Prachtige muziek, de Moldau van Smetana. Maar de Moldau is ook een rivier, een rivier die weigert haar geheimen prijs te geven. Net als de man die erin gegooid werd, nadat zijn mond eerst was opengesperd met een stok: Jan Nepomucenus. Hij wordt nog altijd vereerd in Tsjechië. Meerdere bruggen in Praag zijn naar hem vernoemd. Maar ook in Oostenrijk, Beieren en zelfs in het Limburgse Swalmen kun je bruggen vinden met het beeld van Jan Nepomucenus erop. Hij is de patroon van de schippers maar ook…van het biechtgeheim. Want wat was er gebeurd?
Jan, geboren in 1350, had als zoon van een rechter eigenlijk ook iets in die richting moeten worden. Hij studeert in Praag en zal 10 jaar lang notaris zijn, maar wil hij die kant wel op? Wat is recht en wat is krom. In 1380 laat hij zich tot priester wijden en wordt pastoor in een Praagse wijk. Hij zal heel wat mensen de biecht afnemen. Ook een vrouw die iets meer is dan zomaar een vrouw: de koningin van Bohemen. De vrouw van een koning die niet zomaar een koning is. Wenceslaus de 4e is een kwaadaardig en medogenloos mens, die zijn onderdanen beroofd en de vrouwen in zijn land verkracht. En ineens is deze Wenceslaus een en al belangstelling voor pastoor Jan. Hij laat hem gevangen nemen en folteren. Neemt zelf aan die folteringen deel door hem te besneuren met pekfakkels. Want de koning wil maar één ding weten: wat heeft ze gezegd? Bij de zoveelste echtelijke ruzie heeft ze het ineens geroepen – het was eruit voor ze er erg in had – ze was wezen biechten!
Koning Wenceslaus heeft zelf de aandrang nooit gevoeld om in zo’n hokje te gaan zitten, maar één ding weet hij wel: als je gaat biechten, dan heb je dus iets op te biechten. Dan heb je dus iets gedaan wat niet door de beugel kon. En wat zou hij graag weten wat dat nou is geweest. Natuurlijk: hij heeft kilo’s boter op z’n hoofd, maar die ene zonde van haar…war zou het heerlijk zijn om eindelijk eens tegen haar te kunnen zeggen: nou, zelf ben je ook bepaald geen heilige.
Jammer alleen dat Jan Nepomucenus er wèl een is. Het is voor hem geen kwestie van een geheimpje bewaren, het is het niet willen opgeven van het biechtgeheim, in die dagen een van de fundamenten van geloofsbeleving. Wie zal er morgen nog willen biechten als het overmorgen tegen de hoogstbiedende wordt doorverteld. Niemand. En als niemand meer gaat biechten, hoe kun je dan als eenvoudige sterveling van de last afkomen die op je schouders drukt?
Hoe hij ook wordt gefolterd, pastoor Jan blijft zijn kaken stijf op elkaar houden. Tot ze dus van elkaar worden gerukt, er een stok tussen wordt geklemd, en het water van de Moldau vrijelijk zijn opengesperde mond kan binnenstromen.