De Kerk kent vele heiligen, en het overgrote deel van hen is Italiaans. Waarschijnlijk niet omdat de bewoners van het Apennijnse schiereiland zoveel vromer waren, maar vooral omdat veel pausen er moeite mee hadden al te ver over de grenzen te kijken. Maar tenminste één Italiaanse heilige is boven alle twijfel verheven: Catharina van Siena, geboren in 1347 als 25e kind van een welvarende lakenverver Jacopo Benincasa en zijn vruchtbare echtgenote Lapa. Een moeder met wie Catharina voortdurend overhoop ligt. Het kind kan zich maar moeilijk schikken in het grote gezin, is altijd geneigd haar eigen wil door te zetten. Met haar vriendinnen bepaalt zij welke spelletjes er gespeeld worden, en zo kan het gebeuren dat een heel groepje hummels zichzelf met zweepjes zit te kastijden. Op haar 7e legt Catharina al de gelofte van zuiverheid af en als haar vader haar aan de man wil brengen, knipt ze, ondanks het gekrijs van haar moeder en het geschreeuw van haar broers, al haar donkerblonde haren eraf. Ze zet haar wil door. Bij de Mantelzusters treedt ze in, en daar, verlost van de kakelende kippenren van huize Benincasa, komt ze tot rust.
Het is een andere Catharina die door de straten van Siëna gaat om de armen te helpen en de zieken te verplegen. Zo goed mogelijk probeert ze de karaktereigenschappen te onderdrukken, die ze ontegenzeggelijk bezit maar die in die tijd van een vrouw niet geduld worden: geldingsdrang, intelligentie, charisma. Maar lang houdt ze dat niet vol. De spanning tussen wie ze mag zijn en wie ze eigenlijk is loopt zo hoog op, dat ze ’s nachts begint te malen en vreemde visioenen krijgt. Visioenen van Jezus die zich met haar verloofd, die zijn hart uitrukt en het in haar borst plant…’s ochtends zien ontzette zusters de stigamata op haar handen en voeten! Duizenden stromen samen om haar te horen spreken en worden door haar vurige woorden tot oprecht berouw gebracht. Er woont een heilige in Siëna weet weldra heel Toscane, iemand die, ondanks dat ze vrouw is, meer in haar mars heeft dan al die dikke priesters bij elkaar!
Catharina van Siëna heeft ambities die verder reiken dan het uitzuigen van wonden bij pestlijders, ook al heeft ze dat met overgave gedaan. Ze heeft een grote wens: de paus terughalen naar Rome. De paus zetelt namelijk al 70 jaar in Avignon, sinds paus Clemens de Vijfde het op een accoordje gooide met de Franse koning, die hem zou helpen bij zijn verkiezing als hij van Rome zou verhuizen naar de Zuid-Franse stad. Nu zetelt daar Gregorius de Elfde, en Catharina heeft inmiddels zoveel aanzien verworven dat ze door hem met eerbied ontvangen wordt. Want men fluistert, men zegt: God spreekt door haar mond!
Het moet een indrukwekkende vertoning zijn geweest: de door gebed en versterving uitgemergelde vrouw, lijkbleek, met een wil van roestvrij staal. Ze roept: “Wat doet u nog hier? Uw plaats is in Rome. Ik kom u halen.” Gregorius is geschokt. Want het kan niet dit vrouwelijk scharminkel zijn dat zo’n toon tegen hem aanslaat. Het kan alleen die ene zijn, die hij heeft te gehoorzamen. “Voglio,” roept ze, “Ik wil het.” En de paus gaat als een lammetje met haar mee terug naar Rome, waar ze zijn raadsvrouw zal blijven tot hij, niet lang daarna, overlijdt. De nieuwe paus is een Italiaan, maar de overwinning van Catharina zal een schijnoverwinning blijken: naast de teruggekeerde Roomse paus wordt er in Avignon opnieuw een paus aangesteld door de Franse koning – een tegenpaus die de scheuring in de kerk compleet zal maken.