Route du Soleil 21 juli 2002 (Bretagne)

2002-03De Po-vlakte is in die tijd een no-go-area, want als je een Kelt tegen het lijf loopt vertel je het niet na. De Romeinen gaan altijd een beetje schreeuwen als ze de naam Galli of Keltoi uitspreken. Ze zijn dan ook nogal angstaanjagend om te zien…lang, met een blanke huid waaronder men de spieren kan zien bewegen. Lichtblond haar, dat recht naar achteren steekt. Bosduivels lijken het wel. Ze dragen bonte kleuren met wat een voorloper van de Schotse ruit moet zijn geweest. Ook hun manier van vechten is angstaanjagend. Voor de strijd begint houden ze een vreemd ritueel waarbij ze een woest soort gezang laten horen, begeleid door de wanstaltige klanken van hun hoorns. Een soort van psychologische oorlogsvoering die hun nakomelingen, de Schotten, later in ere zouden houden met de klanken van hun doedelzakken. Het allervreemdst is wel dat de Kelten uiteindelijk, in kolkende razernij, alle kleding van zich afgooien en naakt op de vijand afrennen. Het is furie, blinde en nietsontziende razernij. Op die manier weten de blonde reuzen uit Zuid-Tirol en Noord-Italië in 390 voor Christus Rome te veroveren en geheel te verwoesten.

En verder zullen ze gaan, naar Griekenland en Egypte…tot ze als voorlopers van de Europese gedachte dit hele continent bewonen. Dat zal duren tot de Romeinen twee eeuwen later een einde maken aan het Keltische tijdperk en hen naar de randen van Europa dwingen, naar Baskenland, Bretagne en Brittannië, naar Wales, Schotland en Ierland.

DE VADERS VAN ASTERIX

Welkom aan boord van de Route du Soleil, derde aflevering, waarin we met onze bus door Bretagne zijn gereden, en terecht zijn gekomen in een wonderlijk Gallisch dorp, dat tot nog toe door geen enkele journalist of cameraploeg kon worden betreden: het dorp van Asterix en Obelix.

Het was in 1951 in Parijs dat René Goscinny en Albert Uderzo elkaar leerden kennen, en samen de verhalen van dit dorpje gingen optekenen.

René Goscinny had zijn jeugdjaren doorgebracht in Argentinië. Toen zijn vader was overleden moest de jonge René een baantje zoeken op een rubberfabriek, als boekhouder, maar achter zijn bureau droomde hij van het maken van zijn eigen stripverhalen. Die kans kreeg hij dus in Parijs, samen met de jonge tekenaar Uderzo, afkomstig uit een Italiaans dorpje in de buurt van Venetië.

Het tijdschrift dat ze samen oprichtten noemen ze Pilote, en voor dat blad waren ze net bezig aan een strip over de Reinaart de Vos, toen iemand ontdekte dat er al een dergelijk stripverhaal bestond. Snel moesten ze iets anders verzinnen, want de deadline van het nieuwe nummer naderde. Zp ontstond het idee voor het Gallische dorpje. De enige Gallische held die ze kenden was Vercingetorix, dus moesten alle namen in ieder geval op ‘ix’ eindigen. Namen van de hoofdpersonen…ze begonnen heel systematisch bij de A. En kwamen uit op Asterix. En laat ik die nou aan zien komen lopen, samen het hondje Idefix en de dikke Obelix… Hallo jongens, wij zijn van de Nederlandse radio…vandaag nog iets bizonders meegemaakt?

 

HET WARE VERHAAL VAN ASTERIX

Als de Romeinen enkele eeuwen voor Christus Europa veroveren en daarbij stuiten op tegenstand van een klein Gallisch dorpje is dat niet bepaald een verzonnen stripverhaal. Al eeuwen daarvoor – het Romeinse Rijk bestaat nog niet eens – is er in Noord-Europa een cultuur die we tegenwoordig alleen nog kennen uit de verhalen over Atlantis. Een welvarend land dat ergens tussen Jutland en Bohemen moet hebben gelegen. Maar aardbevingen en vloedgolven vagen het Rijk van Atlantis weg. De Atlanten (de latere Kelten of Galliërs) zien zich gedwongen naar hun Zuiden te trekken en gaan in Zuid-Frankrijk wonen, waar ze de handelsstad Massalia stichten (het huidige Marseille), in Zwitserland en op de Noord-Italiaanse Po-vlakte, waar ze Mediolanum en Taurinum stichten, het huidige Milaan en Turijn; inderdaad, als stam zijn ze verwant aan de latere Vikingen en het is niet toevallig dat de Venetiaanse gondel zoveel overeenkomsten vertoont met een Drakenschip van de Noormannen!

 

RARE JONGENS, DIE KELTEN

De Po-vlakte is in die tijd een no-go-area, want als je een Kelt tegen het lijf loopt vertel je het niet na. De Romeinen gaan altijd een beetje schreeuwen als ze de naam Galli of Keltoi uitspreken.

Ze zijn dan ook nogal angstaanjagend om te zien…lang, met een blanke huid waaronder men de spieren kan zien bewegen. Lichtblond haar, dat recht naar achteren steekt. Bosduivels lijken het wel. Ze dragen bonte kleuren met wat een voorloper van de Schotse ruit moet zijn geweest.

Ook hun manier van vechten is angstaanjagend. Voor de strijd begint houden ze een vreemd ritueel waarbij ze een woest soort gezang laten horen, begeleid door de wanstaltige klanken van hun hoorns. Een soort van psychologische oorlogsvoering die hun nakomelingen, de Schotten, later in ere zouden houden met de klanken van hun doedelzakken. Het allervreemdst is wel dat de Kelten uiteindelijk, in kolkende razernij, alle kleding van zich afgooien en naakt op de vijand afrennen. Het is furie, blinde en nietsontziende razernij. Op die manier weten de blonde reuzen uit Zuid-Tirol en Noord-Italië in 390 voor Christus Rome te veroveren en geheel te verwoesten.

En verder zullen ze gaan, naar Griekenland en Egypte…tot ze als voorlopers van de Europese gedachte dit hele continent bewonen. Dat zal duren tot de Romeinen twee eeuwen later een einde maken aan het Keltische tijdperk en hen naar de randen van Europa dwingen, naar Baskenland, Bretagne en Brittannië, naar Wales, Schotland en Ierland.

 

DE EERSTE VRIJHEIDDSTRIJDERS

Wie de stripverhalen van Asterix leest krijgt de indruk dat de Galliërs in dat ene dorpje weinig last hadden van de Romeinen; ze gingen af en toe wat everzwijnen vangen in het bos, en stompten en passant wat legionairs de lucht in. De werkelijkheid was anders. De Galliërs of Kelten vormden inderdaad een voortdurende bedreiging voor Julius Caesar, maar niet alleen in Bretagne.

Van België tot in Spanje leefden zo ongeveer 60 Keltische stammen. Aan de ene kant primitieve mensen die nog steeds de koppen van hun vijanden snelden en mensenoffers brachten aan de honderden goden die hen in een beklemmende greep hielden; aan de andere kant handelaars die door heel Europa reisden, en culturele waarden overnamen van de Grieken – nog steeds worden er vazen gevonden met ornamenten die aantonen dat het ware kunstenaars zijn geweest. De Kelten waren ook dromers, die onder het juk van Julius Caesar elkaar de legendes bleven vertellen van hun roemruchte voorvaderen, die zelfs Rome hadden veroverd, ooit, eeuwen geleden.

 

“Hoe nu? Zouden vreemde legionairs de heren over ons Huis zijn? Wat?! Zouden deze huurlingen op onze fiere krijgers inslaan?”

Nee, het strijdlied van de Galliërs komt niet uit dat dorpje aan de Bretonse kust. Wij kennen het tegenwoordig als de Marseillaise. En de Galliër die daadwerkelijk de Romeinen heeft geprobeerd te verjagen kwam ook al niet uit Bretagne maar uit de Auvergne. Gallus is de Griekse naam voor Galliër Pn voor haan. En het zal Vercingetorix zijn die gaat proberen de Gallische haan victorie te laten kraaien! Hij weet de 60 Keltische stammen samen te brengen tot wat je de eerste Vrijheidsstrijders van Europa zou kunnen noemen. Maar bij de stad Alesia lopen de Galliërs in de val. Caesar laat een muur om de stad bouwen van 20 kilometer, en hongert het leger van de Verenigde Galliërs uit. De heldhaftige leider Vercingetorix offert zich op. Hij rijdt in zijn mooiste wapenrusting de stad uit en werpt zich aan de voeten van Caesar, in de hoop dat de rest van zijn mannen zullen worden gespaard. Vanaf die dag is Gallië een Romeinse provincie.

Als volk gaan de Kelten nooit helemaal op in Europa, omdat ze zich niet laten bekeren tot het Christendom, maar liever de Droom van hun DruVden volgen. Ze blijven alleen nog voortbestaan in sagen en legenden. Hoewel….kijk vandaag een Bask of Breton in de ogen en je ziet nog steeds die droom, diezelfde weerbarstige spiegeling van een roemrucht verleden, die je hoort in zijn muziek!

 

CARNAC

We lopen hier door een landschap dat diepe indruk op me maakt. 3000 menhirs staan er in de velden rond Carnac, in lange rijen, of enlignements zoals ze hier zeggen. Het wonderlijke is dat niemand er ook maar een flauw idee van heeft wat die gigantische stenen hier doen. Ze zijn hier duidelijk door mensenhanden neergezet, maar waarom? Wat heeft de oermens bezield die al die moeite deed om die stenen hier te krijgen en ze dan in deze mysterieuze formaties neer te zetten? En ze staan niet alleen hier…ook in Engeland, in Stonehenge, en in ons eigen Drente, de hunebedden. Weet je…als je hier staat, dan realiseer je je dat we al vanaf de oertijd aan het zoeken zijn. Op het kerkhof van Montparnasse in Parijs ligt de schrijver Jean-Paul Sartre begraven, die samen met andere existentialisten tot de conclusie kwam: er is helemaal niets. We zijn per ongeluk op deze wereld gesmeten en we zullen er per ongeluk ook weer afvallen. Misschien is dat zo, maar als ik hier loop zie ik dat ook oermensen in de steentijd, 2500 jaar voor Christus hebben gezocht naar wat er meer kon zijn, naar de hogere macht die ons leven zin geeft. Het is toch logisch? Je wordt geboren en je loopt rond in een wereld die je niet begrijpt. Je roept: mag ik iemand van de organisatie spreken? Je hoopt toch dat er iemand is die ooit de plattegrond heeft getekend, die een kluis heeft waarin de blauwdruk ligt, die ooit het Grote Plan heeft gemaakt?

JAN: <i> Hallo meneer Van Bruggen? Over grote plannen gesproken. Er hebben mij berichten uit de bus bereikt dat het overgrote deel der passagiers toch wel erg begint te verlangen naar de middagmaaltijd. </i>

Jan, als jij deze stenen ziet, wat denk je dan?

JAN: <i> Eh… nou, dan denk ik: de hunnebedden in Drente, die liggen, en deze stenen zijn opgestaan. En dat moest u misschien ook maar eens doen, dan gaan we een gezellig restaurantje opzoeken. </i>

Ja, dat moesten we maar doen. Het begint trouwens ook ‘n beetje te regenen.

JAN: <i> Het begint trouwens ook een beetje te regenen. </i>

Dat zeg ik.

 

DE TOERIST

1913. Vier Vlaamse vrienden maken een tocht door Frankrijk, in een van de eerste automobielen. Een historisch dagboek uit de eeuw dat wegen nog onbeschreven bladen waren; achter elke horizon een wereld te ontdekken met het glanzend-grijs karos, achter elke heuvel ‘n dorp in rep en roer. De Toerist!

Het ligt daar, oud en grijs, diep in het groen van zijn dal, tussen de grote bruine en blauwe bergen. Het is een zacht donzig nestje van rustige weelde, waar men geleidelijk, langs grillige hellingen, in neerdaalt. Het heeft glooiende straten en steegjes, en een zacht neuriënd riviertje, dat er stoeiend en schuimend, over een glinsterend bed van keien, doorheen kronkelt. Er is de mooie oude kerk, enkele patriciërshuizen, oude geveltjes in smalle slopjes. Twee of drie hotels zijn er, die er van buiten comfortabel uitzien, en cafés met hoge spiegelramen. In de hoofdstraat met voorname winkels ratelen de huurrijtuigjes over het hobbelig plaveisel. De dames van de officieren wandelen er graag en af en toe wuiven ze stemmig en voornaam naar een kennis. De grote winkelstraat loopt uit op de brug over het zacht neuriënde en kabbelende riviertje, waaraan de renteniers zitten te soezen op een bankje.

Dan staan ze op en lopen een koffiehuis binnen om daar kaart of domino te spelen. Het is er rokerig en bedompt, de koppen glimmen rood en de ogen staan waterig als schelvisogen. Dan strijkt het laatste zonlicht over het provinciestadje. De hoge bergen gloeien goud en purperrood, en lichte violette nevels drijven in tere sluiers over de vallei. Na zonsondergang wordt het pas goed druk in de cafés. Een voor een komen ze binnen, de overjas los over de schouder, en even later zitten ze, gezellig pratend en rokend, aan de wit gemarmerde tafeltjes.

En dan: het gewichtigste uur van de dag, het enig glanspunt in een sleurig bestaan: de aankomst van de Parijzer sneltrein! Zullen ze naar het station gaan, of in ‘t café de couranten afwachten? Een vage onrust gonst over de tafeltjes, de ogen gaan naar de klok aan de wand.

Aan het kleine station is het woelig en druk. Rijtuigen komen aangerateld, het peroon is vol wachtende mensen. Waar wachten ze op? Niet dat ze iemand komen wegbrengen of afhalen; ‘t is elke dag een rendez-vous met een droom. Want daar nadert de trein. De lichten fonkelen trillend op. Stoomgesis, geraas, het open- en dichtslaan van portieren. Iedereen kijkt vol gretig verlangen naar de ramen van de verlichte salon- en restauratiewagens, waarachter mensen uit Parijs te zien zijn, die doorreizen naar andere grote steden. Mensen die ternauwernood het bestaan van dit provinciestadje zouden vermoeden en de wachtenden amper een verstrooide blik gunnen. Een kreet, een schril gefluit, dan wordt het rode lantaarntje van de achterwagen kleiner, een droevig kwijnend lichtje, dat door de nacht wordt uitgeveegd.

 

CREPES

JAN: <i> …ze zijn dunner dan onze pannenkoeken. </i>

Ja, maar het komt ook doordat ze in Bretagne altijd ander meel hebben gebruikt. Tarwe had je hier nooit, alleen boekweitmeel. Daardoor maken ze de pannenkoeken hier veel dunner, en vouwen ze ze ook tweemaal om, waardoor je die typische driehoekige crepes krijgt. Crepes worden trouwens al sinds de Middeleeuwen gebakken in Bretagne. Het is hier ook folkloristisch gebruik dat de bruid op de dag van haar huwelijk een crepe bakt. Als ze erin slaagt om hem goed te draaien in de pan is het huwelijk ook bij voorbaat geslaagd.

PLATINA: <i> Kan ik al? </i>

Jawel…voor het recept van de enige echte Bretonse crepe geef ik nu het woord aan Platina Solana.

PLATINA: <i> Oh oh…Nou maar hopen dat ze lekker zijn. Wat we nodig hebben is 250 gram boekweitmeel, 2 eieren, zout, 200 ml melk, 1 vers spekzwoerd en 1 eetlepel boter. Zeef het meel boven een kom. Breek de eieren erboven. Voeg zout en zoveel water toe dat een vloeibaar beslag ontstaat. Voeg nu de melk toe. Goed doorroeren en dan 2 uur wegzetten. Bel met een vriendin. Neem alle nieuwtjes van de dag door. Bak daarna de crepes in ‘n gietijzeren pan die is ingesmeerd met boter of met de spekzwoerd. Zorg er wel voor dat de crepes dun blijven. Maak er een hele grote stapel van. Als beleg kan van alles dienen: chocola, amandelen, kaas, spek, appelschijfjes…je kunt het zo gek niet bedenken. Dit is meestal het moment dat je vriend of man belt dat hij moet overwerken. Zeg dat je gaat scheiden en eet de hele stapel crepes in je eentje op. </i>

Dit originele Bretonse recept voor een scheiding en crepes van onze Platina is na te lezen op onze <a href=”http://www.kro.nl”> website </i>, en dan doorklikken naar Route du Soleil. Volgens mij staat de ober te wchten tot we iets gaan bestellen. Crepes allemaal? En zullen we er als drinken cider bij bestellen?

 

HUISJE IN FRANKRIJK

PLATINA: <i> Dat lijkt me heerlijk, hier een huisje te hebben…. </i>

Ja, maar de tijd dat je in Frankrijk voor een appel en een ei een huis kon kopen is voorbij he. Niet alleen weten de Fransen inmiddels heel goed hoeveel hun huizen waard zijn, maar er zijn inmiddels ook Nederlandse makelaars in Frankrijk neergestreken die op zoek gaan naar huizen en boerderijen voor Nederlanders. Heb jij nooit gedacht over een huis in Frankrijk Jan?

JAN: <i> Ja, alleen…dan moet je er wel vaak naartoe kunnen. Want zo’n huis is dan wel 10 uur rijden… </i>

Ja, da’s waar. En je moet er dus een paar ton voor over hebben. Hier, moet je in deze krant eens kijken: ja, d’r staan weinig huizen in Bretagne in hoor…het populairst zijn toch de streken Dordogne en Provence…maar je moet toch wel een paar ton meenemen wil je een leuk huisje kunnen kopen. Hier, in de Auvergne, in St.Germain l’Herm, een landhuis op een kavel van 2,5 hectare. Huis is pas verbouwd en van alle luxe voorzien. Loopt ook nog een ruisend beekje achter het huis. 226.000 euro.

PLATINA: <i> Dit is wel goedkoper. </i>

O ja. Ook in de Auvergne, in Charroux, een middeleeuws dorpje. Een boerenhuis met 7 kamers op 827 vierkante meter. 156.000 euro. Da’s inderdaad niet duur.

Ja, het is de droom van iedereen die iedere zomer weer met pijn in zijn hart afscheid neemt van Frankrijk en het Franse leven. Maar ja, dan koop je daar een boerderijtje, en in het begin ga je er nog enthousiast naartoe, iedere vrije week die je hebt. Maar het is wel 10 uur rijden, en als je er eenmaal bent, dan moet je wel drie dagen lang de verwilderde tuin een beetje bijwerken… Hoe is dat eigenlijk met Nederlanders die in navolging van Willem Duys een huis hebben gekocht in Frankrijk? Leven ze er als God, of toch meer als slaaf van hun eigen tuin? In het volgende uur gaan we een paar van die Nederlanders bezoeken. Ah, en daar zijn de crepes…heerlijk!

 

PLATINA’S WONDERE WERELD

Ik weet het. Niemand gelooft me. Maar terwijl alle andere buspassagiers gezellig van het landschap en de mooie stadjes genieten zie ik onderweg met de Route du Soleil de RAARSTE dingen. Dan zeggen de mensen tegen me: jij hebt teveel enge films gezien, Platina. Maar dat is juist mijn probleem. Als ik naar de Blair Witch Project kijk zie ik echt ALLEEN maar bomen…maar buiten op straat, brrrr!!! En zomaar aan tafel, in het restaurant. Wat kun je doen? De ober roepen en klagen dat er van dat dozijn wijngaardslakken ééntje is weggefietst? Maar evengoed, ik stond erbij en ik keek er naar!

 

RARE JONGENS, DIE FRANSEN

Zoek je een huis in Frankrijk, doe dat dan via een officiële Agence Immobilier, aangesloten bij de FNAIM of SNPI. Veel Nederlandse bemiddelaars zijn daar niet bij aangesloten en zullen je uiteindelijk toch naar een Franse Agence verwijzen. De Fransen zelf kijken en masse op de website www.pap.fr. Dat is een site waarop particulieren aan particulieren verkopen.

Maar goed, dan heb je een huis gekocht en je gaat leven temidden van de Fransen. Er bestaan een aantal vooroordelen over Fransen, en die kloppen allemaal. Ze rijden heel snel of heel langzaam, en veroorzaken dus ook meer verkeersongelukken dan andere Europeanen. Fransen willen er, zeker op smalle bergwegen, altijd langs, zeker als ze een buitenlands nummerbord voor zich zien. De Fransman spreekt uitsluitend Frans. Hij krijgt wel wat Engels op school, maar spreekt dit zó Frans uit dat het nauwelijks meer als Engels te herkennen is. Hij gebruikt graag afkortingen. Zegt ‘a plus’ als hij ‘tot een volgende keer’ bedoeld, en ‘bon appeltit’ wordt vanzelf ‘bon ap’. De Fransman praat bijna uitsluitend over eten, behalve natuurlijk als hij even snel langs de MacDo gaat. De kwaliteit van de foie gras dit jaar, wat een beetje mooie wijnen zijn geworden, het gebrek aan bospaddestoelen dit seizoen…daarover praat de Fransman.

 

Wie in Frankrijk gaat werken moet er rekening mee houden dat de Fransen erg veel werk maken van hun lunchpauzes. Die kunnen erg uitlopen, vooral als het gebrek aan bospaddestoelen dit jaar alarmerende vormen heeft aangenomen. Vergaderingen verlopen in het algemeen chaotisch. Er is meestal geen agenda of voorzitter, en de onderwerpen worden besproken van degenen die het hardste riepen. Ook notulen worden zelden bijgehouden, zodat iedereen na de vergadering zijn eigen interpretatie heeft van wat er nu eigenlijk is aangenomen en wat niet.  Het handschudden neemt in Frankrijk bijna maniakale vormen aan. Hoe groot het kantoor ook is waar je werkt, eerst iedereen een hand geven en varianten uitspreken van de zin ‘comment ca va’. Daarbij wordt het erg op prijs gesteld als je de naam van de aangesprokene ook blijkt te weten. Daarvoor moet je dus een uitgebreid geheugen paraat hebben. Ook al omdat het niet de bedoeling is dat je per on geluk iemand voor een tweede keer die dag de hand schudt. Dit erg hartelijke maar ook enigszins obsessieve verschijnsel beperkt zich niet tot de werksituatie. Ook de buurman schudt je ‘s ochtends de hand, bij de bakker schudt je iedereen de hand, en bij de bushalte zie je zelfs schoolkinderen elkaar enthousiast de hand schudden.

 

RARE JONGENS, DIE NEDERLANDERS

Nederlanders hebben een beeld van Fransen. Maar hebben Fransen ook een beeld van Nederlanders? Ja zeker! Het is lang, wit en het gaat gekleed in een soort van vrolijke vaatdoeken. Nederlanders hebben meestal een caravan bij zich, en die is volgestouwd met allerlei blikken. Als je de inhoud daarvan opwarmt ga je praten met hele rare harde keelklanken. Gelukkigen spreken de Nederlanders Engels en vaak ook Frans. Ze komen uit een land dat erg plat is en nogal laag ligt. Dat vinden de Fransen verontrustend, want als Nederland ooit vol water loopt, dan kunnen de Fransen nu al op onze klompen aanvoelen waar wij dan onze toevlucht zullen zoeken. Over klompen gesproken: het is de Fransman inmiddels bekend dat we daar niet meer op lopen en dat de tulp als exportartikel is vervangen door allerlei drugs, smakeloze tomaten en kaas die je moet eten vóór hij begint te schimmelen: Goeda en Mimolet. Mimolet? Ja, overal in Frankrijk verkopen ze Mimolet uit Holland, al is die soort in Nederland zelf vreemd genoeg nergens te vinden. De bekendste Nederlander in Frankrijk heet trouwens Dave.

 

NOBELE TANNINES

Is het niet fantastisch om hier op een terrasje te zitten van café Chez Helene in Saint-Emilion, tussen de kisten met wijn, en af en toe een chateau te keuren?

JAN: <i> Ik zit wel ‘s in Renesse op de camping, alleen dan zit er bier in die kratten. Ik zie het verschil niet hoor. </i>

PLATINA: <i> Jan…wijn, dat is cultuur. Zeker met een stukje kaas erbij. </i>

Nou ja, dit is wel het hol van de leeuw hoor. Hier komen echt de allerbeste wijnen ter wereld vandaan. De wijnen die ze hier maken, die koop je niet bij de supermarkt, maar bij een veiling van Christie’s. Kijk, een kratje pils is een kratje pils. Maar een Medoc Jan, of een Saint-Estephe…dat kan grind zijn, maar aan de andere kant van de oever is het klei. De ene keer heb je een bouche die zwoel en energiek tegelijk is, met het zwarte jamachtige fruit van de merlot, de andere keer is de neus afstandelijk en uitdagend, bijna ontdeugend…met de nobele tannines van de cabernets…

PLATINA: <i> Oh oh…dat zijn wel een heleboel moeilijke woorden achter mekaar zeg. </i>

JAN: <i> Werkt wel snel he, meneer Van Bruggen, die wijn! </i>

 

BORDOOTJE

In feite wordt de wijn bepaald door drie factoren: van welke druivensoorten is het gemaakt, uit welke streek komt de wijn, en drie: van welk jaar is de wijn.

JAN: <i> Nou, doe mij maar een wit Bordootje dan, voor de gein! </i>

Zou ik niet doen Jan. Witte Bordeaux haalt het niet bij andere witte wijnen. Dan kun je beter een Chablis nemen, of, als je van wat zoeter houdt, een Monbazillac. Maar we zijn nou in Bordeaux, dus ik zou je een rooie Bordeaux aanraden. Een Saint-Emilion, want daar zitten we nu tenslotte, of een Pomerol, dat is een dorpje hier vlakbij.

Wat is nou hééle dure wijn? Dat je buurman zich echt begint af te vragen welke bank je beroofd hebt?

Die komen ook hier uit de buurt, uit dorpjes als Pauillac, Saint Julien, Margaux. Daar heb je chateaus als Latour, Haut-Brion en Lafite Rothshild. Da’s wel een beetje snobberige wijn hoor, Rothshild…

PLATINA: <i> Klinkt ook meteen heel rijk… </i>

Nou ja, d’r wordt hier ook heel veel betaald voor wijn. Dat had die kluizenaar Emilion nooit kunnen vermoeden toen hij hier een gat in een grot uithakte en er een klooster begon. Rondom dat klooster is dus Saint Emilion ontstaan.

JAN: <i> En je kunt hier ook gewoon bij de wijnkastelen proeven? </i>

Ja, maar dan wordt er wel verwacht dat je ook wijn kóopt. En niet 2 of 3 flessen he. Op die kastelen denken ze meer in pellets. Zullen we deze Pomerol ‘s proberen? Dit is een hele goeie. L’Angelus uit 1985…hartstikke goed jaar. Dit zat de Afrikaanse dictator Moboetoe nog te drinken in Geneve, vlak voor hij dood ging!

PLATINA: <i> Vind je het héél erg als ik gewoon een colaatje neem? </i>

JAN: <i> Allemaal verzamelen op het terras. We gaan de bus in! </i>

Platina…lig je te slapen? Nou, die heeft een ligstoel op het terras gevonden en volgens mij blijft ze hier. Platina…

PLATINA: <i> Oh Oh…ik slaap geloof ik een beetje…ik droomde dat ik naar de zon toe vloog. </i>

Dat lijkt me niet gezond. Dan verbrand je toch als je te dicht bij de zon komt?

PLATINA: <i> Nee hoor…ik ben niet gek! Ik vloog ‘s nachts! </i>

 

JAN’S OVERPEINZINGEN

Dit is nou het tweede jaar dat ik de bus rijd van Route du Soleil. En ik weet dat ik wel eens knorrig overkom, maar mensen, de zaak zit zo: als ik door een Frans stadje rijd, dan hoef ik niet te weten welke beroemde personen daar gewoond hebben. Dan wil ik weten of we bij het eerste of het tweede kruispunt rechtsaf moeten. Maar ja, als we dan eenmaal bij dat kruispunt zijn, dan zegt meneer Van Bruggen: kijk Jan, daar links op nummertje 67 heeft Gilles de la Tourette gewoond. Ja, en dan begin ik heel hard KUT te roepen omdat ik dan bijna dat kruispunt zou missen en verkeerd zou rijden. En wie krijgt er dan de schuld?

Maar goed, we zijn heelhuids door Bretagne gekomen. Dat bezoek aan het dorp van Asterix vond ik wel geinig, en die grote stenen bij Carnac ook wel. Volgende week gaan we afzakken naar het Zuiden en dan hoop ik dat ik mijn aandacht een beetje bij de weg kan houden, want daar heb je allemaal van die drukke steden als Bergerac en Montpellier en Marseille…

Begrijp me goed mensen, ik vind het af en toe best gezellig, zo’n bus met dertig mensen achterin die om de 100 kilometer zingen “we zijn d’r bijna”. Maar als we dan ’s avonds eindelijk een hotel hebben betrokken en ik lekker in m’n eentje op mijn bed naar het hotel ga liggen staren…dan mag u best van mij geloven: dan droom ik van een eilandje helemaal voor mij alleen.

Share This

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *