Route 5 – Georges Simenon

Georges Simenon

De ogen van Maigret vernauwen zich tot spleetjes, als hij merkwaardige geluiden meent te horen die afkomstig lijken te zijn van de weelderige villa Golden Gates in Cannes. De commissaris overweegt juist de oprijlaan over te wandelen en aan te bellen als binnen zijn auteur snel zijn typmachine laat ratelen: “Maigret haalde zijn schouders en op liep door, om naar de boten in de haven te gaan kijken.”

Georges Simenon wil niet gestoord worden. Aan de deur van zijn werkkamer hangt een bordje ‘Don’t Disturb’, dat hij ooit uit het Newyorkse Plaza Hotel heeft meegenomen. Zijn vrouw Denise is hem toch komen lastig vallen met een van haar huilbuien, en hij heeft haar geslagen. Hard en gemeen sloeg hij haar. Aan de manier waarop hij haar slaat kan ze raden welke ongure personages in zijn volgende boek tot leven zullen komen.

Mevrouw Simenon kent de tekens van het virus. Haar echtgenoot raakt snel geïrriteerd en ijsbeert door het huis. In zijn ogen heeft hij een wat glazige blik en terwijl hij doelloos door stapels kranten ritselt spreekt hij urenlang tegen niemand, zelfs niet tegen zijn hond. Dan maalt het in zijn hoofd: hij heeft in gedachten een verlaten huis gezien in Normandië en vraagt zich af wie daar woont, en waarom hij een gat graaft in de tuin. Mevrouw Simenon weet wat haar te doen staat: de kinderen bij hem weg houden en de dokter bellen. Die zal zijn hart checken want in de komende twee weken zal de bloeddruk naar een hoogtepunt stijgen, als Georges Simenon, levend op koffie, cola en pillen, van Jekyll transformeert in een soort Hyde. Uit de werkkamer zal gedurende 11, 12 dagen het onafgebroken geratel van de typmachine klinken. Soms hoort ze hem hardop praten, achter de gesloten deur van zijn werkkamer, met een stem die de zijne niet is. Daarna zakt de schrijver versuft terug in de rugleuning van zijn stoel. Het manuscript zal hij geen blik meer waardig keuren; het wordt gefotokopieerd en naar de uitgever gestuurd.

George Simenon is vergeleken met Dostojevski, Dickens, Celine, Henry Miller en John Le Carré. De vader van Maigret, afkomstig uit een arm gezin in het Belgische Luik, zal aan het einde van zijn leven bijna 400 boeken geschreven hebben, waarvan er 500 miljoen in 55 talen werden verkocht, wat hem tot de populairste schrijver maakt na Shakespeare en Jules Verne, Hij schreef er 4 tot 6 per jaar, boeken waarin hij zich bewust tot een vocabulaire beperkte van niet meer dan 2000 woorden. En hoewel het schrijven hem tot multimiljonair had gemaakt hield Simenon niet van schrijven. Van vrouwen en verhuizen des te meer: volgens eigen zeggen deelde hij het bed met circa tienduizend vrouwen en verhuisde hij 33 maal.

 

De geboorteplaats van Georges Simenon, het Luik van 1900 is een welvarende stad die op Londen lijkt, met dan al grote warenhuizen als de Grand Bazaar en Innovation. Toch koopt iedereen bij de venters op straat: mosselen, garnalen, kersen, noten…voor elk produkt heb je een speciale venter, en iedere venter herken je aan zijn eigen roep. “Mostade Vinegue! Mostade Vinegue!” Dat is de mosterd- en azijnverkoper, die twee houten kuipen aan een juk over zijn schouders draagt, en de glazen vult die zijn klanten hem aanreiken. Dan is er de verkoper van geitenmelk, die zijn kudde voortdrijft onder de kastanjes op de brede Boulevard de la Constitution en de geiten rechtstreeks in de kannen melkt. Soms hoor je het orkestje van de kiezentrekker. Deze geweldenaar van een kerel, die werkt in een grote koets, biedt aan kiezen te trekken ‘zonder betaling, zonder pijn en voor niets’. Het orkestje speelt geruststellende muziek en dan is er altijd wel het moment dat er iemand, met een van pijn vertrokken gezicht, uit de menigte naar voren wordt geduwd en zich laat vastbinden. Het orkestje begint harder te spelen om de kreten van pijn te overstemmen. En de kiezentrekker, gewapend met een grote tang, doet zijn werk. Tenslotte vloeit er het bloed, waarop alle toeschouwers in spanning hebben gewacht, en de kies wordt triomfantelijk omhoog gehouden. Het eigenlijke werk kan beginnen: met groot succes brengt de kiezentrekker zijn nepdrankjes aan de man.

De kleine Georges en zijn moeder trekken dagelijks te voet naar de markten van Outremeuse. Is zijn vader een kalme en sterke man voor wie het leven een kaarsrechte lijn vormt, waarlangs hij met lange regelmatige passen loopt, zijn moeder, een vrouw van Duitse afkomst, lijdt aan zaken die andere mensen niet eens zouden kunnen verzinnen. Haar grootste angst is dat mensen haar niet sjiek genoeg zullen vinden, en daarom loopt ze de hele dag op haar tenen om de schijn hoog te houden. Ze kan, onderweg naar de markt, kwaad zijn op hem zijn, en ’n seconde later met een stralende glimlach enkele kennissen groeten. Omwille van de familiestatus chanteert ze haar zoon net zolang met huilbuien tot hij er zuchtend mee instemt een priesteropleiding te gaan volgen. Verbitterd zal hij later schrijven: “Je hebt nooit in me geloofd moeder. Je maakte je altijd zorgen over me, alsof mijn mislukking onvermijdelijk was.” Zijn vader daarentegen idealiseert Simenon. Later zal hij de verzekeringsagent zelfs in zijn boeken tot commissaris bevorderen, en hem maken tot de man met de kalme tred en de zekere blik: Maigret.

Georges Simenon volgt nog trouw de opleiding bij de Jezuieten van het College Saint-Louis, als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt en Luik bezet wordt door de Duitsers. Het is een tijd waarin de grens tussen verzet en collaboratie dwars door hun huiskamer loopt. Zijn moeder heeft kamers verhuurd aan drie Duitse officieren. En terwijl zijn vader de logés consequent negeert, babbelt Henriëtte van de ochtend tot de avond met hen in een merkwaardig vloeiend Duits dat ze zich ineens uit haar jeugd herinnert. Op een dag heeft ze zelfs een Duitstalig briefje op de deur gehangen, wijn te koop. Zijn anders zo kalme vader heeft het briefje verscheurd en dagenlang niet met zijn vrouw gepraat.

In 1915 leert Georges tijdens een vakantie op een boerderij het 15-jarige meisje Renée kennen. Op een warme middag zijn ze samen naar het riviertje de Ourthe gegaan, waar Georges zijn armen lelijk openhaalt aan hulststruiken, als hij bessen voor Renée wil plukken. Met tranen van ontroering heeft Renée hem verzorgd, en meer dan dat.  “Weet je,” stelt ze hem voor, “als het je lukt om van het College Saint-Louis af te gaan, en je te laten inschrijven aan de Saint Servais-school, die naast de mijne ligt, dan kunnen we elke dag samen uit school naar huis lopen door het park aan de Boulevard d’Avroy.” Georges heeft twee weken om alles te regelen, voor het nieuwe schoolseizoen begint. Renée gaat in die weken met haar ouders naar Ostende op vakantie. En de verliefde Georges zal zijn ouders vertellen dat hij zijn priesterroeping is kwijtgeraakt, en naar de officiersopleiding aan het Saint-Servais wil. Hij moet hebben gepraat en gepraat, en uiteindelijk geven zijn ouders toe. Zijn moeder vooral omdat een officier nog net iets voornamer zal zijn dan priester.

En daar staat hij dan, na zijn eerste schooldag, voor het hek van de Meisjesschool. Hij heeft zijn tweede tak hulstbessen veroverd, en Renée zal hem liefdevol omhelzen.

Als ze het hek uit komt lopen doet Georges een stap naar voren. En dan ziet hij nog iemand, die blijkbaar op haar heeft staan wachten. Het is een jongeman die ze in Ostende heeft ontmoet. Arm in arm loopt ze met hem in de richting van het park. En Georges Simenon neemt zich voor nooit meer een vrouw aan te kijken.

Het is in de winter van 1919 dat Georges Simenon op de dag voor zijn 16e verjaardag de Place Verte  over steekt en in een opwelling het redactiekantoor van de Gazet van Luik binnenloopt. Een paar weken daarvoor heeft hij de avonturen van Rouletabille gelezen in de krant, een detective-feuilleton dat in die dagen heel populair is onder de lezers. Onder invloed van die verhalen is hij zich zelfs gaan kleden als Rouletabille, compleet met regenjas, gleufhoed en pijp. Na een proefverhaal over de paardenmarkt wordt hij aangenomen. Later zal hij schrijven: “Vanaf dat moment lag de wereld aan mijn voeten.” Onder het pseudoniem George Sim, dat hij op school ook al heeft gebruikt voor zijn opstellen, wordt hij misdaadverslaggever, en dat bevalt zo goed dat hij al na een jaar een eigen column mag gaan vullen. Maar na 314 columns wil Georges méér. Hij begint boeken te schrijven…geen verheven literatuur, maar eenvoudige romannetjes van het type Kasteelroman. Op een Oudejaarsfeestje wordt hij zo liederlijke dronken dat hij open handen en voeten kruipt als hij kennis maakte met Regine, een drie jaar oudere vrouw die net zo lang over kunst en literatuur met hem blijft praten tot hij nuchter is. “Ik zag vaag twee schaduwen op het rolgordijnen. Twee schaduwen waarvan de contouren steeds duidelijker werden. Tot ik me realiseerde dat ik er geen bezwaar tegen zou hebben in ons eigen huis achter net zo’n rolgordijn, een van die twee schaduwen te mogen zijn.”

In 1921 viert Georges Simenon zijn 18e verjaardag samen met de eerste serieuze liefde na talloze bevliegingen met hoeren. Regine is haar naam, maar hij zal haar voortaan Tigy noemen. Ze zullen samen naar Parijs gaan, waar zij zich op haar schilderkunst zou concentreren en Georges met het schrijven van pulpromans de kost zal verdienen. Het afscheid van Luik is geen afscheid met tranen. Het is eerder een ontsnapping aan de verstikkende omhelzing van de familie, aan het idee dat hij altijd in het oog gehouden wordt. “Er waren zoveel vragen die in Parijs door niemand gesteld werden omdat niemand geïnteresseerd was in het antwoord!”

Simenon neemt, enkele maanden voor ook Tigy naar Parijs zal komen, zijn intrek in hotel Bertha aan de Boulevard des Batignolles. De ontrouw aan zijn vrouw, die grootse vormen zal aannemen, begint hier. In de hotelgang neemt hij een kamermeisje terwijl ze geknield schoenen zit te poetsen; niet uit ongecontroleerde hartstocht, maar omdat hij gehoord heeft dat ze het nichtje is van een beroemd schrijver die hem zeker verder zal kunnen helpen in zijn carrière.

Bij het Franse tijdschrift Le Matin mag hij een column gaan schrijven. Maar, zo heeft redactrice Colette gezegd, doelend op zijn weelderige schrijfstijl, “Pas de literature!” Hij is terug naar huis gegaan en heeft al zijn woorden op een goudschaaltje gewogen. Uiteindelijk houdt hij er een paar honderd over die zelfs de wasvrouw moet kunnen begrijpen. Hij heeft zijn woordenschat uitgemergeld tot op het bot…het is die minieme vocabulaire waarmee zich hij jaren later met zijn succesvolle Maigret-romans tot multimiljonair zal schrijven.

Georges Simenon ontwikkelt zich in de Parijse jaren tot een gewiekst broodschrijver die er trots op is dat hij 80 bladzijden per dag kon schrijven. Hij begint zoveel te verdienen met deze snelschrijverij dat hij er al gauw een auto met  chauffeur op na kan houden. Het zijn de jaren, waarin Simenon en Tigy met volle teugen van het leven genieten. Van hun luxe appartement aan de Place des Vosges wandelen ze door Montparnasse, lopen door het Ile de Cité, over de Boulevard Saint Michel, door de Jardin de Luxembourg. Tussen 1924 en 1928 schrijft hij 44 romans populaires, voor diverse uitgeverijen waarvoor hij op contract werkt.

Als het kunstenaarsechtpaar op vakantie gaat in het Normandische Entretat, ontmoeten ze daar de achttienjarige dochter van een kabeljauwvisser, die Henriëtte heet en best een baantje wil als dienstmeisje van Georges en Tigy. Ze gaat mee naar Parijs, waar Georges ook haar een andere naam geeft; hij noemt haar Boule. Ze gaat een deel uitmaken van een gezin dat, naarmate het succes toeneemt, steeds meer een glansrol gaat spelen in de kunstenaarskringen van Parijs; compleet met reeksen woeste decadente feesten. Georges Sim, het stralend middelpunt, wordt verliefd op dat andere stralende middelpunt van Parijs: Josephine Baker. Tegenover Tigy beweert hij dat hij verhalen over de danseres schrijft, maar in werkelijkheid is hij haar vurige aanbidder die maar al te graag laat overweldigen door de stormachtige en wellustige passie, die hij bij de statige Tigy niet kan vinden. Simenon leeft op de rand van de vulkaan, als hij steeds vaker ’s nachts de louche buurten van Parijs afschuimt, door de gevaarlijke zijstraatjes van de Place de La Bastille , bij het Canal St.Martin waar de vrachtboten voor anker liggen en de prosituées en andere onsmakelijke avonturen op hem wachten. Hij heeft ze nodig, die eenzame expedities, om hem ideëen te leveren voor zijn romans…hij heeft ze nodig, de vrouwen als Madame Crevette die in louche theaters danst en geen onderbroekje draagt omdat ze in de tijd dat ze dat uittrekt een man zou kunnen mislopen. Uiteindelijk heeft hij al het leven uit die nachtelijke types gezogen en ze in tientallen pulpromans weer uitgespuugd; uiteindelijk wordt het ook Simenon allemaal teveel, en besluit hij samen met Tigy en Boule een boot te kopen. Zonder afscheid te nemen van hun tientallen vrienden varen ze op het jacht de Ostrogoth Parijs uit, naar La Rochelle, de Vendee, naar Marseille, Bordeaux…en uiteindelijk naar een scheepswerf in Delfzijl, waar Simenon zijn eerste verhaal zal schrijven over Jules Amedée Francois Maigret.

“Op een ochtend aan boord van mijn boot de Ostrogoth, die voor anker lag in de haven van Delfzijl, probeerde ik een detectiveroman te schrijven. Een klein stapje omhoog op de ladder van de literatuur, hoewel ik eigenlijk een hekel heb aan dat woord. Eigenlijk is niets eenvoudiger dan het schrijven van een detective. Om te beginnen is er minstens één lijk. Dan is er een commissaris die het onderzoek leidt, en het recht heeft te informeren naar de levenswandel van zijn personages. En tot slot zijn er de verdachten, met uiteenlopende gradaties van camouflage. Toen ik in Delfzijl mijn eerste Maigret schreef was ik me er totaal niet van bewust dat er nog zovelen zouden volgen. Het was in een café dat Strandpaviljoen heette en waar de patron elke ochtend zijn houten tafels poetste met lijnolie. Ik heb nooit van mijn leven meer zulke glanzende tafels gezien. Op de grote tafel in het midden lagen –zo typisch Nederlands- de kranten, zorgvuldig om koperen roeden gevouwen, op de vaste klanten te wachten. Had ik één, twee of zelfs drie glaasjes jenever gedronken? In elk geval doemde na een uur, toen ik me wat slaperig ging voelen, de machtige en indrukwekkende gestalte op van een heer, die voor mijn gevoel een acceptabele detective-commissaris zou zijn. Ik hoefde hem alleen nog maar een paar attributen te geven, zoals een zware overjas en een pijp! De volgende dag, tegen het middaguur, was het eerste hoofdstuk van Maigret en de Onbekende Wreker geschreven!”

 

19 Maigrets schrijft Georges Simenon in 3 jaar, allemaal verhalen die zich afspelen in het landelijke en kleurrijke Frankrijk zoals Simenon dat op zijn reizen met de boot had leren kennen. Het is het Frankrijk gezien door de ogen van een buitenlander, want Simenon blijft een Belg die het Franse platteland, met zijn cafeetjes en marktpleintjes romantiseert. Misschien is het ook wel daarom dat een typisch Franse commissaris een goed glas bier altijd blijft verkiezen boven de wijn.

Hoewel Simenon inmiddels het wereldrecord schrijven op zijn naam heeft gebracht, is het meer een dwangneurose dan een hobby voor hem. Hij houdt eigenlijk helemaal niet van schrijven, en probeert iedere dag zijn twee uur zo snel mogelijk vol te maken om weer langs de kraampjes van een markt te kunnen lopen of aan een haven te gaan zitten. En hoewel de Maigrets hem succes en rijkdom hebben gebracht beschouwt hij de boekjes vooral als een opstapje naar het echte literaire werk. Hij krijgt ook langzamerhand genoeg van de grappen van vrienden, die zeggen dat hij zijn geld verdient door elke week een moord te plegen en die dan vervolgens weer op te lossen. Daarom noemt hij in 1933 zijn 19e detective simpelweg Maigret, om er op die manier afscheid van te kunnen nemen. En eindelijk de betere romans te kunnen gaan schrijven.

Het zal hem niet lukken afscheid te nemen van de commissaris. Hij gaat de zachte maar zelfverzekerde man die zo op zijn vader lijkt missen. Hij gaat zijn alter ego missen, die zich niet vergrijpt aan dienstbodes zoals hij, die zich niet lam drinkt aan de cognac zoals hij, die precies weet waar het goede schuilt en waar het kwade, en langzaam maar zeker naar de oplossing van een raadsel redeneert. In 1942 zet Maigret zich aan zijn twintigste Maigret uit een reeks van 76.

De miljoenen die Simenon verdient met zijn commissaris, maken het hem en Tigy mogelijk om wereldreizen te maken naar Afrika en Amerika, en in paleizen van hotels te logeren. Maar hun verhouding begint steeds meer te verbleken, vooral omdat Simenon steeds openlijker toegeeft aan zijn behoefte aan andere vrouwen, in een tempo dat wedijvert met zijn obsessieve schrijfdrift. Vier op een dag zijn het er soms, en dan nog lijkt hij bijna fysieke pijn te lijden bij de gedachte aan alle vrouwen die hij in zijn leven níet zal kunnen bezitten. Zijn excuus is dat hij zijn escapades nodig heeft om de vrouwelijke personages in zijn boeken tot leven te kunnen wekken. Hoewel Tigy zelf niets om sex geeft is ze wel jaloers. Als ze er, vlak voor het gezin zal emigreren naar Amerika, achter komt dat haar man al 15 jaar lang iedere ochtend wakker wordt gemaakt door huishoudster Boule, die dan als een soort buitenechtelijke huwelijksroutine al 15 jaar lang de liefde met hem bedrijft, stelt ze hem voor de keus. Als Boule mee-emigreert, zal Tigy met de inmiddels geboren zoon Marc in Frankrijk achterblijven. Tigy wint, maar niet voor lang.

Al een paar weken na hun aankomst in New York begint hij een verhouding met de Frans-Canadese Denise Ouimet, die hij aanneemt als zijn privé-secretaresse. Een stormachtige ontmoeting, terug te vinden in het boek Drie Kamers Op Manhattan. Tigy, moedeloos geworden, stemt erin toe dat Denise bij hen intrekt. Sterker nog: in een verfijnde poging om het leven van haar man dan maar nòg iets ingewikkelder te maken laat ze ook huishoudster Boule uit Frankrijk overkomen: in zekere zin had Boule tenslotte haar rol als Simenon’s echtgenote keurig aangevuld. Zij deed alles waar Tigy geen zin in had: koken, vrijen met een onverzadigbare man, Marc opvoeden… En het wordt tijd wat struikeldraden te spannen voor haar lieve echtgenoot. Die lijkt inderdaad al snel het slachtoffer te worden in een tragikomedie als hij als een schim van slaapkamer naar slaapkamer schiet om zijn wel erg divers geworden echtelijke plichten te vervullen. De spannende roman, die het leven-zelf van Simenon nu is geworden, krijgt een plotselinge ontknoping als Denise zwanger blijkt te zijn. Boule ontsteekt in woede omdat haar die eer nooit te beurt mocht vallen, en als Denise eist dat Simenon van Tigy gaat scheiden, is het niet alleen Tigy die deze menage a quatre verlaat, ook Boule gaat mee terug naar Frankrijk. Simenon blijft achter met Denise, en moet constateren dat hij voor het eerst niet heeft kunnen bepalen hoe dit verhaal afloopt.

In de jaren dat Simenon met Denise is getrouwd verhuizen ze van Amerika naar Zwitserland en verandert hun hartstochtelijke liefde in hartstochtelijke haat. 16 van de 23 romans die hij in deze periode schrijft gaan over vergiftiging binnen het huwelijk en andere crimes passionels. Het is duidelijk dat het huwelijk van de Simenons zo gewelddadig is geworden dat een van beiden het huis moet verlaten om erger te voorkomen. Uiteindelijk laat Denise zich opnemen in een kliniek. Simenon blijft alleen achter in zijn villa in de heuvels boven Lausanne, en wordt in de laatste jaren van zijn leven steeds meer een mensenschuwe kluizenaar. Toen hij zijn moeder opzocht op haar sterfbed was het enige wat ze zei: “Wat kom je doen?” Tigy en Boule heeft hij weggestuurd, Denise het gesticht in getreiterd, en zijn toegewijde dochter Marie-Jo, de enige die al zijn boeken heeft gelezen, pleegt zelfmoord na een lang telefoongesprek met hem. Precies zoals haar vader het had beschreven in De Verdwijning van Odile, waarin hij een jong meisje na een zenuwinstorting ook zelfmoord liet plegen. De vrouwen die hij wilde begrijpen heeft hij misbruikt en tegen elkaar opgezet. Wat moet hij nog met beroemde vrienden als Andre Gide, Charles Chaplin en Henry Miller?

Simenon schrijft: “Ik kan hier in Lausanne mijn laatste dagen slijten omdat de Zwitsers te beleefd zijn om zonder invitatie bij je aan te bellen.”  Zijn laatste boek heet Memoires Intimes, en daarna? Daarna heeft hij weinig meer te doen dan in een kleiner huis in Lausanne de hele dag in dezelfde kamer zitten, aan een doodlopende straat, omringd door drie torenflats, met uitzicht op de parkeerplaats van een supermarkt en een pakhuis vol oosterse tapijten. Tenslotte valt hij op 4 september 1989 dood uit zijn bed., om kwart voor 4 ’s ochtends. Twee dagen later zal een oudere vrouw de tuin van het huis binnenlopen, tot onder de hoge ceder die boven het huis uitsteekt. In haar handen draagt ze een kleine aarden pot met as.

De stevige man met de lange overjas, die net langsloopt, houdt zijn pas even in, spitst zijn oren, en mompelt: “Daar staat iemand as uit te strooien onder de cederboom. Maar ach, mijn dienst zit erop. On se mis a boire…’

Dan neemt hij een trekje van zijn pijp en hervat zijn wandeling. De anders zo opmerkzame commissaris ziet zelfs de krantenkoppen bij de kiosk niet, die het uitschreeuwen: “De vader van Maigret is dood.”

 

 

Share This

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *