“Even wachten, de bus naar Geel komt er zo aan,” zei iemand tegen me toen hij vond ik dat als een zot zat te praten. Geel is namelijk het Belgische stadje waar al eeuwenlang geesteszieken worden verzorgd, gewoon, bij gezinnen thuis.
Dymphna, een Ierse koningsdochter. Nou ja, koningsdochter, een stamhoofd kun je beter zeggen. Hij gelooft in God noch gebod, terwijl zijn vrouw en dochter tot het christendom zijn bekeerd. Na de dood van haar moeder begint de vader van Dymphna haar lastig te vallen en stelt zelfs voor dat ze met hem zal trouwen. Dympha vraagt 40 dagen bedenktijd en in die tijd bouwt ze met de hulp van priester Gerebern een schip, dat haar naar de overkant moet brengen. Na een kalme overtocht vaart ze met Gerebern een rivier binnen die later de Schelde zal blijken te zijn, en na omzwervingen door Vlaanderen vestigen ze zich in de bossen bij het plaatsje Geel.
Maar zelfs in deze Kempische wouden is Dymphna niet veilig voor haar vader. Hij weet door omkoping te achterhalen welke richting ze op is gevaren, en zal ergens in de Kempen verdwalen tot een herbergier verrast uitroept: “Kijk, dit soort Ierse munten…daar hebben ze me pas ook al mee betaald!” Soldaten van de Ierse koning doden de priester en als de eigen dochter opnieuw niet wenst in te gaan op de brute avances van haar vader, doodt hij haar eigenhandig. Rond 650 moet het zijn gebeurd, en tot eeuwen erna gonzen de verhalen rond Geel. De in een kapel in Geel uitgestalde relieken van Dymphna schijnen een wonderbaarlijk genezende kracht te hebben op epileptici, geesteszieken en bezetenen. Zo worden ze dan nog niet genoemd, want we spreken over een tijd waarin iedereen die een beetje raar deed domweg een bezetene werd genoemd. Natuurlijk: Dymphna heeft niet alleen haar door de duivel bezeten vader weerstaan, zij heeft gezegevierd over de duivel-zelf! En dus komt men in de Middeleeuwen met geesteszieke mensen, bezetenen dus, massaal naar Geel, in de hoop dat de geest van de heilige Dymphna de arme drommels zal genezen. En dan gebeurt toch een beetje het wonder van Dymphna. Want nadat er in Geel een opvangtehuis is gebouwd komt men in het dorp al gauw tot het inzicht dat de meeste lichtgestoorde mensen best in de samenleving kunnen meedraaien, als ze maar voldoende geestelijke en medische begeleiding krijgen. En zo ontstaat, al sinds de 15e eeuw, de gewoonte om geesteszieken op te nemen in boerengezinnen. Ze kunnen best wat klusjes doen rond de boerderij of in de stal, en de boer krijgt aanwijzingen hoe te handelen bij eventuele problemen.
Zo gaat dat nou al eeuwen in Geel…als je er door de winkelstraat loopt kan het best zijn dat je af en toe iemand ziet die een beetje raar doet…maar meestal raar met een glimlach, want hier worden ze in ieder geval niet buitengesloten. Soms staat er in de supermarkt eentje wel heel omstandig in zijn portmonnee te turen en dan zegt een kassière alleen maar geamuseerd: “Hedde ge wel genoeg frenkskes, Sjefke?”