleen de mooiste periode voor wie dit regenwoud in bloei wil zien, ook de mooiste periode voor de piri-piri’s, heel kleine venijnige vliegjes, die bijten kleine zweertjes veroorzaken die weken erna nog jeuken. Alleen een insecticide is niet voldoende; eigenlijk moet je je van top tot teen insmeren met een anti-insektenmelk waar de steekvliegjes in verdrinken voor ze je huid hebben kunnen bereiken.

“Toma.” Guepe geeft me een stok om me een weg door de jungle te kunnen slaan. Zelf gaat hij me voor, zonder laarzen, zonder insektenmelk, met alleen een hakmes om ons een weg te banen. Af en toe luistert hij, want Guepe is geboren in de jungle en herkent elk geluid. Ook kijkt hij om zich heen, met de blik van een expert. Aan sporen op de grond kan hij zien dat daar een slang gekropen heeft, en hoe lang geleden. Soms stopt hij even en dan sis ik “zag je wat?” Ik neem me voor dat ik volgende week een hele gezellige reportage ga maken in de Biesbosch.

 

Ik heb heerlijk geslapen, in een hangmat aan de rand van een meer waarin vijf watervallen uitkomen. En als ik ’s morgens vroeg wakker wordt is het in het paradijs, met het gezang van vogels en een zon die van achter de watervallen de hemel rood kleurt. Ik zwem in het meer, dat cola-bruin is van de zuren die waterplanten afscheiden. Het is heel goed voor je huid, zegt Guepe. Maar als hij een soort van reuzenrog uit het water vist sta ik binnen enkele tellen weer op de kant.

En dan zie ik de mysterieuze tafelbergen. Resten van het Guyana-schild, dat dateert uit de periode dat Amerika en Afrika nog één continent vormden. Het is een wonderlijk gezicht, de reusachtige pilaren die in de wolken verdwijnen. Ik kan me voorstellen dat de schrijver van Sherlock Holmes-verhalen, Conan Doyle, dat er op die onbereikbare hoogvlakten in de mist dinosaurussen en aapmensen zouden ophouden, de missing link. Hij schreef er het boek The Lost World over, en ook de Venezolanen noemen de donkere tafelbergen El Mundo Perdido. Het zandsteen van de hoogvlakten die tepuis worden genoemd is minstens 1.8 miljard jaren oud, en men kan er weliswaar geen dinosaurussen maar wel orchideëen vinden die nergens anders ter wereld groeien. Doyle had gelijk toen hij zei dat de bergvlaktes bevroren zijn in de tijd. De vegetatie heeft zich moeten ontwikkelen in een geïsoleerde atmosfeer die we verder alleen kennen van de Galapagos Eilanden.

In de Gran Sabana woonden oorspronkelijk alleen de Pemón-indianen. Maar sinds er goud en diamanten gevonden zijn in het berggesteente zijn er ook goudzoekers gekomen, avonturiers. Las Claritas is zo’n dorpje. Het ligt niet ver van El Dorado, het legendarische goudzoekersstadje waar de beroemde Franse vluchteling van Duivelseiland, Papillon, uiteindelijk in de gevangenis belandde. Ik drink een glas Polar en vraag me af in welke film ik terecht gekomen ben. Las Claritas bestaat voor 99% uit mannen, en ze zijn allemaal dronken. Ik heb medelijden met de resterende 1% vrouwen, die hier het dubbelberoep van caféhoudster en hoer uitoefenen. “Dat is niet leuk, om hier een vrouw te zijn,” zeg ik. Niet tegen Guepe, want die slaapt al, maar tegen een beestje dat over tafel kruipt, samen met een heleboel broertjes, en waarvan ik nu pas zie dat het cucarachas zijn, oftewel kakkerlakken….

Share This

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *