Route 5 – Rendezvous Route 66

Route 66

Chicago gloeide rood op voor onze ogen. Ineens stonden we op Madison Street, temidden van hippies en hobo’s . Ze waren neergestreken op de trottoirs, honderden anderen stonden  bij de ingangen van saloons en steegjes. Verder gingen we, naar het centrum van de stad, tussen snerpende trolleys door, schreeuwende krantenjongens en mooie meiden met hoge hakken waarmee ze het asfalt teisterden. De baklucht van eten, de geur van bier, knipperende neonlichten: “We zijn in de grote stad, Sal…wow…”

Dean stond in een cafetaria tevreden over zijn buik te strijken en te genieten van alles om hem heen. Hij probeerde aan de praat te raken met een zwarte vrouw die binnen was komen lopen met een verhaal dat ze geen geld had maar wel een paar broodjes en of ze daar boter op mocht. Nee, dat mocht niet. Bij de deur draaide ze met haar achterwerk en was toen verdwenen. “Laten we haar achterna gaan, haar meenemen naar onze Cadillac in de donkere steeg en laten we een feestje bouwen met haar,” stelde Dean voor, maar niemand maakte aanstalten.

Toen we ’s avonds aan een bar stonden, en naar de neonlichten keken aan de overkant van de straat, en naar de vrouw in het raam, met haar grote borsten die uit haar babydoll hingen, zei Dean zuchtend: “Sal, we gaan ervoor, en we stoppen niet tot we er zijn!”

“Waar gaan we heen dan?”

“Dat weet ik niet…maar we gaan wel!”

On The Road van Jack Kerouac was een steen in de rimpelloze vijver van het Amerika in de Jaren Vijftig. Zoals tien jaar later de hippies met On The Road in hun rugzak op zwerftocht zullen gaan, zo deed een hele Beat Generation dat toen al in Amerika. Ineens was niemand meer thuis. Iedereen stond rusteloos te liften langs de weg. Waarheen? Dat maakte niet uit. Zwervend door Amerika kwam je altijd wel wat tegen. Nieuwe steden, mensen, feesten, kicks… En ze stonden allemaal langs die ene weg die dwars door Amerika liep, van Oost naar West. Get your kicks on Route 66.

“Vanavond hebben ze jazz…het leven bruist in het café over de randen van de glazen. Alle mooie meisjes van de stad zijn hier vanavond – ook die rare brunette die ik me vaag van ergens anders kan herinneren. Daar staat ze in haar t-shirt en korte broeken…de handen nonchalant in de zakken, kort haar onder een flaphoed, druk pratend met iedereen. We leven overal en nergens, in het ritme van de Beat Generation.”

Ik leg het boek van Jack Kerouac naast me neer in het beroemde restaurant Cozy Dog in Springfield Illinois waar deze reis van Route 5 begint. Een reis die ons zal voeren van het Oosten naar het Westen van Amerika, van Illinois naar California.

Toen de vader van de eigenaar van dit restaurant zijn Cozy Dog uitvond wist hij nog niet dat hij een revolutie zou ontketenen in Amerika. Maar het is waar: Ed Waldmire was de uitvinder van de eerste snack, makkelijk mee te nemen in de auto, als je haast had om via de Route 66 in het Westen aan te komen.

Wat hij uitvond was een hot dog op een stokje. Een worstje dat in een dik beslag van maismeel werd gedoopt en daarna gebakken.

De Cozy Dog zou enkele jaren later overal langs de Route 66 te krijgen zijn.

 

Officieel was de aanduiding 66 bestemd voor de snelweg tussen Chicago en Los Angeles, in 1926. De opzet was een snelweg die niet alleen een Oost-West-verbinding zou zijn, maar ook de plattelandsstadjes een verbinding zou geven. Veel van die stadjes lagen geïsoleerd omdat ze geen enkele verbinding met een grote weg hadden.

Dit bepaalde ook de lijn van de Route 66. Het was geen rechte snelweg, zoals de Lincoln en de Dixie. De 66 had een kronkelender traject, juist om zoveel mogelijk van die stadjes te verbinden. Honderden plattelandsplaatsen in Illinois, Missouri en Kansas hadden nu hun eigen weg naar Chicago: op die manier konden boeren hun graan beter vervoeren en verhandelen.

Maar Route 66 zou meer worden dan alleen een weg. Het zou de levensader van Amerika worden, de weg waarlangs alles zlou ontstaan wat Amerika zo typisch Amerika maakt: snackbars, diners, motels…

De milkshake, de hamburger en de hotdog ontstonden langs Route 66. Voor de arme boeren uit Oklahoma en Arkansas was deze weg de weg naar nieuwe kansen en een beter leven…voor de voorlopers van de hippies, de beats, was het in de Jaren Vijftig vooral Freedom Road, een weg die je naar het avontuur van steden bracht waar het allemaal gebeurde.

Nu, in de jaren dat Route 66 zijn 75e verjaardag zou vieren, is de legendarische weg verbrokkeld tot een herinnering. Hier en daar kun je hem nog zien liggen vanaf de nieuwe Interstate Highway…stoffig en verwaarloosd, met de resten van wat ooit een druk benzinestation of een levendige diner moet zijn geweest.

Van Springfield rijd ik naar Saint Louis, op de grens van Illinois en Missouri. De Route 66 zal me door 8 staten voeren: Illinois, Missouri, Kansas, Oklahoma, Texas, Nex Mexico, Arizona en California. En door plaatsen met namen die we allemaal kennen: Tulsa, Shamrock, Pontiac, Conway, Amarillo, El Reno, Santa Fe, Clinton, Albuquerque, Winslow, Pasadena, San Bernardino… Je proeft de romantiek, je ruikt het avontuur, je hoort het liedje dat erover geschreven werd. Tulsa, Shamrock, Amarillo, Santa fe, Albuquerque, Pasadena… Probeer dat maar eens met: Alblasserdam, Heer Hugowaard, Sliedrecht, Slikkerveer, Berkel Rodenrijs…

Ze staan er nog steeds, de oude neonborden, de verlaten motels, benzinestations en diners. De brug over de Mississippi, de Rocks Bridge, en de slingerweg langs die rivier, met die ene bocht die al heel wat automobilisten het leven heeft gekost…de bocht die Devil’s Elbow wordt genoemd. Zou dat de Dead Man’s Curve zijn geweest, waar Jan & Dean over zongen?

Route 66 slingert zich een klein stukje door het Zuidoostelijke puntje van Kansas, en komt dan terecht in de staat waar nog het meeste van de weg over is: Oklahoma. En daar ligt, 60 mijl ten Westen van Oklahoma City, in Hydro, nog zo’n ouderwets winkeltje van vroeger. Lucille Hamons heeft zich niet laten wegjagen door de nieuwe 4baans Interstate. Ook al komen er geen tientallen auto’s meer langs haar benzinestation annex kruidenierszaak. “Ach jongen,”zegt de oude vrouw, “Ik ben vaak naar Oklohoma geweest met mijn man om daar met de hoge heren te praten. Want zij hadden er toch voor gezorgd dat mijn klanten wegbleven! Maar het was juist de bedoeling, zeiden ze, dat al die kleine winkeltjes zouden verdwijnen. Nou, ik ben gebleven. En ik zal hier blijven, al was het maar om hen te pesten!

Wilt u nog een kopje koffie? Hebt u eigenlijk al gegeten?”

Ze begon haar winkel in 1941. En ze heeft de grote trek uit de Dust Bowl meegemaakt. In heel Amerika heerste de grote Depressie, maar in Oklahoma was het het ergst, in de droge woestijnvlakte waar de scherpe wind alle vruchtbare bodem had weggeblazen en waar geen boer kon overleven. Lucille Hamons zag ze langsrijden, over Route 66, de Okies en de Arkies, de vluchtende boeren uit Oklahoma en Arkansas. Voor hen was de Route 66 de vluchtweg naar een betere toekomst, in het Westen, waar het leven beter was. In de Golden State, Californié.

“Jawel jongen, ik heb ze allemaal langs zien komen,” zegt Lucille, terwijl ze koffie maakt. “In hun autootjes met daarin de kinderen, de honden en de katten, en de matras op het dak. Ik heb ze allemaal langs zien komen. Weet je waaraan je een iets rijkere Okie kon herkennen? Die had twéé matrassen op het dak!”

Lucille kijkt peinzend voor zich uit, de koffiepot in haar hand. “I’m a survivor.” Zegt ze dan. “Ik bleef open terwijl alle anderen dicht gingen. Hier aan de overkant had je een prachtig motel. Die man heeft zich laten uitkopen. Maar ik ben gebleven. Ook al komen de auto’s hier niet meer langs, maar rijden ze sinds 1966 verder weg, over de Interstate. Toen ben ik, naast de groenten en sandwiches, bier gaan verkopen, in 1966. Als ik dat niet had gedaan was ik ook allang dicht geweest. Het bier heeft me gered…”

De Route 66 werd een legende nadat John Steinbeck erover geschreven had. Hij deed dat in het legendarische boek, The Grapes Of Wrath, dat in 1939 verscheen. Het verhaal van de familie Toad uit de Dust Bowl in Oklahoma, een arme familie die door bulldozers van hun land verdreven worden, en naar het Westen trekken, om ook in het beloofde land, Californië niets dan armoede te vinden. Ongeveer 210.000 mensen trokken, net als de familie Toad, naar Californië om aan hun armoedige omstandigheden in de Dust Bowl, te ontkomen. En de weg naar nieuwe kansen,  Route 66, werd voortaan de ‘Mother Road’ genoemd.

Van 1933 tot 1938 werden werkloze jongens te werk gesteld om de Route 66 te bouwen. Aan de vooravond van Wereldoorlog II deed hij ook dienst om troepen snel naar het Westen te kunnen verplaatsen voor inscheping. Aan het einde van de weg, in Calfornia werden tussen 1941 en 1944 voor 70 miljard dollar aan projecten neergezet. Er ontstond een industriepark die van de Golden State inderdaad de staat van de onbeperkte mogelijkheden maakte. De banen lagen er ineens voor het opscheppen!

Na de oorlog gingen de militairen terug naar huis, in het binnenland, maar niet voor lang. Ze vertelden hun families en hun verloofdes de verhalen van wat er aan de Westkust allemaal mogelijk was: het hele jaar door buiten barbecuen, om maar iets te noemen. En daarna kwam de grote verhuizing op gang. De koude winters van Chicago, New York City en Boston werden verruild voor het land waar het leven goed is.

Een van die emigranten was Robert William Troup Jr. uit Harrisburg in Pennsylvania. Bobby, ooit een kapitein bij de marine, maar daarna pianist bij de Tommy Dorsey Band, schreef een liedje over de snelweg 66, waarvan we de woorden na 50 jaar nog allemaal kennen, en Nat King Cole zong het in 1946 als eerste: ‘Get you kicks on Route 66…’
De aanleg van de weg had voor werkgelegenheid gezorgd. En de industrie in het Westen bracht welvaart. Maar daarmee waren de mogelijkheden niet uitgeput. Want al snel schoten de winkeltjes, restaurants, motels en benzinestations als paddestoelen uit de grond; in eerste instantie om de militaire convooien te bedienen, maar na de oorlog vooral om in te spelen op het snel groeiende toerisme.

Hier ontstond een nieuw fenomeen: want de Amerikaanse reiziger, die in principe veel langere afstanden moest overbruggen dan bijvoorbeeld de Europese, had altijd haast. En dus gingen de middenstanders inspelen op die behoefte. Het restaurant werd een snackbar…na verloop van tijd zelfs met mogelijkheid van drive-in; en het hotel werd een motel. Geen tijdrovend gezoek meer naar een geschikte hotel-accommodatie: het fenomeen motel was geboren. Deze motorway-hotels lagen langs de snelweg, en hadden appartementen met mogelijkheid om de auto recht voor de deur te parkeren. Geen gesjouw met koffers in een lobby…meteen achter de voordeur stond het bed…je kon er zo in ploffen, en de volgende ochtend net zo snel weer vertrekken.

Eigenlijk ontstond het idee van motels niet uit hotels, maar uit auto-campings, die langs de Route 66 waren ontstaan. In eerste instantie parkeerden automobilisten hun auto’s gewoon langs de kant om te slapen. Maar niet alleen was dat te gevaarlijk, ook ontbraken de benodigde faciliteiten. Dus huurden middenstanders in de stadjes langs de snelweg stukken land langs de weg af, en bouwden er toiletten, washokjes en snackbars. Later ontstonden er op deze plaatsen cabins of cottages, die je kon huren tegen een kleine vergoeding. Het was daarna nog maar een kleine stap om al die cabins onder één dak te bouwen, en andere faciliteiten aan te bieden zoals restaurant, souvenirshop en zwembad: het Motel was geboren.

Sommige kun je nog altijd terugvinden langs de Route 66, zoals de legendarische El Vado en Zia Motor Lodge in Albuquerque, New Mexico.

 

50 jaren na de glorietijd van Route 66 is de oude weg afgedankt. En de nieuwe snelwegen hebben geen mededogen gekend met de kleine winkeliers en de kleine dorpjes langs de Route 66. Glenrio in Texas was ooit een bruisende plaats met prachtige diners en motels…nu is het een bloedeloos oord dat nauwelijks de afslag van de Interstate nog verdient. Alleen het Tower Station en de U Drop Inn staan er nog. Een benzinestation en motel in uitbundige art deco-stijl. Toen hij het ging bouwen in 1936 had John Nunn tegen de aannemer gezegd: “Het moet zó mooi worden dat het files veroorzaakt tot in Shamrock. En zo gebeurde het. Duizenden gezinnen kwamen hierheen om een weekend in het motel door te brengen. En nu, 50 jaar later, trap ik nog verbaasd op het rempedaal als ik het gebouw zie schitteren in het land van Texas. De U Drop Inn is zo’n café waar je je meteen thuis voelt. Ik kijk naar de menukaart, en luister naar de Texanen aan het tafeltje achter me, die zitten te kaarten. “Whatcha holdin’ there, bud?”

“That’s for me to know and for you to find out,” zegt de man in de overall. Ze zitten daar alsof ze al aan het kaarten zijn vanaf de affaire Watergate, en alsof ze er nooit mee zullen eindigen. De serveerster neemt mijn bestelling op. Cathy staat er op het kaartje dat ze op haar geruite overhemdblouse draagt. “You’re going West?” vraagt ze op de gok. “En je komt helemaal vanaf Springfield? That’s what I call travellin’! De meeste mensen hier zijn nooit verder geweest dan hooguit Amarillo.”

Achter me begint een van de kaartspelers te grinniken. Cathy kijkt naar opzij en zegt kortaf: “Shut up Lonnie. Jij bent zelfs nog nooit buiten dit café geweest, dus hou jij je mond maar.”

Buiten klinkt het piepende en knarsende geluid van een reclamebord dat aan een ketting hangt. Ik lees: “Today’s buffet: chicken, dressing, chicken fried steak, roast beef, soup and salad, mashed potatoes, green beans, corn, fried squash, peach cobbler, homemade hot rolls…4 dollar 95.”

“Doe me dat maar.”  Ik wijs op het bord buiten. Het is geen opsomming van de verschillende gerechten – het is één maaltijd, en ik heb er zin in.

Cathy knikt instemmend. “You’ve gotta long way to go.” En het is niet duidelijk of ze daarmee de maaltijd of de reis bedoelt.

 

Route 66 was veel meer dan een snelweg. Het was de weg naar een nieuwe ‘way of living’ met fastfood en andere typisch Amerikaanse zaken. ‘Living in the fast lane’.

Je kunt het je nauwelijks meer voorstellen, dat er een tijd is geweest waarin je je boodschappen gewoon bij een kruidenier deed. Dat er winkels waren met toonbanken, en dat je tegen iemand achter die toonbank zei wat je wilde hebben. Op die manier hebben we ook ooit onze autobrandstof gekocht, bij de olieboer.

Ook daarin bracht de Route 66 verandering door de brandstof langs de weg te verkopen. Het lijkt nu een vanzelfsprekendheid, maar ooit was het dat niet. Er ontstonden eenvoudige huisjes met twee pompen ervoor. Prototypes van stations waren er nog niet: iedere tankstation zag er weer anders uit. Wel waren de stations al verbonden aan de diverse oliemaatschappijen, zoals Esso, Fina, Mobil en Caltex. Pas later zouden hieruit de luxe stations groeien, compleet met werkplaats en shops, zoals we die tegenwoordig kennen.

Enkele legendarische ouwetjes zijn nog langs de Route 66 te vinden: Soulsby’s Shell Station in Mount Olive, Bob Audettes’ in Barton en het Tower Fina Station in Shamrock, Texas.

Route 66 werd inderdaad een Amerikaans symbool voor een ‘way of living’. Amerikaanse families kenden allemaal de bekende ‘landmarks’ langs de weg. Die bekendheid werd nog eens vergroot toen er op de Amerikaanse tv een serie ging draaien die Route 66 heette, met Martin Milner en George Maharis.

Maar de jaren schreden voort, en langzamerhand bleek een weg als de Route 66 na vele decennia niet meer bestand tegen de steeds grotere en zwaardere trucks die er met steeds grotere snelheid overheen reden. Ook de nauwere passages en de te scherpe bochten werden te gevaarlijk.

In het midden van de Jaren 50 vroeg een nieuwe tijd om nieuwe snelwegen. Bij voorkeur om bredere snelwegen waarvan de beide rijstroken gescheiden waren gebouwd. President Eisenhower was na de Duitse capitulatie teruggekeerd in Amerika, diep onder de indruk van de Autobahnen die Hitler had gebouwd. “Ik heb daar voorbeelden gezien van wegen,” zei hij, “die het mogelijk maken snelheid te maken zonder dat het gevaarlijk is…” In 1956 werd een Federal Highway Act aangenomen; een plan voor nieuwe snelwegen in Amerika. De plattelandsstadjes hoefden niet meer uit hun isolement worden gehaald met een kronkelige snelweg; er was behoefte aan een kaarsrechte streep die Oost en West opnieuw zou verbinden.

En zo kon het gebeuren dat rond het jaar 66 het lot van de snelweg van die naam was bezegeld. En dat al in 1970 de meeste stukken weg waren vervangen door brede vierbaans-stroken. Niet overal. Op veel plaatsen was Route 66 niet geschikt om gerenoveerd te worden, en werd de Expressway er gewoon naast gelegd. Vooral op die plaatsen zijn nog dagelijks de bedevaartsgangers te vinden die hun nostalgische dorst kunnen laven in de ontelbare toeristenwinkeltjes.

The Main Street Of America, ooit het symbool van Vooruitgang na de jaren van economische depressie en oorlog, is een openluchtmuseum geworden, geplaveid met dierbare herinneringen, maar vooral met een maanlandschap van gebarsten en vebrokkeld asfalt. In 1984 werd het laatste stukje Route 66 bij Williams, Arizona, vervangen door de moderne Interstate 40.

Als ik het zonovergoten en welvarende California binnenrijdt zie ik een bordje “Einde Route 66”. Ik denk terug aan de oude mensen en de wegen die voorbijgaan. Op de Interstate gaat vooral het verkeer met hoge snelheid voorbij. Er is altijd een goede reden voor vooruitgang, maar als ik terugdenk aan de wegkwijnende Route 66 die ik gereden heb, kan ik me die reden even niet meer voorstellen…

 

 

Share This

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *