Route 747 – Belgica 2

Belgica2a
GEEL

“Even wachten, de bus naar Geel komt er zo aan,” zei iemand tegen me toen hij vond ik dat als een zot zat te praten. Geel is namelijk het Vlaamse stadje waar al eeuwenlang geesteszieken worden verzorgd, in het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis maar ook gewoon, bij gezinnen thuis. Dit stadje in de Kempen ontstond ooit rond een kerkje dat aan de heilige Martinus was gewijd, maar staat sinds de 14e eeuw vooral bekend als de plaats waar Dimpna heenvluchtte. Dimpna, de Ierse koningsdochter die na de dood van haar moeder lastig gevallen werd door haar eigen vader. Maar…wie kan dat verhaal beter vertellen dan de magisch-realistische schrijver die hier vlakbij woont, Hubert Lampo.

Omdat Dimpna haar door de duivel bezeten vader had weerstaan, ontstond het geloof dat zij over de duivel had gezegevierd. En dus kwam men met geesteszieke mensen (die tenslotte ook door de duivel werden bezeten) naar Geel, in de hoop dat de geest van de heilige Dimpna hen zou genezen. Al sinds de 15e eeuw worden ze hier liefderijk, tegen een kleine vergoeding, verpleegd in gezinnen.

Op weg naar de bedevaartsplaats Scherpenheuvel rijden we door de vlakke Kempen, waar het racecircuit van Zolder te vinden is en verliefde paartjes tweezitsbanken uitproberen aan de meubelboulevard van Peer. Hier is ook die wonderlijke plaats te vinden, die bijna geheel bevolkt wordt door militairen, Leopoldsburg. Het eerste wat je opvalt is de rechtlijnige structuur van de dorpskern, die niet is ontstaan, maar bedacht door de architect Victorien Bourg. Naar hem werd deze plaats, die nog maar 150 jaar bestaat, vernoemd, Le Bourg. Hier, op de Grote Heide bij Beverlo, werd in 1835 het grootste militaire kamp opgezet van de kersverse staat die België heette. Vlakbij de grens van de vijand die Nederland heette. Tenslotte bleef Koning Willem 1 weigeren België te erkennen en lag de Tiendaagse Veldtocht van 1831 nog vers in het geheugen. Na opstanden in Brussel en Luik hebben de Belgen een jaar eerder de onafhankelijkheid uitgeroepen. De 35000 manschappen van Willem 1 zijn in drie divisies Vlaanderen binnengemarcheerd bij Eindhoven onder het zingen van strijdliederen als “Maar eenmaal komt de dag waarop wij allen wachten. Dan gaan we naar de grens om de Belgen af te slachten.” Terwijl op 27 oktober Nederlandse oorlogsschepen vanaf de Schelde 1500 bommen en 16000 granaten op Antwerpen afvuren trekken de divisies via Geel, Diest en Hasselt naar de stad Leuven. Maar de eerste Koning der Belgen, Leopold, heeft de hulp van de Franse legers ingeroepen en uiteindelijk moet koning Willem de Eerste zijn droom van het Groot-Nederlandse Rijk opgeven. En hier, in Le Bourg, inmiddels omgedoopt tot Leopoldsburg, marcheerden de Belgische kolonnes niet ver van Eindhoven, om ervoor te zorgen dat Willem niet nog eens een veldtocht zou kunnen beginnen. Na de vrede met Nederland, in 1839, bleef dit het grootste en modernste militaire kamp van Europa, opgebouwd in 9 carrés, kazernes van 90 meter in het vierkant met een waterput in ’t midden. En daaromheen een koninklijk park van 40 hectaren, dat werd doortrokken met majestueuze lanen. Vanuit Oostende, Brugge, Gent, Antwerpen, Brussel, Charleroi en Luik kwamen de soldaten, en marcheerden triomfantelijk, met het muziekkorps van het regiment op kop, het Kamp van Beverlo binnen. Dan kwam heel de bevolking van Leopoldsburg, de garnizoensplaats die intussen naast het kamp was ontstaan, de straat op om het spektakel te aanschouwen.
’s Avonds kon men in Leopoldsburg over de koppen lopen: de militairen gingen hun dorst lessen in één van de talrijke cafés. In sommige cafés speelde een orkestje en de soldaten die het wilden mochten even het podium op, om een liedje te zingen. Het Kamp van Beverlo behoorde tot de best gekende plaatsen in België. In elke familie was er wel iemand die hier zijn kamp van vijf weken had gedaan. En generaties lang werd er verteld: over de bittere koude en de ijzige noorden- en oostenwind, de snikhete dagen en de bijtende zandstormen, de schietwedstrijden en het eten: ‘stoemp’ en ‘boeletter~. De wildste geruchten deden de ronde over de vele cafés en de mooie meisjes.

Tegenwoordig oefenen er NAVO-militairen in Beverlo en kun je in Leopoldsburg zowel Amerikaanse hamburgerrestaurants als keukens met Poolse specialiteiten vinden. ’s Zomers zijn de vele terrassen tegenover het station altijd vol, en klinkt het gekwetter in alle talen. Op één restaurant staat in grote blokletters te lezen dat men hier het enige echte gepatenteerde Steppengras kan eten. Een wonderlijke frietvariatie van spaghettidunne goudgele kronkels. Naast het station, bij de Sherman-tank die hier tot monument is verheven, poseert het Belgische meisje voor haar Amerikaanse vriend, en roept een sergeant in het Spaans om de ober.

 

SCHERPENHEUVEL

Niet ver van Scherpenheuvel woonde een boer, een weduwnaar die was achtergebleven met een kind van elf maanden. Zijn enige stuk vee, de bruidskoe, was ziek geworden, en daarna ook het kind…maar de boer kon niet naar de bedevaartsplaats om voor zijn kind en koe te bidden. Alle buren hadden geweigerd op te passen als hij weg was. Dus zat hij bij zijn haard, en huilde. “Ach God, leefde mijn arme vrouw nog maar, dan zou alles goed zijn. Dan kon ik nu naar Scherpenheuvel om voor mijn kind en mijn koe te bidden.” Nauwelijks had hij die woorden gezegd of er werd op de deur geklopt. Hij deed open, en zag…zijn overleden vrouw. Schrik niet, lieve man, zei ze, God heeft je gebed verhoord en mij gestuurd. Bij deze woorden nam ze het kind, legde het aan de borst en zei: ga maar. Ik zal hier blijven. Ga maar naar Scherpenheuvel.

Hij bleef er negen dagen, en toen hij terug kwam was de koe genezen en de baby kerngezond. Zijn vrouw reikte hem het kind, kuste hem, en was verdwenen. Nog altijd is het tafereel te zien, in de kerk van Scherpenheuvel, meteen links van de ingang.

Links en rechts van de uitgang vind je gelegenheden waar de hongerigen spijze vinden en de dorstigen zich laten laven. Met welluidende namen als Angelus, In Den Engel, Sint-Jozef en Christus Oog. In de Hoofdstraat in vele souvenirwinkels de postuurkes van Jezus of Maria. Nederlanders zullen meestal kiezen voor Maria-met-kind, want dan heb je twee beelden voor de prijs van één. Je kunt ook met je auto door de straat rijden, en hem op zondag langs een priester rijden die zijn wijwaterborstel door het open raampje laat spatten. Wat hij daarbij prevelt is niet duidelijk: zou hij echt de zegen vragen voor de Ford Mustang XL3 of de BMW Injection 24V…en zou God al die merken wel uit elkaar kunnen houden?

 

SCHERPENHEUVEL

Scherpenheuvel is een reactie op Willemstad. Toen Willem van Oranje bij het Hollandsch Diep zijn protestante bolwerk had laten bouwen moest Scherpenheuvel een bolwerk zijn van het katholieke geloof, tegen de calvinistische opdringerigheid uit het Noorden. Maar al ver daarvoor was Scherpenheuvel, gelegen op een 77 meter hoge heuvel, een pelgrimsoord, net als het oostelijker gelegen Kevelaer. Al sinds de Middeleeuwen, toen er rond een Mariabeeld verhalen over wonderen waren ontstaan. In 1609 lieten de aartshertog Albrecht van Oostenrijk en Isabella van Castilië hier een Onze Lieve Vrouwenkerk bouwen, en sindsdien komen hier pelgrims uit heel België een kaarsenprocessie houden op de eerste zondag na Allerheiligen. Schrijver Ernest Claes, die opgroeide in een dorpje in de buurt, schreef over die processie: “Ik ben van Sichem en ‘k weet er wat van. De Keerskensprocessie gebeurt in de middag, maar al van ’s morgens 10 uur krioelt het er van ’t volk. Hoeveel speciale treinen er die dag in Scherpenheuvel aankomen weet ik niet, ik weet alleen maar dat ik er eens ’t station ben binnengedrongen, om per spoor naar huis te gaan, en dat ik er letterlijk gepletterd en geradbraakt uitkwam en me voornam dit nooit meer te proberen. In Scherpenheuvel is er op de dag van de processie geen straatje waar je normaal kunt lopen. De grote mensen komen naar Keerskensprocessie om te bidden, om kaarsen te koopen en ermee in de processie te lopen. Het jongere volk, meisjes en jongens, komen er hier vooral heen om te… vrijen.

Zodra het contingent van Sichem, Diest, Teselt en van verder nog is aangekomen kan er ook niets meer bij. De kramen, de bakkers, de herbergen, winkeliers, hotels, honderden venters van allerlei snuisterijen, maken er gouden zaken. Wie vooral duiten verdienen zijn de vrouwen die kaarsen verkopen; men noemt ze keerskatten’, en dat is een vreselijke scheldnaam in mijn streek. Ze voelen zich hele heren en madammen in Scherpenheuvel, vanwege al die belangstelling van buitenaf. De gemakkelijke kostwinning in het heilig seizoen heeft van hen een volkje gemaakt zonder energie, wuft en spotziek, en met een pretentie…Behalve natuurlijk de bedelaars, die langs de weg van het station naar de kerk met temende klaagstem hun eeuwige deuntje herhalen”.

Zeven hoeken heeft de basiliek en van daaruit vertrekken zeven wegen, die een kruisgang vormen. Er loopt een oudere mevrouw omhoog, met in haar hand een rozenkrans. Ze prevelt haar gebeden met intense devotie.

Zeven hoeken heeft de basiliek. Zeven zijkapellen en zeven profetenbeelden. Tien offerblokken, dat wel. Girobiljetten in het voorportaal. Da’s handig, want je kunt je offer aftrekken van de belasting. Ik koop een stolpje, waarin twee plastic aartshertogen een plastic Maria van Scherpenheuvel aanbidden. Als ik het op zijn kop hou bezorg ik Maria een sneeuwstormpje. Made in China lees ik op de onderkant. Ik ben er confuus van.

 

 

 

Share This

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *